Rosalie de Wildt
WW knipoog 52, uit: Keerpunt, Vakblad voor psychosociale hulpverlening, juli 2016
Voor het uit het hoofd leren van een stuk tekst van Shakespeare gebruiken we ons geheugen.
We prenten de woorden in de daartoe bestemde hersencellen en klaar is Kees. Tot het moment van afsterven van die cellen, door ziekte, ouderdom of simpelweg door onze dood kunnen we die zinnen reproduceren en daar op verjaardagspartijtjes goede sier mee maken. Op dezelfde manier onthouden we dat een groen stoplicht betekent dat we door mogen rijden en maant het rode ons tot wachten.
Het praktische geheugen is kortom een onontbeerlijke functie van de hersenen.
Wat echter te denken van de spontane en ogenschijnlijk nutteloze maar vlijmscherpe herinnering van mijn twaalfjarige zelf zittend aan een doorschijnend slootje met zongeflikker en stekelbaarsjes?
Zwemmen die zwarte glinstervisjes sindsdien gewoon tussen de geheugencellen vol praktische informatie rond?
Volgens de Franse filosoof Henri Bergson zijn er twee soorten geheugen. Het geheugen dat hij het cerebrale geheugen noemde, is dan dat gedeelte van het brein dat bruikbare en nuttige kennis vergaart en nutteloze zaken filtert, teneinde ons van dag tot dag staande te houden in het leven.
Je moet nu eenmaal wel onthouden hoe laat de school begint of de trein vertrekt, anders loopt de boel mis. Bergson maakte echter een duidelijk onderscheid tussen het cerebrale en een ander soort geheugen. Dat andere geheugen noemde hij het mentale geheugen. Daar zouden de voor het leven van alledag ogenschijnlijk niet direct zo bruikbare herinneringen terecht kunnen.
Is het daar dan ook, in mijn mentale geheugen, dat de geur van de chocoladefabriek aan de overkant van de Amstel huist, de weeïge zoete geur die ik altijd weer ruik wanneer ik ergens aan de oever van een breed water sta? Is daar ook het geluid opgeslagen van mijn ouderlijk huis aan de Rooseveltlaan in Amsterdam met de pruttelende groentesoep in de keuken en getik op de Underwood-schrijfmachine van mijn moeder. Trouwens waar komt de vertrouwde kleur en vooral geur van de geel-witte haardos van mijn vader ineens vandaan als ik ergens een oude, rijzige man zie lopen en hoe kan het dat ik na vijftig jaar de wajangpoppen boven de schoorsteen en de vier bordjes met bami en augurkjes, een andere lekkernij van mijn eigenlijk niet al te best kokende moeder, nog zo helder op kan roepen?
Een werkzame en prettige mix van beide soorten geheugen lijkt noodzakelijk om in het leven het hoofd een beetje boven water te kunnen houden. Sommigen hebben pech en hebben te weinig balans tussen de twee manieren van denken. De psychiatrie heeft voor het flink uit evenwicht zijn van het mengsel van beide soorten geheugen mooie namen verzonnen.
Aan de ene kant kan men volgens de huidige richtlijnen last hebben van Asperger, een ‘afwijking’ waarbij men vaak wel in staat is met het cerebrale geheugen aangeleerde kennis te onthouden maar, ten gevolge van een tekortschietend mentaal geheugen, weinig samenhang tussen de dingen kan zien. Het is vooral lastig leven met zo’n vorm van autisme als er door de omstanders telkens iets van de autist gevraagd wordt, dat er gewoon minder is, namelijk voorstellings- en inlevingsvermogen.
Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich de ‘border-liners’, mensen die, de naam zegt het al, steeds op het punt staan over de rand van de min of meer georganiseerde samenleving de afgrond in te verdwijnen, meegezogen in het kielzog van een te sterk werkend mentaal geheugen. De stroom ervaringen, beelden en herinneringen waar ze zich vaak wat moeilijker of soms even helemaal niet tegen kunnen afschermen bij gebrek aan de zo nuttige filters van het cerebrale denken, kan ze meeslepen in heftige situaties.
Van hen vinden we ook dat ze er niet helemaal bijpassen en we verwachten misschien wel net zo goed iets te veel van ze namelijk dat ze al die hinderlijke spookbeelden weten in te dammen teneinde de alom zo gewaardeerde gulden middenweg te bewandelen.
Als u zich misschien wel eens verwondert wanneer u bij uzelf of wellicht een ander zo’n lastige, onordelijke en chaotische manier van denken of juist zo’n verstorende, rigide en afgesloten blik op het bestaan tegenkomt, is het goed te beseffen dat het werkelijk wonderlijke is dat de meesten van ons iedere dag opnieuw onze herinneringen meestal wél in het gareel kunnen houden.
[1] Bron: The Persistence of Memory (1931) ― Salvador Dalí, The Museum of Modern Art