Fred de Haas, vertalingen/ bewerkingen
Onderstaand artikel is een bewerking van het artikel dat verscheen in Ñapa, de bijlage van de Amigoe di Curaçao (in 2010); nu ook met veel muzikale beeld- en geluidbestanden
deel 1, deel 2, deel 3
Vruchten, bomen, planten, dieren
We gaan nu over naar een ander thema in de Spaans-Antilliaanse liedteksten: de liefde voor alles wat de natuur aan voedsel aan de mens biedt.
Het Caribisch gebied is niet alleen gezegend met leuke, opwekkende muziek, maar ook met een natuur die de heerlijkste vruchten oplevert, iets dat door de bevolking in hoge mate wordt gewaardeerd.
Wie luistert naar ‘Frutas del Caney’ van het ‘Trio Matamoros’ kan erin proeven van de mamey-mango en z’n lekkere variant, de mango de bizcochuelo, de papaja en de piña (ananas). Het spreekt bijna vanzelf dat deze zoete vruchten alleen de vergelijking kunnen doorstaan met de lippen van een vrouw…
Frutas del Caney |
Vruchten uit El Caney[1] |
¿Quién quiere comprarme frutas Caney de Oriente, tierra de amores, |
Wie wil vruchten van me kopen: El Caney, land van liefde, |
Ook de meer eenvoudige producten van de aarde krijgen de volle aandacht: de aardappel (papa), de bonen (frijoles) en de pepers (ají).
Hier is het Orquesta Aragón (na één minuut) in ‘El bodeguero’:
El bodeguero |
De winkelier |
En la bodega se baila así |
Zó dans je in de winkel |
Tientallen jaren later zal de Dominicaan Juan Luis Guerra, denkend aan de arme mensen in zijn land, het koffie, bessen en honing uit de hemel willen laten regenen.
Ojalá que llueva café
Ojalá que llueva café en el campo
que caiga un aguacero de yuca y té
del cielo una jarina de queso blanco
y al sur una montaña de berro y miel.
O, O, O, Ojalá que llueva café en el campo
Peinar un alto cerro de trigo y mapuey
Bajar por la colina de arroz graneado
Y continuar el arado con tu querer’ […]
Ik wou dat het koffie begon te regenen
Ik wou dat het koffie regende op het land,
dat er een bui van yucawortel en van thee viel
en uit de hemel een motregentje van witte kaas
en in het Zuiden een berg van waterkers en honing!
Ik wou dat het koffie regende op het land!
Een hoge heuvel van tarwe en okra[2] ,
afdalen langs een heuvel van korrelrijst en,
met jouw liefde, doorgaan met ploegen.
In Santo Domingo vind je ook een plant die vruchten met kleine stekeltjes heeft, de fogaraté, een plant die kennelijk symbool staat voor de levendige, ‘aanstekelige’ manier waarop vrouwen idealiter zouden moeten dansen.
Luister naar Juan Luis Guerra:
Fogaraté
Y si la morenita baila fogaraté,
Señores, morena, eh, eh, señores,
¡Quiero, quiero! ¡Morena fogaratera!’
Fogaraté
En als de mulattin de prikkelende fogaraté danst,
mijne heren… Mulattin, oh, oh, mijne heren,
geef míj dan maar die prikkelmulattin!
In het landschap horen dieren, bomen en planten.
We luisteren naar het ‘Conjunto Chappotín’:
Canto al monte
En el monte está el sinsonte, en el monte está el yarey,
En el monte está la yaya y el palo con curujey;
Si tu quieres cortar palo y escuchar bien el sinsonte
Coge el machete y pa’l monte que el monte es nada malo.
Zang tot het land
In het bos vind je de spotvogel, in het bos vind je de palm,
In het bos vind je de buigzame yayaboom en de curujey met zijn puntige bladeren.
Als je hout wilt gaan hakken en wilt luisteren naar de spotvogel,
Pak dan je machete en ga naar het bos. Dat kan geen kwaad.
In bovenstaande fragmenten zijn we veel namen tegengekomen uit de tijd dat de Indianen nog heer en meester waren op de eilanden.
