Psychotherapie en de kunst van het accordeonspelen

0

Psychotherapie en de kunst van het accordeonspelen

Rosalie de Wildt

Wijsheidsweb 23 februari 2020, geredigeerd augustus 2022

Het overgrote deel van onze dagelijkse bezigheden bestaat, zonder ons daarvan bewust te zijn, uit het min of meer overzichtelijk indelen van de dingen om ons heen. Dat doen we met de bedoeling ze vervolgens zo behendig mogelijk nuttig te gebruiken of, in het tegenovergestelde geval, ze juist weg te filteren. Dat is natuurlijk een uiterst waardevolle bezigheid want zonder dat ontwarrende ‘hersenwerk’ zouden we simpelweg niet overleven.

Het ligt dan ook voor de hand dat, wanneer er iets mis is met ons geestelijk welzijn en we voor hulp naar een psychiater gaan, het meestal dit op de praktijk gerichte denken is waar hij of zij in eerste instantie aan gaat sleutelen. De taak van de hulpverlener is immers om het leven weer behapbaar te maken.

Maar wat nu als er iemand bij die psychiater aanklopt die nog wél redelijk in staat is om aan het alledaagse bestaan vorm te geven maar die desalniettemin het leven te leeg vindt om zo nog jaren door te gaan of die door allerlei belemmerende angsten geplaagd wordt. We hoeven immers maar even te stoppen met af te gaan op ons praktische verstand om terug te vallen in een chaotische stroom van telkens in heftigheid wisselende indrukken en ervaringen.

Het topje van een ijsberg[1]

Ons denkvermogen lijkt dan ineens niet meer dan het puntje van de ijsberg dat bovenop de immense berg minder bereikbaar bewustzijn balanceert. Een rommelig bewustzijn, samengesteld uit een wirwar van aan elkaar verschillende ― en veelal tegenstrijdige ― gevoelens en gedachten die in elkaar overvloeien en die uitdijen of weer in intensiteit afnemen. Door de continue verandering van dit oncontroleerbare bewustzijn valt er in het hart van de ijsberg weinig te meten of in te delen. Maar het puntje van de ijsberg merkt het wel degelijk als er weer wat broeit daar beneden.

Onze stemming wordt door de constante stroom van wisselende gemoedstoestanden in ons onbereikbare bewustzijn onafgebroken beïnvloed. Het ervaren van die kwaliteit van het dagelijks bestaan, van het ‘hoe voel ik me op dit moment’ is meestal de beste indicator dat er iets mis is.

Maar de kwantiteit, het wegen van de zwaarte en de oorzaak van dat wat het leven verstoort, die valt helaas als we eerlijk zijn niet zo duidelijk te meten en te categoriseren met behulp van dat spreekwoordelijke puntje van die ijsberg, ons op de dagelijkse praktijk gerichte denkvermogen.

Als we nu eens nader bestuderen naar wat de wetenschap in huis heeft om andermans functioneren een beetje bij te schaven duikt er niet zelden een probleem op. De op de omgeving gerichte, nuttige en praktische manier van denken blijkt dan vaak, simpelweg, niet voldoende. Onrust en verlangen blijven, bij een flink aantal mensen, ondanks de ogenschijnlijk geslaagde aanpassing van ons brein aan het alledaagse bestaan, soms hardnekkig knagen. Daar diep van binnen rommelt er van alles lastig en verstorend door elkaar.

Ons hele bestaan lijkt zich heen en weer te bewegen tussen die twee manieren van denken. De op de praktijk gerichte filterende, nuttige en daardoor wat statische werking van onze hersenen en het meer dynamische bewustzijn, antenne van de onmiddellijke ervaring die zo moeilijk te meten is. Steeds weer botsen we door de gebrekkigheid van onze vermogens tegen onzichtbare grenzen aan.
“Dat gaat mijn verstand te boven”, zeggen we immers vaak als het leven een beetje te dichtbij komt en dus ongrijpbaar wordt.

Bij het overschrijden van de grenzen, tussen wat we kunnen behappen en wat niet, verschijnen er vaak problemen in het managen van ons dagelijks bestaan. We zijn nu eenmaal niet zo geschikt voor grenzeloosheid. Menig psychiater houdt zich dan ook bij voorkeur bezig met het steen voor steen weer dichtmetselen van de geslagen gaten in de begrenzende muren.

