Infanticide, kindermoord bij mens en dier – 2

0

Met aandacht voor femicide

Machteld Roede

Infanticide 1Infanticide 2Infanticide 3Infanticide 4

Mythen en sprookjes

Naar verluidt weerspiegelen mythen en ook sprookjes de diepste angsten en verlangens van de mensheid. Verschillende mythen uit de klassieke oudheid verhalen hoe het leven van een pasgeboren zoon op het spel staat vanwege de dynastie, de angst voor de macht die de jongen later in zijn leven kan verwerven, maar ook vanwege jaloezie en wraak. Het zou de collectief onbewust aanwezige primaire angst verbeelden voor moord door een ouder of iemand van de nabije omgeving. Bij sprookjes is de bedreigde vaker een meisje.

Ooit werden mythen, en ook sagen, legenden en sprookjes, mondeling doorgegeven. Waar nog velen ongeletterd zijn bestaat de traditionele vertelcultuur nog steeds. Zoals bij de Dogon in Mali, waar de griot, de verhalenverteller, de doorgever van de aloude overleveringen, een man van aanzien is. Ook in India bijvoorbeeld is de verhalenverteller belangrijk.

Klassieke mythologie

Cronos en Zeus

Cronos, de vader van Zeus, verslindt één van zijn kinderen — Peter Paul Rubens[1]

Aan het begin van de wereld gooide oergod Uranus zijn giganten kinderen, de Titanen, onmiddellijk na de geboorte in een diepe afgrond, uit vrees voor hun latere kracht. Zijn jongste zoon Cronos wist echter te ontsnappen en zette zijn vader in de ijzers. Waarop Uranus de vloek uitsprak dat Cronos later een soortgelijk lot zou ondergaan.
En zo verslond de bevreesde Cronos steeds wanneer zijn vrouw ― zijn Titanenzuster Rhea ― beviel de pasgeborene met huid en haar. Alleen boorling Zeus kon onopgemerkt worden grootgebracht in een grot op Kreta. Eenmaal volwassen overmeesterde hij, zoals voorspeld, Cronos. Die vervolgens de zowaar nog steeds ongedeerde Hestia, Demeter, Hera, Hades en Poseidon uitbraakte.

Het drama van Oedipus

De zoon van de koning van Thebe Laios en zijn vrouw Iokaste werd geboren met de vloek uit een orakelspreuk, dat hij zijn vader zou doden en zou trouwen met zijn moeder. De ouders brachten het niet op hun zo gewenste kindje te doden om deze onheilssituaties te voorkomen. Een koninklijke herder werd opgedragen het drie dagen oude jongentje ― met doorboorde en daarna aaneengebonden voetjes ― op een verre berghelling achter te laten, waar hij zeker door woeste dieren zou worden verscheurd. Ook de herder was niet in staat tot zo’n wrede gruweldaad en hij gaf de kleine aan een bevriende Korinthische herder. Deze bracht de zuigeling naar het paleis van zijn kinderloze koningin Merope, die hem opvoedde als haar eigen zoon. Vanwege zijn gezwollen voetjes noemde ze hem Oedipus, Zwelvoet. Ze leefden gelukkig tot een dronken feestganger hem toewierp dat hij maar een ondergeschoven kind was.

Oedipus en de Sfinx[2]

Hevig geschrokken snelde Oedipus weg om de waarheid te vragen aan het orakel van Delphi. De uitspraak was zo verbijsterend dat hij niet meer naar zijn vermeende ouders terug durfde te keren, maar zo ver mogelijk wegvluchtte. Waardoor hij op een driesprong ― boos dat een oude man hem geen voorrang verleende ― zijn biologische vader Laius vermoorde.

Thebe was in diepe rouw om de dood van hun koning. Bovendien leed de stad door de sfinx, half mens, half leeuw en met de vleugels van een grote roofvogel. Het monster verslond wie zijn onbegrijpelijke raadsels niet op kon lossen. De weduwe koningin Iokaste beloofde te trouwen met wie de sfinx wist te verslaan.