De ‘Sinsonte’ lijkt wel een Spaanse naam te hebben gekregen, maar in werkelijkheid komt de naam uit het Náhuatl (de taal van de Azteken): ‘centzuntli’.
De namen die uitgaan op –ey (yarey, curujey, mapuey) zijn ontleend aan de taal van de Taíno, het Arowaks.
Ook ‘yaya’, ‘papa’ en ‘ají’ zijn Indiaanse woorden.
Veel namen van gewone woorden, van plaatsen, planten en bomen die met ‘gua’ beginnen zijn Arowaks: Guantánamo, guatapana (vergelijk Papiaments ‘watapana’), guateque (= feestje), guayaba (guyave), Guanabacoa, guajira (lied), enz.
Soms komt een woord dat met ‘gua’ begint uit een Afrikaanse taal, bijvoorbeeld ‘guarapo’, een gegiste drank van suikerrietsap. ‘Guarapo’ is afkomstig van het Afrikaanse ‘garapa’ (vergelijk Papiaments ‘warapa’ = brouwsel).
De Venezolaan Oscar de León zingt hierover in ‘Melao de caña’:
Melao de caña |
Suikerrietdrank |
Nuestra caña tiene muchos derivados, |
Er komen veel produkten van ons suikerriet, |
De Afro-Cubaanse godsdienst Santería
Wij eindigen onze verkenning met een thema dat een bron van inspiratie is geweest voor de zang: de oude Afro-Cubaanse godsdienst. Deze oude godsdienst is een mengsel van Afrikaanse en Christelijke godsdienst en draagt de naam ‘Santería’ (heilige zaken).
Andere vormen van de oude Afrikaanse animistische godsdienst in Cuba zijn de ‘Palo’ en de ‘Abakwá’ die ieder hun eigen zangen en ritmes kennen.
Elders in het Caribisch gebied draagt deze vorm van godsdienst andere namen, zoals Vaudou (Haïti), Brua (Antillen), Winti (Suriname) of Candomblé (Brazilië).
Santería is de Cubaans-Spaanse naam voor de oude Afrikaanse godsdienst van de Yoruba. De Yorubastammen leefden en leven nog steeds in het Zuiden en Zuid-Oosten van het huidige Nigeria en in delen van Benin en Togo.
De Afrikanen die als gedwongen werkkrachten op Cuba terechtkwamen waren overwegend Yorubasprekend en zagen kans om hun godsdienst, muziek en dans op te leggen aan de andere Afrikanen. We vinden de namen van hun goden o.a. ook terug in de populaire muziek van de Antillen, Haïti en het Zuiden van de Verenigde Staten.
De Afrikaanse goden werden uit tactische overwegingen ― de Afrikanen werden immers gedwongen om katholiek te worden! ― verborgen gehouden achter katholieke heiligen.
Zo kon men onder het mom van het vereren van de katholieke heiligen ongemerkt eer bewijzen aan de achterliggende Yorubagoden. Dat was ook het geval in Haïti.
Afrikaanse godheden
De moeder van het leven en van de 14 belangrijke Yorubagoden is Yemayá. Zij is ook de godin van de zee en de waterstromen.
Een andere Afro-Cubaanse orishá (godheid) is Babalú Ayé, de god van de (huid)ziektes die wordt afgebeeld als een oude melaatse man met twee honden. Hij staat symbool voor alles wat lelijk is.
Terwijl hij in Nigeria allang niet meer wordt vereerd, is dit nog wel het geval in Cuba, Puerto Rico en Colombia.
Onder de talrijke opnames van Babalú Ayé is er ook een van Miguelito Valdés waarin hij de volgende woorden zingt:
Babalú Ayé
Babalú Ayé. Están empezando los velorios
¿Y qué le hacemos a Babalú?
¡Dame diecisiete velas pa’ ponerlas en cruz! […]
¡Eh! Yo le quiero pedir a Babalú,
Ay, una negra bembona como tú,
Ay, que no tenga otro negro
Pa’ que no se fuera …
¿Qué le hacemos a Babalú cuando venga después?
Babalú Ayé
Babalú Ayé. De dienst is begonnen.
Wat doen we voor Babalú Ayé?
Geef me 17 kaarsen om ze in de vorm van een kruis neer te leggen.
