Antoinette Witjes: Het waren mooie jaren …

0

Sieth Delhaas

Uit: MMZ-magazine, een uitgave van de Medische Missiezusters Unit Nederland/België (juni 2021)
deel 1deel 2 , deel 3, deel 4
Antoinette Witjes – foto Moniek Wegdam

Al heel jong wist Antoinette dat ze zuster wilde worden.

‘Dat kwam van binnenuit. In 1946 was ik in het ziekenhuis in Arnhem bij de zusters Dominicanessen en die liepen in habijt en toen dacht ik: ik wil ook ziekenhuiszuster worden.’

Haar wens moest afgezet worden tegen een niet te omzeilen gegeven: Antoinette was met een heupafwijking geboren en daarvoor zou, vertelden medici, dat werk voor haar te zwaar zijn. Toch zette ze haar eigen route uit: ziekenhuiszuster worden:

‘Ik heb er heel bewust naartoe gewerkt.’

De waarde van geld

Afkomstig uit een tuindersgezin in Huissen, nummer drie van zeven, leerde ze vroeg de waarde van geld kennen.

‘In de tuinderij hielp ik mee als de groenten klaar moesten voor de veiling. Vroeg in de ochtend, vóór school. In de winteravonden zaten we met ons allen rond de keukentafel spruiten schoon te maken. Schoon brachten ze meer op. Van radijs en wortelen maakten we bosjes. In de crisisjaren alles zuinig, maar genoeg. Mijn jeugd was goed.
Na de Mulo ― en dat heb ik zelf gepland ― ben ik drie jaar naar een accountantskantoor gegaan. Met mijn salaris heb ik een avondcursus gedaan voor doktersassistente. Daarna ging ik drie jaar intern bij een huisarts, allemaal heel bewust want ik wilde ergens naartoe. Daarnaast moest ik geld verdienen voor thuis.
Toen heb ik gesproken met een dominicaan uit Huissen. Ik zei: “ik weet wat ik níet wil, maar niet wat ik wél wil.” Ik kende twee soorten zusters en daar wilde ik nìet naartoe.
“Ik denk dat ik iets voor je heb”, zei hij en gaf me een boekje van zr. Eleonoor, die in 1939 de MMZ in Imstenrade begon. “Lees dit maar eens en vraag of je een weekend mag komen.”
Ze schreef. Kreeg geen antwoord. Na een paar maanden, op aandringen van de dominicaan, nog eens. Ze waren haar adres kwijt. ‘Ik voelde me er onmiddellijk thuis. Ik was helemaal gelukkig.’

Haar overste wist dat ze op een accountantskantoor had gewerkt, dus als novice en postulant werd ze altijd naar de administratie gestuurd en binnen korte tijd was ze hoofd van de administratie. Na een kapittelbijeenkomst in 1970 werd haar gevraagd of ze naar de missie wilde.

‘Ja graag, en als ik mag kiezen het liefst naar Afrika.’

Wie kon haar gebruiken? De overste van Afrika had een administrateur nodig voor het Holy Family Hospital in Nangina, Kenia. Bij de MMZ ga je goed voorbereid de missie in, dus ze werd negen maanden naar Engeland gestuurd om grondig ‘International en Business English’ te leren.

Ze gaf er de brui aan

Nangina was een missiepost met Engelse, Filippino, Indiase en enkele Nederlandse mmz-ers met de bedoeling hun werk zo spoedig mogelijk over te dragen aan inlandse mensen.
Zo begon Antoinettes missieleven. Je kon haar vinden in een heel klein stenen kantoortje met een halve deur.

‘Ik moest rekeningen schrijven voor de mensen die genezen waren. Dat is mijn grote probleem geworden. Ik kende hun taal niet. Ik had drie maanden Swahili gedaan. Je pikt wat woorden op. Je kunt de mensen groeten in hun taal, maar verder niet.
Als de mensen werden ontslagen ― er was ook een kraamafdeling ―, kwamen ze naar mijn kantoor en ik stond er met de rekening. Ze begonnen met een verhaal dat ik niet kon verstaan. Ik riep één van onze inlandse verpleegsters. Die stond dan naar een heel lang verhaal te luisteren en zei tenslotte tegen mij: die vrouw kan niet betalen. Niet één, nee, de meesten niet. Ze liepen gewoon weg. Ze dachten dat die zusters ― wij dus ―, wel voor niks konden werken. Sommigen konden wel betalen. Sommigen zeiden: mijn zoon komt en zal betalen. Soms gebeurde dat, maar meestal niet. Ik ben een keer naar de chief gegaan, maar het bleef problematisch.
Wij hadden zelf ook geen geld, maar we moesten wel de dokter en sommig ander personeel betalen. Ook onze eigen zusters dachten er vaak zo over: ze kunnen niet betalen … Het was daar nog in ontwikkeling. Er ging meer mis. Ze wilden uitbreiden. Dan lieten ze zonder toestemming van het ziekenhuisbestuur een gebouw opzetten. Als het dan niet doorging, was ik degene op wie ze kwaad waren, omdat ik geen geld gaf.’

Na tweeënhalf jaar gaf Antoinette er de brui aan. Een inlandse jongeman, die net de middelbare school had afgerond, had ze geleerd hoe te boekhouden en te administreren. Hij kon haar werk voortzetten.