Oedipus naderde Thebe en trof de sfinx. Het raadsel:

“Wie loopt in de morgen op vier voeten, ‘s middags op twee, en ‘s avonds op drie?”

was voor hem geen probleem. De mens kruipt in de morgen van zijn leven op handen en voeten, loopt in de middag van zijn leven op twee voeten, en in de avond van zijn leven op twee voeten en met een stok. De woedende sfinx wierp zich in een afgrond. Oedipus trouwde zijn biologische moeder.

Er zouden nog veel familiedrama’s volgen; verwerkt in de tragedies van Sophocles en Euripides.

Romulus en Remus

Romulus en Remus door wolvin gezoogd[3]

Een Romeinse mythe verhaalt over Romulus en Remus. Een prinsessendochter werd door haar gemene oom gedwongen haar dagen door te brengen als Vestaalse Maagd, om te voorkomen dat ze troonopvolgers zou baren. Toch wist de oorlogsgod Mars bij haar tweelingzonen te verwekken. Toen de bevalling werd ontdekt, werd de prinses gedood en werden de twee jongens in een mand in de rivier de Tiber gegooid om te sterven. In plaats daarvan dreef de tweeling veilig aan land en werd gevonden door een wolvin, die hen zoogde totdat een herder hen vond en grootbracht. Later werden zij de stichters van Rome. (De wolf heeft niet altijd een bloeddorstig imago).

Herakles

De jonge Herakles wurgt een slang — kunstenaar onbekend[4]

Oppergodin Hera was herhaaldelijk jaloers vanwege de ontrouw van echtgenoot Zeus. Vervuld van wraak besloot zij Zeus’ bastaardzoon Herakles te laten wurgen door twee slangen in zijn wieg te leggen. Maar het kind beschikte al over legendarische kracht en doodde hen. Hera kon haar jaloezie niet vergeten en liet hem later in een aanval van waanzin de zonen doden die een Thebische prinses hem schonk.

Thetis en Achilles

De zeenimf Thetis was de geliefde van zowel Zeus als Poseidon. Na een voorspelling dat ze een zoon zou krijgen, machtiger dan zijn vader, werd ze na aanvankelijk verzet uitgehuwd aan koning Peleus. Bang, wierp ze hun eerste zes pasgeborenen in het vuur. Vader Peleus wist de zevende, Achilles, te redden, die één van de helden van het Trojaanse epos werd.

Er wordt gezegd dat de mythische Amazone-strijders al hun mannelijke nageslacht bij de geboorte weggooiden. Enkelen maakten ze kreupel om als bedienden te gebruiken.

Ook de overige wereldmythologie verhaalt over het doden van een kind door goddelijke ouders.

Hindoeïsme

De Olifantgod Ganesha

Parvati op haar rijdier (de leeuw) met Ganesha op haar schoot[5]

Er bestaan meerdere mythen over de buitengemeen geliefde Ganesha met de olifantenkop, god van kennis en wijsheid, beschermheilige van reizigers. Hij was de zoon van god Shiva en zijn gemalin godin Parvati.

Zo wordt verteld dat Shiva geen zoon van zichzelf wilde. Het gaf al genoeg vreugde de mensen te helpen kinderen te krijgen. Parvati verlangde echter naar een eigen kind en verzonk in een diepe droefheid. Shiva maakte van één van haar gewaden een bundeltje en legde dat in haar armen om te liefkozen.
Toen ze het tegen zich aan drukte kwam het tot leven. Ze omringde het kindje met lotusbloemen en ging het de borst geven. Jaloers bekeek Shiva al haar aandacht voor de nieuwkomer en de stralen van zijn middelste oog verschroeiden zijn hoofdje — Shiva’s ogen symboliseren de zon, de maan, en het middelste verticaal op zijn voorhoofd staande derde oog, het vuur. Om de extreem overstuur zijnde Parvati tot bedaren te brengen verving Shiva het hoofd door dat van het eerste levende wezen dat hij tegenkwam, dat van een jonge olifant met slechts één slagtand.

Volgens een variant in de oude Sanskriet teksten (Matsya Purana) boetseerde Parvati uit zeepresten en haar eigen huidcellen een poppetje en bracht het met haar leven-schenkende krachten tot leven. Ze begiftigde haar zoon Ganesha met alle machten en krachten vanuit haar goddelijke wezen. Ganesha kwam dus niet voort uit een vleselijke eenzijn van Shiva en Parvati, maar was een mythische emanatie, rechtstreeks vanuit de wil en het bewustzijn van Parvati.