Een extra moeilijkheid bij de pogingen van de psychotherapeuten om hun cliënten weer op de been te krijgen, lijkt dat de intensiteit van alles wat er gedacht of gevoeld wordt sterk verschilt van mens tot mens. Of we nu voornamelijk gericht zijn op het bewerken van de buitenwereld of dat we daarentegen ijverig bezig zijn met het exploreren van ons verwarrende innerlijk, het lijkt bijna onmogelijk de vinger te leggen op ‘het’ bewustzijn. DSM handboek of niet, goede hulpverleners kennen hun grenzen wat betreft het diagnosticeren en categoriseren van de klachten van hun cliënten maar al te goed. Het ruimere bewustzijn, ons ‘diepere of hogere ik’ kan in de dagelijkse praktijk niet makkelijk ingedeeld worden met behulp van meetbare gegevens omdat het zich juist lijkt te kenmerken door onafgebroken verandering.

De tafel en de vaas

De tafel en de vaas met bloemen[2]

Nee, dan is het omschrijven van de functie van iets tastbaars zoals een tafel of een vaas een stuk gemakkelijker.
De tafel dient om er dingen op te zetten, de vaas kan gevuld worden met water en bloemen. Zo zijn ook de werking van de organen van ons lichaam, die met behulp van een scherp scalpeermesje niet minder tastbaar zijn, prima in te delen naar hun functie: de maag bijvoorbeeld heeft tot doel het verteren van voedsel en de lever reinigt het bloed.

Wat kunnen we dus wèl zeggen over de werking van ons brein?

In ieder geval, zoals we al zagen, dat het de nuttige functie vervult van categoriseren, ontwarren en afschermen om ons in de chaos van het bestaan enigszins staande te houden.

Maar we ervaren ook een bewustzijn dat met een onvoorspelbare heftigheid onze tenen kan doen krommen en onze buiken doen samentrekken of dat ons kan laten uitbarsten in een bevrijdende lach.

De caleidoscoop

Het bewuste leven toont zich op twee manieren, zegt de Franse filosoof Henri Bergson; of we hebben een onvertroebelde en onmiddellijke blik op de werkelijkheid, of, helemaal aan de andere kant van het spectrum, we nemen de dingen des levens gefilterd waar, alsof we door een immense caleidoscoop kijken.

Het bewuste leven toont zich op twee manieren, zegt Bergson: ‘hebben ofwel een onvertroebelde en onmiddellijke blik op de werkelijkheid of helemaal aan de andere kant van het spectrum nemen we de dingen des levens gefilterd waar, alsof we door een immense caleidoscoop kijken.’ (Bergson, Oeuvres, p. 1312)

Dat laatste is meestal het geval in het leven van alledag. In onze ‘struggle for life’ zijn we er nu eenmaal aan gewend geraakt onze omgeving in stukken en brokken waar te nemen. Volgens Bergson zien we de dingen meestal ‘à travers l’espace’, door het filter van de ruimte.

Hij beschreef, althans in de eerste drie van zijn vier grote werken, de ruimte als het verbrokkelende en wazige glas-in-lood raam waardoor we menen de werkelijkheid waar te nemen. Ruimte kenmerkt zich door deelbaarheid en meetbaarheid en daarom kan het niet anders dan dat we, kijkend in en door die ruimte, op het eerste gezicht de dingen des levens in stukjes en beetjes waarnemen.
In het verlengde daarvan, bedacht Bergson, zijn we ook de tijd gaan indelen. Er kwamen klokken en horloges met hun indeling in uren en minuten.

Maar als we met een onvertroebelde blik kijken, valt er weinig te meten omdat de tijd steeds maar doorstroomt en van vorm en inhoud verandert. Die dynamische tijd noemt Bergson de echte tijd of wel ‘durée’. Daar is het leven continu in beweging. Het verleden zwelt aan, beïnvloedt het heden en stroomt samen met het heden weer door in de toekomst. Op die manier zetten de dingen zich in elkaar voort, terwijl ze tegelijkertijd telkens anders zijn, juist omdat het verleden zijn stempel drukt op alles wat volgt en wat dan ook dus nooit meer hetzelfde kan zijn.
Bergson vergelijkt het leven met een muziekstuk waar hij spreekt over ‘de ondeelbare en niet af te breken stroom van een melodie waarin het verleden het heden binnengaat en ermee samenvloeit’… (Bergson, Oeuvres, p. 1312)

Beweging

Toen ik kennis maakte met Bergson en zijn ideeën over durée, sprak zijn tijdsopvatting mij zo aan dat het even duurde voordat ik me realiseerde dat wanneer men de tijd ziet in het licht van durée, deze gedachtegang wellicht ook toegepast kan worden op de ruimte.