‘Over centen praten we verder maar niet, ook niet over hoe ze daar mee omgaan’,

sluit ze deze fase af.

Bedelen om controle

Deze pijnlijke ervaring leerde haar, dat ze voor al haar handelen rugdekking moest zoeken, anders zouden haar boekhouding en de gegevens van anderen, nooit kloppen.
Na een korte invalperiode in Ghana werd ze accountant van de bisschoppenconferentie in Nairobi en daarna, voor de Benedictijnen en de Jezuïeten. Het nieuwe werk begon rustig, maar nam in een ommezien in omvang toe.
Had ze zo’n succes omdat ze haar medewerkers, inlandse jongeren en mannen, goede gewoonten bij wilde brengen?

‘Ik wilde ze leren om eerlijk te zijn. Ik had een rijtje opgeschreven waarin ze zich moesten oefenen: plannen maken, sparen, eerlijke salarissen betalen overeenkomstig de gouvernement regels en sociale rechtvaardigheid.
Ik heb dat rijtje overal waar ik in Kenia werkte gebruikt. Ik wilde hen dat meegeven. De Kenianen denken: als zij, de zusters of de westerling zoveel geld hebben, dan kan ik er wel wat van nemen. Dat was altijd hetzelfde.’

Als ik haar vraag of ze de moed niet verloor door al die oneerlijkheid met geld, antwoordt ze zonder enige gelatenheid:

‘Het enige wat ik kon doen was: hen het goede voorbeeld geven.’

Dat een goed voorbeeld geven niet eenvoudig was, bleek toen ze op het secretariaat van de bisschoppenconferentie werkte.

‘Daar waren veel afdelingen zoals het lekenapostolaat, godsdienst, religieuze ontwikkeling, communicatie, enzovoort. Toen ik daar begon, heb ik direct aan de bisschoppen om een accountant gevraagd om de boeken te controleren. Er was daar een goede protestantse organisatie met een accountant. “Nee zuster”, zei de bisschop, “wij vertrouwen u, dus een accountant hoeft niet.”

‘Ik heb twee jaar moeten praten tot ze eindelijk toestemming gaven. Ik moest veel contant geld uitbetalen. Vooral die jongemannen van de communicatie, die overal naartoe moesten reizen, kregen contant geld mee. Ik had dus controle nodig. Na drie jaar kreeg ik toestemming voor die accountant. Ik had alle betalingsbewijzen bewaard. Toen die controle de eerste keer was gedaan, riepen ze mij bij zich en lieten me zien wat er aan het licht was gekomen. Toen was Kenia in last.’

De vrijheid

Antoinette Witjes – foto Moniek Wegdam

In de periode dat ze alleen de financiën van District en Sector Afrika deed, reisde ze tussen al die geldzaken door Afrika rond om zusters van het vliegveld in Nairobi te halen. Soms moest ze naar Fort Portal, Noord Uganda. Drie dagen reizen met de auto en zelf achter het stuur. Toen Nairobi aan de beurt was om het MMZ-kapittel te organiseren, was het Antoinettes taak om al die zusters, die uit alle windstreken kwamen aangevlogen onder te brengen in vergadercentra; geld wisselen, papieren in orde brengen en dan, na soms weken lang vergaderen, al die zusters weer op het vliegtuig te zetten.

Intussen woonde ze met drie medezusters in twee woningen in een gloednieuwe woonwijk aan de rand van Nairobi. In de buurt van een sloppenwijk. Ze werden gewone buurvrouwen in rijtjeshuizen. Soms nodigden ze kinderen uit de wijk op een zaterdagmiddag uit een snoepje bij hen te komen halen. Soms organiseerden ze een maaltijd buiten op een vrije zaterdag. Tevoren gingen de medebewoners de deuren langs: wie komen er? Zelf een stoel meebrengen en wie geeft er wat voor de maaltijd?

‘Dan leefde je echt onder de mensen. Toen ik wegging in 2004, mijn buren hadden een mooie afscheidsavond georganiseerd, ik was toen 73, had ik het gevoel, dat ik mijn familie achterliet.’

Haar mooiste herinnering houdt ze over aan haar jaarlijkse rondgang, die ze maakte als financieel directrice van Kenia en Afrika, langs alle MMZ-ziekenhuizen in Afrika: Kenia, Oeganda, Malawi, Ethiopië, Ghana.

‘Dan zorgde ik dat ik er aan het begin van de goede week was. Pasen is voor iedereen het mysterie van de Goede Week. Met Goede Vrijdag werd het lijdensverhaal uitgespeeld in overvolle kerken met enthousiast gezang van de mensen. Ik zorgde ervoor, dat ik dit feest één keer in elk van al die landen in de Goede Week heb kunnen mee maken, want in ieder Afrikaans land, wordt het anders gevierd.
Het was heerlijk … !’

Avatar foto

deed freelance journalistiekwerk en zeven jaar hoofdredacteurschap bij een regionaal kerkblad, een theologie-opleiding Daarnaast ook cursussen en lezingen — tussen 1990 en 2005 vanuit haar Werkplaats ‘In de Weegschaal’ te Vught —, tegelijkertijd een studie cultuurwetenschappen bij de Open Universiteit en last but not least de driejarige cursus ‘Filosofie Oost-West’ te Utrecht.