Eens gaf Parvati haar zoontje opdracht niemand toe te laten terwijl zij zich baadde. Shiva werd zo woedend dat hij niet naar binnen mocht, dat hij zijn zoon het hoofd afsloeg. Parvati was buiten zichzelf van verdriet en Shiva voelde zich overschuldig. Hij hakte van het dichtstbijzijnde wezen, een jonge olifant, de kop af en gaf die aan het kind, dat zo weer tot leven kwam.

Westerse sprookjes

Een aantal sprookjes bevatten duidelijke elementen van de oude mythen over kindermoord. De slachtoffertjes die uit de weg worden gewerkt zijn al wat ouder. Het is soms ook een meisje. Wanneer het wegsturen van de kinderen mislukt volgt een tweede poging. Het zijn spannende horrorverhalen met een moraal, een verkapte waarschuwing pas op ….

Westerse eeuwenoude volksverhalen werden opgetekend door de Parijse schrijver Charles Perrault in Sprookjes van Moeder de Gans (1697). Theo Meder[7] wees er onlangs op dat de verhalen uit de orale traditie onverbloemd erotisch konden zijn. Perrault zwakte dat af. Als voorbeeld is het sprookje Roodkapje opgenomen, al is het geen infanticide door ouders of familie. Wel een illustratie van het hier onder beschreven meer dan eens levensbedreigende misbruik van meisjes.
Later publiceerden de gebroeders Jacob en Wilhelm Grimm de hen toegezonden Duitse volksverhalen in Die Kinder- und Hausmärchen (1812-1822).

Roodkapje (Charles Perrault; Grimm)

Roodkapje — Gustave Doré[8]

Het argeloze Roodkapje kruipt bij een wolf, vermomd als haar al door hem verslonden grootmoeder, in bed om hem op te warmen. Perraut liet weg hoe ze eerst op verzoek van de wolf haar hemdje en rokje uittrok. Ze wordt ook met huid en haar opgeslokt. Hier eindigt het verhaal bij Perrault. Het is een metafoor voor de seksuele dreiging van bedrieglijke mannen voor onschuldige meisjes. Bij de gebroeders Grimm loopt het wel goed af. Gelukkig weet een passerend jager Roodkapje en haar grootmoeder ongedeerd uit de buik van ondier te bevrijden.

Klein Duimpje (Charles Perrault)

De mensenetende reus, Klein Duimpje en zijn broers[9]

Bij een arm houthakkersgezin met zeven zonen werd de jongste Klein Duimpje genoemd, omdat hij bij zijn geboorte net zo groot was als de duim van zijn vader. Wanneer is er geen geld meer is voor eten moeten de ouders besluiten de kinderen ver achter in het bos achter te laten. Maar slim Klein Duimje had steeds witte steentjes laten vallen waardoor ze de weg terug naar huis wisten te vinden. De nood bleef hoog. Weer werden de kinderen diep in het woud achtergelaten. Klein Duimpje kon helaas slechts een spoor van broodkruimels achterlaten. Het werd door vogels weggepikt en de kinderen verdwaalden, waarbij ze in het huis van een vervaarlijke mensenetende reus terecht kwamen.

Klein Duimpje verwisselde de mutsen van zijn broertjes met de kroontjes van de slapende dochters van de reus, waarop de reus zijn eigen kinderen doodde. Ze vluchten, aangevoerd door Klein Duimpje die enorme stappen kan zetten op de van de reus gestolen zevenmijlslaarzen. Ze weten hun huis terug te vinden; de armoede is voorbij omdat ze ook de schat van de reus meenamen.