Hé, ik wil Babalú vragen
Om een zwarte vrouw met dikke lippen,
Eentje die nog geen andere zwarte heeft,
Zodat ze niet kan weglopen…
Wat doen we voor Babalú als hij dadelijk mocht komen?
Hekserij
Er is bij die ‘erediensten’ ook sprake van hekserij. Een goede brujero (heksenmeester) weet hoe je iemand aan je moet binden van wie je houdt, bijvoorbeeld door bij die persoon het fijngemalen hart van een gedroogde kolibri in zijn eten te doen.
Ook kun je het ritueel van de Zeven Machten voltrekken over een kledingstuk van die persoon. Onder die Zeven Machten worden goden van de Santería verstaan zoals Eleguá, Changó, Yemayá en Ogún.
Toespelingen op dat soort hekserij worden gemaakt in ’Amalia Batista’, een lied dat we al eerder zijn tegengekomen en dat we nogmaals kunnen beluisteren in de uitvoering van het Orchestra de New York.
Amalia Batista
Amalia Batista, Amalia Mayombe
Qué tiene esa negra que amarra a los hombres […]
Ella no me amarra a mí porque no me da la gana
A mí no me puede amarrar porque yo tengo mi aché
Amalia Batista
Amalia Batista, Amalia Mayombe,
Wat hééft die zwarte vrouw toch voor bijzonders dat ze mannen aan zich kan binden? […]
Mij kan ze niet aan zich binden, want ik heb er geen zin in;
Ze kán me niet eens aan zich binden omdat ik mijn beschermende amulet draag.
Mayombe
Mayombe duidt een bepaalde tak van de Santería religie aan. Een vrouw die ‘mayombe’ heeft is onweerstaanbaar. Alleen met een ‘aché’, een ‘magische’ bescherming, kun je zo’n vrouw weerstaan.
Aché para todos |
Aché voor allen |
Aché pa’ ti! Y aché pa’ mí! |
Aché voor jou! En aché voor mij! |
Heilige Batá trommels
Het woord ‘batá’ komt uit het Yoruba en betekent ‘trommel(vel). Vergelijk hiermee het woord ‘kueru’ in het Papiaments dat eveneens ‘vel’ of ‘trommel’ kan betekenen.
De drie batá trommels werden als zeer heilige trommels beschouwd omdat ze met de goden konden spreken in de taal van de muziek. Overigens zijn deze trommels, heilig of niet, later terechtgekomen in de populaire orkesten.
Wie iets meer over de traditie van het batá trommelen wil weten kan naar ‘Yoruba batá: a living drum and dance tradition from Nigeria’ kijken en luisteren.
Hierin vertelt een batá speler hoe de kunst van het trommelspel van generatie op generatie wordt doorgegeven en horen we dat de Nigeriaanse trommelspelers vroeger van dorp naar dorp trokken om de mensen te entertainen.
Bilongo
Een andere aanduiding voor hekserij of betovering is ‘Bilongo’.
Luister naar Son Varadero:
La negra Tomasa |
De zwarte Tomasa |
Estoy tan enamorao’ |
Ik ben zo verliefd |
Dat er met de Afrikaanse goden niet te spotten valt blijkt uit het gezegde:
‘Con los santos no se juega’.
Rompe saraguey
Rompe saraguey is een wilde plant waarmee je wonden kunt behandelen en die ook de kracht heeft om je te beschermen tegen boze krachten.
Hector LaVoe zingt het gelijknamige lied:
Rompe saraguey |
Rompe saraguey |
Con los santos no se juega |
Met de heiligen valt niet te spotten; |
Tot slot
In bovenstaande heb ik geprobeerd om via de muziek en de gezongen teksten van oude en hedendaagse zangers het levensgevoel in de Cariben, waaronder ook eilanden als Aruba, Curaçao en Bonaire die, alleen al via de Romaans-Creoolse taal, het Papiaments, een positieve tik van de Spaanse muziekmolen hebben meegekregen, te illustreren.
