Rosalie de Wildt
WW knipoog 26
We hebben vreemde maanden achter de rug. Althans laten we hopen dat ze achter de rug zijn. Vaak lukte het mij de afgelopen periode niet, onrustig geworden door pure, al dan niet door de opruiende berichtgeving aangewakkerde doodsangst, de bescheiden bijrol op het toneel van het leven te blijven omarmen en dan heeft een mens de poppen pas goed aan het dansen.
Backstage sta je ineens onherroepelijk oog in oog met de dreiging en de absurditeit van je hele bij elkaar verzonnen bestaan.
Die confrontatie zal, denk ik, nog blijken voor menigeen gewoon niet te doen te zijn geweest. De mentale gevolgen van het leven met een langdurig gevoel van onveiligheid en machteloosheid om de eigen situatie hoe dan ook te beïnvloeden zijn natuurlijk overbekend.
Mensen zijn simpelweg niet gebouwd op te veel besef van de realiteit van het altijd weer slecht aflopende bestaan, ook al doen we nog zo ons best.
Bloemen en bomen kunnen dat veel beter. Ze bloeien en verdorren dat het een lieve lust is en als het moment van afscheid gekomen is, leggen ze zich daar voorzichtig of met een flinke klap bij neer om, al vergaande, de wereld weer te bekleden met vruchtbare aarde.
Camus zei het zo leuk:
‘Het absurde ontstaat uit de confrontatie van de mens die vraagt en de wereld die op onredelijke wijze zwijgt’!
Als we bij tijd en wijle niet in staat zijn ons brein voldoende af te schermen tegen de paniek van de bedreiging die ons vege lijf belaagt, dan gaat het mis. Ik vraag me op zulke momenten vaak af wat ik hier eigenlijk allemaal aan het doen ben. Want in het licht van de naderende dood worden al onze inspanningen toch tamelijk absurd.
Volgens Camus kiezen de meeste mensen om te kunnen overleven voor de volgende twee uitwegen: ofwel ze steken de kop diep in het zand en ontkennen, net als de bomen en de bloemen dat zo goed kunnen, de absurditeit van alles, ofwel ze storten zich in een of ander geloof in een Hogere Macht die ze wel zal redden van alle onzekerheid.
Camus zelf koos voor een derde weg: als alles toch zinloos is, stort je dan maar hartstochtelijk in het leven. Ga op pad en doe lukraak alles wat je hartje begeert…
Het meest absurde, bedacht hij daarbij wel, zou zijn te sterven bij een auto-ongeluk. Toen hij 56 was, reed een vriend waar hij voor de gezelligheid mee meereed, tegen een plataan en Camus was op slag dood. In zijn zak een treinkaartje naar Parijs dat hij op het laatste moment besloten had niet te gebruiken.
[1] Bron: Treinkaartje naar Parijs — foto Ramon de Vrede