Ik was een beetje teleurgesteld dat ik die gedachtesprong bij Bergson niet terug kon vinden. Tot ik onlangs, zonder duidelijke aanleiding, besloot zijn laatste voor mij opzienbarende, maar veel minder bekende werk, weer eens te voorschijn te halen: ‘Les deux sources de la morale et de la religion’. Hij schreef dat werk met spannende gedachten over moraal en religie pas 25 jaar na het verschijnen van zijn voorlaatste en meest bekende werk: ‘l’Évolution créatrice’.

Maar over dat recente avontuur later meer … om de sprong in het ongewisse straks wat gerichter te kunnen maken, zal ik nader uitwerken wat ik hierboven begon.

De praktische kant van ons denkvermogen zou zich dus voornamelijk bezighouden met het indelen en behapbaar maken van de dingen des levens. En dat is natuurlijk een zeer nuttige functie van het bewustzijn, één waar we niet buiten kunnen, willen we niet in de war raken. Maar als we het kleine stukje denkvermogen, dat we vaak intelligentie noemen, even niet nodig hebben om te handelen kan het gebeuren dat het bewustzijn de caleidoscoop wat vermoeid laat zakken om dan ons dan onverwachts met een ongefilterde blik met het vloeibare en veranderlijke te confronteren. Het rijk van de durée, het gebied dat Bergson de zuivere werkelijkheid noemt. Daar stroomt het leven steeds maar door. Daar voedt de ene gebeurtenis of ervaring de andere weer. Een continu proces aangedreven door het ‘élan vital’, een levenskracht die, volgens Bergson, voortkomt uit het leven zelf en die alles en iedereen kan aanzetten tot het scheppen van wat er nog niet was. Zijn meest bekende werk heet dan ook L’Évolution Créatrice.

Je zou naar mijn idee kunnen zeggen dat ons menselijk bewustzijn balanceert tussen de continue veranderlijkheid, die hoort bij de stromende werkelijkheid en de verstarring, die nu eenmaal altijd het gevolg is van het noodzakelijke indelen en meten. Tussen het dynamische en het statische. Sterker nog: misschien is het bewustzijn wel niets anders dan die heen en weer gaande beweging.

Boswandeling

Boswandeling met kinderen[3]

Ik begon mijn verhaal met te zeggen dat, omdat het denken sterk neigt naar structuur en geslotenheid, het lijkt alsof die zogenaamde rationele kant van onze intelligentie de overhand heeft. Alsof de intelligentie vooral in dat indelende talent van ons bewustzijn te vinden is. Maar die praktische kant van ons denken zou wel eens, zoals eerder gezegd, het fameuze topje van de ijsberg kunnen zijn.

Een nuttig en onmisbaar hulpmiddel, dat echter flink overschat lijkt te worden als je ziet hoeveel meer we eraan toevertrouwen en van verwachten dan het blijkt aan te kunnen!

Een spannende vraag is of er winst te behalen is en we misschien juist preciezer gaan denken als we de minder indelende en opener kant van onze intelligente vermogens, het deel van ons bewustzijn dat bijvoorbeeld filosofen en theologen voor het gemak wel ziel of geest noemen, niet zo zouden laten verhongeren? Als we aandacht zouden hebben voor wat ons onrustig verlangen nodig heeft?

Soms, bij het maken van een boswandeling of tijdens het gadeslaan van een spelend kind overkomt het me wel eens. Dan hoor ik er ineens zomaar bij. Bij alles wat er maar is en ga ik gewoon een beetje ‘op’ in de beweging van het leven, terwijl ik me tegelijkertijd zoveel scherper dan anders bewust ben van het moois in mijn omgeving.

Maar op de een of andere manier lukt het dan vaak niet de prettige rust vast te houden. Het zielenvoedsel beklijft niet en het hongerig verlangen naar ‘afleiding’ slaat telkens weer sneller toe dan me lief is.

Wetenschap

Het onderzoek vroeg
Dat ik stukjes knipte
Uit leven dat ik kennen wilde
Maar alles wat geknipt werd
was dood
die ik al eerder kende

Dick Hillenius[4]

Die knagende en onvervulbare onrust kan ons flink in de war brengen. Zowel het tekort áán ― als angst vóór beweging en verandering vult, naar mijn idee, voor een flink deel de wachtkamers van psychologen en psychiaters. Somberheid en verstarring kunnen het gevolg zijn van een weinig avontuurlijk bestaan vol knellende verplichtingen.

