Rosalie de Wildt
WW knipoog 51
Als je kwaad bent, kun je schreeuwen om je hart te luchten of zwijgen tot je er ziek van wordt. Als je verdriet hebt, kun je huilen of je afsluiten. Als je bang bent is vluchten een voor de hand liggende oplossing, maar meestal durf je dat dan natuurlijk juist niet. Vaak redden we ons dan maar door de zwaardere kant van het bestaan heen met een leugentje om bestwil, waarbij het overigens altijd de vraag is om wiens beste wil het gaat. Heel soms durft iemand wat hij of zij ervaart onverbloemd te uiten, wat bijvoorbeeld wel voorkomt op het moment van sterven, als er niets meer is om bang voor te zijn omdat er toch niets meer te verliezen valt.
Om eerlijk te kunnen zijn moet je dus niet te bang zijn. Hoe veiliger iemand zich voelt, hoe minder bedreigd hij wordt, des te eerlijker hij zal zijn. Dronkaards en kleine kinderen zijn vaak erg eerlijk omdat ze tijdelijk niet- of, in het geval van kinderen, nog niet bang genoeg zijn om te hoeven liegen.
In het verlengde daarvan is het een leuke vraag of we, als het gaat om een beetje of helemaal geen bewustzijn, nog van eerlijkheid kunnen spreken? Bijvoorbeeld als het gaat om baby’s of om planten en dingen? Kan een pasgeborene zich anders voordoen dan hij is? Kun je een madeliefje wantrouwen? Hoe eerlijk is je rechterschoen?
Tijdens de opvoeding werd ons van jongs af aan, in weerwil van de vele mondelinge aansporingen altijd de waarheid te spreken, het grote nut van oneerlijkheid voorgeleefd en we wisten al snel hoe broodnodig die kleine leugentjes waren om het vege lijf te redden. Zo lachten onze moeders aan de keukentafel hard om de foeilelijke nieuwe jurk van de inmiddels vertrokken buurvrouw, een kledingstuk waar ze haar zonet nog uitgebreid mee gecomplimenteerd had. We hoorden onze vaders beleefd lachen om de saaie woorden van een nog saaiere chef. Taal bleek in de praktijk van het alledaagse bestaan vaak niet in overeenstemming te zijn met wat onze rolmodellen werkelijk dachten.
Het aanvankelijk nog zo vertrouwde gebied van het eigen innerlijk en het directe contact met wat zich daar afspeelt, verandert gedurende het opgroeien al snel tot een vaag en onbekend terrein, een rommelige woestenij waar de naald van het levenskompas richtingloos maar wat rond zwabbert. Het uithouden van die afgeslotenheid van de werkelijkheid op straffe van uitsluiting door de omgeving maakt bang en onzeker. Emoties die, zoals we zagen, op hun beurt weer weinig ruimte laten voor de eerlijkheid waar we paradoxaal genoeg vaak zo veel belang aan lijken te hechten.
[1] Bron: loesje poster