Niet alleen de muziek op zich creëert een zekere verbondenheid onder de bewoners van het Caribisch gebied, maar zeker ook de ― vaak zeer basale ― gezongen teksten die worden gedragen door pakkende ritmes en melodieën die zijn uitgewaaierd van Cuba, Puerto Rico, Santo Domingo en Colombia naar de andere landen in het Caraïbisch Bekken.
De namen van hun ritmes smaken naar Zuid-Amerikaanse, Afrikaanse en Indiaanse vruchten die de meest exotische namen dragen: son, guaracha, guajira, cumbia, mambo, merengue en, niet te vergeten, de mix van die genres: de salsa.
Elke tekst, hoe eenvoudig ook, kent zijn geschiedenis.
Mag ik afsluiten met een klein, persoonlijk verhaal?
Panama mwen tombé
Bijna vijftig jaar geleden speelde en zong ik Zuid-Amerikaanse muziek met mijn eerste trio, het Trio ‘Los Ruiseñores’, samen met een Hollandse jongen, Johan Tober (later vertaler in Brussel en schapenfokker in Australië) en een Bonairiaanse jongen, Angel Salsbach (later gedeputeerde en waarnemend gezaghebber van Curaçao), op het confectieatelier van mijn vader in Utrecht.
Het trio liep goed en we traden op met coryfeeën als Willy Alberti, de conferenciers Cees de Lange, Dick Harris, de latere manager van Rudi Carrell, enz.
Op een dag had ik een Haïtiaans lied met een geweldig ritme opgediept: ‘Panama mwen tombé’. Het werd gezongen in het Franse Creools van Haïti en de laatste regel (sa ki dèyè …) was zeer moeilijk verstaanbaar.
Ik zal hem even reproduceren in de juiste tekst die mij nu bekend is:
Panama mwen tombé tombé
Panama mwen tombé (2x)
Sa ki dèyè ranmassé li pou mwen
Mijn Panamahoed is gevallen;
Wie raapt hem op achter me?
Angel zei me dat hij dat lied in Aruba met een orkest had gezongen en gespeeld. De laatste regel (sa ki …) luidde volgens hem als volgt: patin di ayera a mata e muhé (Papiaments = de lul van gisteren heeft de vrouw gedood). Hij keek me daarbij trouwhartig en serieus aan. Zo was het. Zo zong iedereen het op de Antillen.
Ik moet nogal ongelovig hebben gekeken. In elk geval hebben we het lied voor alle zekerheid maar niet op het repertoire genomen. Want wie weet zat er ooit een Antilliaan in de zaal…
En nu, vijftig jaar later, YouTube afzoekend voor dit artikel vond ik bij toeval (toeval?) een oude opname van dat lied en vond, toen ik ernaar luisterde, het misverstand van toen heel begrijpelijk. Ik kan me voorstellen dat vindingrijke Antillianen van vijftig jaar geleden er die geniale tekst van hebben gemaakt die ik nooit zal vergeten. Oordeelt u zelf.
Het liedje gaat terug op het jaar 1896 en vertelt het volgende.
President Hyppolite zou op weg gaan naar de stad Jacmel om een tegenstander die daar de baas speelde, aan te vallen. Toen de President op zijn paard klom, viel zijn Panamahoed op de grond en dat was een slecht voorteken. Maar hij sloeg er geen acht op, kreeg een hartaanval en viel van zijn paard.
Met voortekenen valt niet te spotten!
Panama mwen tombé
Mwen soti la ville Jacmel, la vallée mwen pralé
En arrivant kafou Bélé Panama mwen tombé (2x)
Panama mwen tombé, Panama mwen tombé
Panama mwen tombé sa ki dèyè ranmassé li pou mwen?
Mijn Panamahoed is gevallen
Ik heb de stad Jacmel verlaten en ben door het dal gelopen.
Toen ik bij kruispunt Belair kwam is mijn Panamahoed gevallen (2x).
Mijn Panama is gevallen, mijn Panama is gevallen,
Mijn Panama is gevallen, wie raapt hem achter mij op?
Noten
[1] In Santiago de Cuba
[2] Exotische groente
[3] Bron: fogaraté vrucht
[4] Bron: Winti dansritueel
[5] Bron: Yoruba bata drums; uit het Drum museum Nigeria
[6] Bron: Rompe saraguey
[7] Bron: Panamahoed