Aan de andere kant bestaat een deel van de clientèle ook weer uit mensen die het moeilijk hebben juist omdat ze zich onvoldoende beschermd weten door de begrenzing van een veilig bestaan. Te veel ruimte met de daarbij behorende onveiligheid is te associëren met pijnlijke paniekaanvallen en zelfs met psychoses.

Wachtkamer[5]

Wij voelen ons met een overmaat ― maar evengoed met een gebrek aan grenzen gewoon niet prettig. Te veel verstarring geeft rusteloze honger naar meer stromend leven, maar met te weinig inperking wordt het bestaan vaak weer een erg verwarrende en eenzame bezigheid.

Vooral als de anderen om ons heen net zo ijverig aan het indelen en vastleggen zijn.

De twee richtingen waar ons bewustzijn zich tussen heen en weer beweegt, die van praktisch werktuig om het bestaan te behappen en die van onmiddellijke schouwen van het immer in beweging zijnde leven, lijken om een soort evenwicht te vragen, willen we ons goed voelen. Soms lukt het balanceren ons een tijdje niet meer. Dan zijn de muren te beklemmend en stikken we bijna in onze eigengemaakte gevangenis en een andere keer is er juist weer te veel om ons heen afgebrokkeld en vallen we om bij gebrek aan stevigheid.

De hulpverlener achter het bureau maakt dan vaak, voor de zekerheid, gebruik van het zoveelste recentelijk weer aangepaste en flink uitgebreide DSM boek, waar alle afwijkingen met hun bijbehorende pillen zo overzichtelijk in beschreven staan. Een manier van wetenschap bedrijven die, de in mijn jeugd bekende en gewaardeerde televisie-bioloog, Dick Hillenius zo treffend in de zinnetjes van bovenstaand gedichtje wist te gieten.

Open en gesloten

In Bergsons vierde en laatste grote werk ‘Les deux sources de la morale et de la religion’ dat verscheen in 1932, negen jaar voor zijn dood, spreekt hij nergens meer over de relatie tussen tijd en ruimte die ten grondslag zou liggen aan onze tijdsopvatting. Waar het centrale punt in de vroegere werken van Bergson ‘durée’ was, de stromende tijd die gelijk stond aan de werkelijkheid, duidelijk onderscheiden van ‘espace’, de meetbare ruimte met de daarbij behorende verstarring, draait alles in zijn laatste werk om de begrippen openheid en geslotenheid. Een ontwikkeling in zijn gedachtegang die veel verder lijkt te reiken dan de tijdsopvatting die hem in zijn hoogtijdagen zo populair maakte.

Waar het centrale punt in de vroegere werken van Bergson de ‘durée’ was — de stromende tijd die gelijk stond aan de werkelijkheid, duidelijk onderscheiden van de ‘espace’, de meetbare ruimte met de daarbij behorende verstarring — draait alles in zijn laatste werk om de begrippen openheid en geslotenheid.
Een ontwikkeling in zijn gedachtegang die mij goed bevalt en die veel verder lijkt te reiken dan de tijdsopvatting die hem in zijn hoogtijdagen zo populair maakte.

Openheid en geslotenheid bestrijken in dit laatste werk namelijk alle gebieden van ons bestaan. Het is het centrale punt van ‘Les deux Sources’, een uiterst eenvoudige gedachte, van de soort eenvoud die eigen is aan alle werkelijk diepe inzichten.

Er is dus nu geen sprake meer van ruimte, die verstard is en tijd die duurt. Nee, zowel in de ruimte als in de tijd als trouwens waar en wanneer dan ook, stroomt het leven van open naar gesloten, van beweging naar verstarring en ook weer terug.

Die heen en weer gaande schurende beweging is misschien wel wat we leven noemen.

Bergson laat in zijn laatste werk zien hoe open- en geslotenheid zich langs elkaar heen bewegen, op het gebied van zowel de moraal en de religie als ook in de politiek. Hij toont in ‘Les deux sources’ wat ons beweegt tot een open of gesloten moraal, een dynamische of statische religie en een democratie of dictatuur. Over de ‘sprong’ die nodig is om dwars door de normale gang van zaken met zijn vele verplichtingen uit de geslotenheid in de openheid te geraken.

Daarbij combineert hij zijn prachtige stijl, die hem de bijnaam filosoof-dichter opleverde, met een uiterst wetenschappelijke precisie, het resultaat van 25 studiejaren op de meest uiteenlopende gebieden.

