Filosoferen met de hele klas; hoe houd je ze er bij?
Karin Glaubitz
Bron: www.kinderfilosofie.nl (5 maart 2018)
Voorwaarden om te kunnen filosoferen met kinderen; rituelen en zelfregulering verweven in de filosofieles.
Wekelijks filosofeer ik met 12 groepen op twee basisscholen in Rotterdam-zuid. De filosofielessen zijn bedoeld voor de klas als geheel. Het principe is “iedereen doet mee!” Dit betekent dat mijn groepen groot (LL > 20) en divers samengesteld zijn.
Veel kinderen hebben een taalachterstand, moeite met concentreren en soms ook gedragsproblemen. De sociaal emotionele leerdoelen staan hoog op de agenda van de school.
Voor de filosofielessen zijn die sociaal emotionele vaardigheden een voorwaarde, dus besteed ik hieraan veel aandacht. Deze voorwaarden creëren we met een palet van rituelen waarin ieder kind betrokken is.
Er wordt een groep gevormd waarin sociale veiligheid, betrokkenheid en vrijheid van denken samen kunnen gaan. Wat aanvankelijk als regels gedisciplineerd werd aangeleerd groeit steeds verder in de groep als een geheel van rituelen die de groep zelf leert benutten, onderzoeken en reguleren.
Vaste patronen
Dit proces van aanleren, gebruiken en reguleren gaat spelenderwijs volgens een vast patroon; bijvoorbeeld het lopen in de rij door de gang, binnenkomen in de filosofieles, een hand bij de deur, in een kring zitten met elkaar, het programma van de les hardop lezen en klappen met de hele groep, de regels van de bal en de bel benoemen en voordoen, zitten als een dweil, slapen onder de stoel (kleuters), elkaars namen noemen in de kring, de bal doorgeven in de kring, de tijd bewaken die we besteden aan verschillende activiteiten met een zandloper, etc.
Betrokkenheid
De kinderen voelen zich veilig door het vaste patroon en betrokken doordat ze kleine taakjes en rolletjes toebedeeld krijgen binnen de rituelen.
“Wie leest het programma voor, wie draait de zandloper om, wie doet de oefening met de bel voor, wie loopt voorop, wie raadt de tijd die we bezig zijn met … wie deelt de koek uit.”
Op deze manier wordt een brug geslagen tussen het denken en het doen. We kunnen zo reflecteren over hoe we iets doen en ook andersom: we kunnen ook weer doen wat we zoal bedenken. De filosofieles gedijt middels deze rituelen.
Laagdrempeligheid
In het (samen)spel van rituelen voelen de kinderen zich vrij in de kring en bereid deel te nemen aan het filosofische denkproces. Ze kunnen, laagdrempelig aanhaken met hun bijdrage bij een overzichtelijk, voorspelbaar en duidelijk rituelen-palet. Vanuit dit vertrouwde palet is de stap veel kleiner om over onbekende dingen, die voorbij de grenzen van het weten gaan, met elkaar na te denken.
De rituelen vormen het continuüm waarop het filosoferen steunt. Ze vormen de basis van waaruit de stap naar het filosofisch denken kan worden gemaakt en tevens de basis waarop de kinderen kunnen terugvallen in het hier en het nu, in de hun eigen vaste geritualiseerde vorm van spelenderwijs doen.
Wisselwerking tussen denken en doen
Steeds weer vraag ik de kinderen wat ze zien, hoe iets zich aan hen voordoet, hoe zij dat doen en wat zij waarnemen en denken. Door de relatie te leggen met het daadwerkelijke doen en het onderzoek daarnaar, blijft het voor de kinderen concreet en voelen ze zich uitgenodigd mee te doen en mee te denken.
Ook als ze zaken niet precies onder woorden kunnen brengen of niet zo lang stil kunnen zitten. De sociaal emotionele vaardigheden die voorwaarden zijn voor het filosoferen worden via de rituelen voortdurend geactiveerd, ingezet, onderzocht en gewaardeerd in het filosoferen.
Zelfregulering
De zelfregulering krijgt een mooie kans doordat we soms een ritueel uitvergroten en met elkaar bekijken en onderzoeken. Bijvoorbeeld: Hoe kom je binnen? Hoe gaan wij zitten? Wat is de beste stoel voor jou? Is er één stoel de beste? Waarom praten we één voor één als je de bal hebt? Hoe klinkt het als we allemaal door elkaar praten, hoe ziet het eruit als we allemaal door elkaar heen bewegen. Wat is een chaos? Welke invloed heb jij op iets wat gebeurt? Wat zijn de verschillen? Etc.