Sneeuwwitje (Grimm)

De jaloerse stiefmoeder van Sneeuwwitje gaf haar jachtmeester opdracht het mooie meisje diep in het bos te doden. De jager kreeg dat niet over zijn hart en liet het onschuldige kind levend achter, in de veronderstelling dat wilde dieren haar spoedig zouden verscheuren (zie Oedipus). Sneeuwwitje trok echter in bij de zeven dwergen. Toen haar toverspiegel de stiefmoeder onthulde dat Sneeuwwitje nog steeds de mooiste van het land was, trok ze als oude koopvrouw vermomd diep het bos in en bood Sneeuwwitje een vergiftigde appel aan. Die bleef steken in haar keel, maar bracht haar wel in een diepe slaap. Schijndood lag ze in het bos opgebaard. Tot de prins op het witte paard haar wakker kuste, waardoor de appel uit haar keel schoot. En ze leefden nog lang en gelukkig.

Hans en Grietje (Grimm)

Ook Hans en Grietje werden door hun arme, wanhopige ouders die geen eten meer voor ze hadden het bos in gestuurd. Het lekker geurend pannenkoekhuisje dat ze ontdekten bleek helaas schone schijn. De bewoonster, een boze heks, zette Grietje hard aan het werk. Hans werd in een hok gestopt en vetgemest. Toen de heks de oven hoog stookte om Hans te braden, wist Grietje met een list de heks de oven in te duwen. Met een kist vol parels en edelstenen die ze in het snoepjeshuis vonden keerden ze terug naar hun nu overgelukkige ouders.

Dodenrit (Drs. P.)

Wolven achtervolgen een trojka ― Alfred von Wierusz-Kowalski[10]

We rijden met de trojka door het eindeloze woud
Het vriest een graad of dertig, het is winter en vrij koud
De paardenhoeven knersen in de pas gevallen sneeuw
‘t Is avond in Siberië en nergens is een leeuw

We rijden met de kinderen, al zijn ze nog wat jong
Door ‘t eindeloze woud waarover ik zo-even zong
Een lommerrijk en zeer onoverzichtelijk terrein
Waarin men zich gelukkig prijst dat er geen leeuwen zijn

We zijn op weg naar Omsk, maar de weg daarheen is lang
En daarom vullen wij de tijd met feestelijk gezang
Intussen gaat zich iets bewegen in de achtergrond
Iets donkers en iets talrijks, en dat lijkt me ongezond

Ze zijn nog vrij ver achter ons, ik zie ze echter wel
Het is een hele massa en ze lopen nogal snel
En door ons achterna te lopen halen zij ons in
Wat onvoordelig uit kan pakken voor een jong gezin

De donkere gedaanten zijn bijzonder vlug ter been
Ze lopen op vier poten en ze kijken heel gemeen
Ze hebben grote tanden, dat is duidelijk te zien
Het zijn waarschijnlijk wolven, en kwaadaardig bovendien

Al is de toestand zorgelijk, ik raak niet in paniek
Ik houd de moed erin door middel van de volksmuziek
We kennen onze bundel en we zingen heel wat af
Terwijl de wolven nader komen in gestrekte draf

Het is van hier naar Omsk nog een kleine honderd werst
‘t Is prettig dat de paarden net vanmiddag zijn ververst
Maar jammer dat de wolven ons toch hebben ingehaald
Men ziet de flinke eetlust die hun uit de ogen straalt

We doen heel onbekommerd en we zingen continu
Toch moet er iets gebeuren onder moeders paraplu
En zonder op te vallen overleg ik met mijn vrouw
“Wie moet er aan geloven?”, vraag ik, “toe bedenk eens gauw”

“Moet Igor het maar wezen?”, “Nee want Igor speelt viool”
“Wat vind je van Natasha?”, “Maar die leert zo goed op school”
“En Sonja dan?”, “Nee, Sonja niet, zij heeft een mooie alt”
Zodat de keus tenslotte op de kleine Pjotr valt

Dus onder het gezang pak ik het ventje handig beet
Daar vliegt hij uit de trojka met een griezelige kreet
De wolven hebben alle aandacht voor die lekkernij
Nog vierentachtig werst, en o, wat zijn wij heden blij

We mogen Pjotr wel waarderen om zijn eetbaarheid
Want daardoor raken wij die troep voorlopig even kwijt
Zo jagen wij maar voort als in een gruwelijke droom
Ajo-ajo-ajo, al in die hoge klapperboom

Daar klinkt weer dat gehuil en onze hoop is weer verscheurd
De wolven zijn terug en nu is Sonja aan de beurt
Daar gaat het arme kind, zij was zo vrolijk en zo braaf
Nog achtenzestig werst, en in Den Haag daar woont een graaf