Spel

Laat ik mij, op mijn zoektocht naar een beter begrip naar de warrige kronkels van ons bewustzijn en wat de psychiater daar misschien allemaal aan recht zou kunnen breien, nu eens laten leiden door Bergsons gedachtegang over de twee richtingen waartussen het leven zich onophoudelijk beweegt. Net als alles om ons heen zou ook ons bewustzijn zich heen en weer begeven tussen ‘open’ staan en ‘gesloten’ zijn. Zo kan het, net als een accordeon dat doet, bij de wrijving tussen beide stromen mooie, maar ook valse klanken voortbrengen.

Het mooie van ons bewustzijn lijkt me, om de metafoor even vast te houden, dat wijzelf zowel de accordeon zijn als de accordeonist. Deze laatste is dan te vergelijken met een soort individueel radiotoestel, dat de passende melodie uit het leven plukt en laat weerklinken. We vangen op wat we geleerd hebben op te vangen, brengen de muziek voort die daarbij hoort, maar worden ook herhaaldelijk geconfronteerd met onverklaarbare ruis, die ons verstoren maar ook verrukken kan.

Harmonie

Wat nu kunnen de psychiater en de cliënt in de praktijk van hun ontmoeting aanvangen met dit alles? Hoe kunnen ze hun instrumenten zo afstemmen dat er uiteindelijk welluidende en weldadige klanken uit hun samenzijn opklinken? Hoe leren ze samenspelen met de verschillende instrumenten die hen ter beschikking staan?

Accordeon[6]

Veel lijkt gewonnen bij beider erkenning dat heen en weer gaan tussen ‘open- en geslotenheid’ simpelweg horen bij leven. Sterker nog het leven zíjn.

Dat beide bewegingen zowel vrolijk makende als sombere zaken in hun kielzog meevoeren. Dat begrensdheid en grenzeloosheid dus zowel goed kunnen bevallen als problemen kunnen geven.

Dat het geluid van een accordeon vanuit de coulissen van het levenstoneel vaak vervormd en vals klinkt, maar dat we als meelevend luisteraar maar ook als hulpvrager soms alleen maar wat hoeven te verschuiven om datzelfde geluid te laten harmoniëren waardoor het helderder en krachtiger door beide aanwezigen waargenomen kan worden.

Dat we niet blindelings overgeleverd hoeven te zijn aan de klanken die we uitstoten, maar dat we ook nog zelf de muzikant zijn, die ons vaak wat krakkemikkige instrument bespeelt. Dat de manier waarop beiden hun accordeon openen en sluiten en waarop zowel de hulpverlener als de cliënt de vingers over de toetsen laten gaan, nooit verkeerd is. Ook al spelen weer zovele anderen het muziekstuk anders.
Dat waar twee mensen samenspelen, met de bedoeling tot grotere harmonie te komen, er een bereidheid moet zijn mee te bewegen met de muziek van de ander waarbij dan eenvoudigweg vooral niet vergeten moet worden goed te luisteren naar de eigen klanken, omdat er anders valse tonen opklinken.

Nee, de boeddhisten hebben het nog niet zo gek bedacht dat leven ademen is. Zonder de open- en dichtgaande beweging van de longen stikken we nu eenmaal. Zonder de vaardigheid van het-je-thuis gaan voelen op verschillende golflengtes wordt het bestaan wel erg benauwd. Opluchting brengt dan wellicht het besef dat zowel de verstarrende als de bevrijdende beweging van ons bewustzijn even noodzakelijk zijn omdat ze eenvoudigweg horen bij het leven. Dat leven bewegen is. Dat het toch niets anders dan het verlangen naar het leven zelf is wat beiden bracht naar die spreekkamer van de psychiater.

En als het bij die zoektocht dan, tijdens het geleidelijk en zorgvuldig op elkaar afstemmen van beider instrumenten, zomaar plotseling op een akkoordje met het leven gegooid kan worden, is er echt iets bereikt.

Noten

[1] Bron: montagefoto puntje van een ijsberg ― Created by Uwe Kils (iceberg) and User: Wiska Bodo (sky)
[2] Bron: Classic Amsterdam
[3] Bron: boswandeling
[4] Uit: Dichter bij de waarheid, red. G. Peelen
[5] Bron: wachtkamer
[6] Bron: 48-bas Weltmeister accordeon ― foto Arent

Avatar foto

studeerde af in de wijsbegeerte op Meer feest! een beschouwing over tijdsdruk aan de hand van de tijdsopvatting van de Franse filosoof Henri Bergson. Zij probeert met haar filosofisch getinte lezingen over tijd en tijdsdruk een adempauze in het vaak zo gehaaste bestaan te brengen. De levensbeschouwing van Bergson is daarbij een belangrijke inspiratiebron.