Ik zit nog na te peinzen en mijn vrouw stort menige traan
En kijk daar komen achter ons die wolven al weer aan
Dus Igor, ‘t is wel spijtig, maar jij wordt geen virtuoos
Nog tweeënvijftig werst, en daar was laatst een meisje loos

Nu Igor is verwijderd hebben wij weer even rust
Maar nee, daar zijn de wolven weer, op nog een part belust
De doodskreet van Natasha snijdt ons pijnlijk door de ziel
Nog zesendertig werst, en in een blauwgeruite kiel

Mijn vrouw en ik zijn over, dus we zingen een duet
En als het even mee wil zitten halen we het net
Helaas, ik moet haar afstaan aan de hongerige troep
Nu nog maar twintig werst, en Hoeperdepoep zat op de stoep

Ik zing nu weer wat lustiger, want Omsk komt in zicht
Ik maak een sprong van blijdschap en verlies mijn evenwicht
Terwijl de wolven mij verslinden denk ik, dat is pech
Ja, Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg

ja, je ziet er veel dit jaar
(Trojka hier, trojka daar) overal zit paardenhaar
(Trojka hier, trojka daar) steeds uit voorraad leverbaar
(Trojka hier, trojka daar) zachtjes snort de samovar

met een Slavisch handgebaar
(Trojka hier, trojka daar) doe het zelf met naald en schaar
(Trojka hier, trojka daar) is dat nu niet wonderbaar?
(Trojka hier, trojka daar) twee halfom en één tartaar

een liefdadigheidsbazaar
(Trojka hier, trojka daar) hulde aan het gouden paar
(Trojka hier, trojka daar) foei, hoe suffend staat gij daar?
(Trojka hier, trojka daar) moeder is de koffie klaar?

kijk daar loopt een adelaar
(Trojka hier, trojka daar) is hier ook een abattoir?
(Trojka hier, trojka daar) basgitaar en klapsigaar
(Trojka hier, trojka daar) flinkgebouwde weduwnaar

Leve onze goede tsaar!

Noten

[1] Bron: Saturnus (Cronos), de vader van Jupiter (Zeus), verslindt een van zijn kinderen (1636-1638) — Peter Paul Rubens, Museo del Prado
[2] Oedipus and the Sphinx (c. 470 BCE) ― unknown artist: Attic red-figured kylix (cup or drinking vessel, detail), Gregorian Etruscan Museum, the Vatican Museums, Rome.
[3] Bron: Lupa Capitolina, de wolvin zoogt Romulus en Remus (13e eeuw) — foto Jastrow, brons; de tweeling is een 15e-eeuwse toevoeging, Musei Capitolini, Rome
[4] Bron: De jonge Hercules (Herakles) wurgt een slang (Romeins, 2e eeuw) — kunstenaar onbekend, foto Marie-Lan Nguyen, Musei Capitolini, Rome
[5] Bron: Parvati sitting on a lion with her son Ganesh on her lap — auteur onbekend
[6] Bron: Neil Philip (1995). The illustrated book of Myths. London: Dorling Kindersley ISBN 0 7513 53175
[7] In: Vertelcultuur. Sander Becker. Trouw. 10.08.2024
[8] Bron: Roodkapje (circa 1862) — Gustave Doré, National Gallery of Victoria, Melbourne
[9] Bron: Klein Duimpje en de reus (jaren 1890) — Uit: Carl Offterdinger, Fedor Flinzer, Josef Emil Dolleschal, Aardige sprookjes: 24 vroolijke fabels met mooie plaatjes. Berlijn: uitgeverij Adolf Engel, Koninklijke bibliotheek (KW Ki 5105), Den Haag
[10] Bron: Trojka ścigana przez ― Alfred Wierusz-Kowalski (1849-1915)

Avatar foto

was na een studie aan de UvA op Curaçao werkzaam als marien bioloog, en als humaan bioloog bij het Instituut voor Antropobiologie, Medische Faculteit Utrecht en vervolgens bij de Vakgroep Gezondheidsethiek en Wijsbegeerte, Universiteit Maastricht.

Schrijf een reactie