Het menselijk bewustzijn – B

0
deel 1deel 2A – deel 2B – deel 3 

Deel 2-B: Het menselijk bewustzijn

Evert Wagenaar

In het vorige deel zijn de twee geboortes van de mens weergegeven: elk individu is deelnemer van de hemel (de Mundus Imaginalis) alsook van de wereld van de menselijke gemeenschap (de aarde). Voor de boreling legt de archaïsche periode de basis qua bewustzijn en taalgebruik voor de verdere ontwikkeling van het kind met de magische, mythische en rationele periode, die in dit deel worden behandeld.

De magische periode

Eerst een paragraaf met enige toelichting op het begrip magie en daarna vervolgen we de ontwikkelingsfasen van het kind met de wording van het magisch bewustzijn.

Wat is magie?

De moderne mens haalt de schouders op als het gaat over de geestelijke magiër. Als regel kennen de mensen de magiër meer als entertainer, de supergewiekste goochelaar die de mensen bedot waar ze bij staan.

Maar in de oorspronkelijke betekenis is de magier een priester, een witte heks, een sjamaan, die om kan gaan met (natuur)geesten. Zo zou je de grote taalkundige J.R.R Tolkien (1892-1973), de bedenker van de Hobbit, kunnen beschouwen, die een eigen geestenvolk ontwierp (Sindarijns, de Silmarillion). Zo ook de hofmagiër John Dee (1527- 1608), die bekend was met de magische oproeping van engelen. En niet te vergeten: de Heilige Franciscus van Assisi (ca 1200) die tot vogels sprak….

De magiër in het Tarotspel — Pamela Colman Smith[1]

Een magiër is iemand die iets oproept, meestal door het oproepen van een naam. De magiër is daardoor in staat bepaalde krachten te activeren die voor de gewone mens vaak niet te bevatten zijn. Het zijn verborgen krachten die door middel van ‘geheime’ spreuken, aanroepingen en rituelen geactiveerd kunnen worden, waardoor er iets uit een andere werkelijkheid tegenwoordig kan worden gesteld.

De magische vorm van spiritualiteit zien we met name terug bij orden, zoals de Rozenkruisers en sjamanistische stromingen[2]. In onze moderne tijd worden de magiërs niet meer serieus genomen. Het is het gebied van de charlatans, de handige jongens, die de magie misbruiken om goedgelovige mensen een beetje te bedotten. Maar magie is een wezenlijk onderdeel van de geestelijke verbindingen die in het universum voorhanden zijn. Er is dan ook veel kennis en oefening nodig om werkelijke magie te bedrijven en het doel is daarbij om die specifieke hemelse krachten aanwezig te stellen in onze wereld van handelen. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan het behandelen van chakra’s. Ook zijn er magiërs die dieper in de verborgen werelden kunnen werken. Dat zijn de mystici die een ‘magische persoonlijkheid’ hebben verworven.

Magie geeft gestalte aan het Woord

Magische krachten verschijnen in onze dromen als aartsengelen. Zij bezitten een kenmerk, een essentie die aangeduid wordt door de naam. Hun domein wordt de Wereld van Creatie genoemd. De mysticus Plato spreekt over de Wereld van de Ideeën. Het is de wereld van de ‘gedachten van god’, waaruit het hele universum vorm krijgt dat wordt uitgedragen als het ‘Woord’:

In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is. In Hetzelve was het Leven, en het Leven was het Licht der mensen. En het Licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft Hetzelve niet begrepen.

Evangelie van Johannes, proloog, staten vertaling

Engelen en aartsengelen zijn evenals de mens weliswaar geschapen, maar zij vervullen andere functies en zij bevinden zich als verborgen entiteiten groepsgewijs in hun eigen specifieke domein. Net als de mens zijn ook zij ‘een verblijfplaats van god’, met dit verschil dat de mens geschapen is als deelnemer aan alle domeinen en de engel alleen werkzaam kan zijn in zijn/haar eigen wereld. In de heilige boeken wordt ons verteld dat er meriaden van engelen zijn in dit universum, en dat moet ook wel, omdat voor elk verschijnsel een eigen engel nodig is. Ze treden daarom vaak in groepsverbanden op, waardoor er allerlei ‘bewegingen’ plaats kunnen vinden op het juiste tijdstip. Die ‘bewegingen’ vinden niet plaats in tijd en ruimte, maar zijn uitsluitend bewegingen in kwaliteiten. Het resultaat is dat er allerlei cyclische patronen ontstaan die wij als mensen kunnen herkennen wanneer we daar gevoelig voor zijn. Daarom bidden religieuzen zoals monniken en nonnen in vaste patronen, de getijdengebeden, die ze bovendien meestal zingend tot uitdrukking brengen.

Dit gebeurt allemaal niet zomaar, zonder speciaal doel. Nee, dat heeft zeker te maken met die bewegingen in kwaliteiten en met klank: het Woord, de Logos. Zo bezien is elke monnik en elke non een magiër, die de krachten van de engelen oproept.

Domeinen worden ook wel ‘werelden’ genoemd

Er zijn verschillende verdelingen en benamingen van deze werelden in gebruik, die als regel hiërarchisch zijn ingedeeld. De christelijke wereld heeft het meestal over Hemel(en), Aarde en Hellen, waarbij Hemel of Hemelen (de Apostel Paulus spreekt over de derde Hemel) de verblijfplaatsen zijn van alles wat engel is. De ‘Aarde’ als de ‘wereld van het handelen’ is de verblijfplaats van mensen en de natuurlijke elementalen: dragers van de elementen, zoals kabouters, sylfen, nimfen en salamanders (overeenkomend met aarde, lucht, water en vuur). Deze wezens worden ook wel ‘halfengelen’ genoemd en zij zijn een werkzaam volkje, dat tot taak heeft alles in de natuur (dus ook ons lichaam) in evenwichtige beweging te houden. Talloos zijn de mythen en verhalen over hun bestaan. De Hellen zijn de verblijfplaatsen van de demonen, de gevallen engelen.

Het was de mysticus Dionysius de Aeropagiet (Athene circa 95 v.o.j.) die via visioenen een hemelse hiërarchie beschreef, met engelen, aartsengelen en goden, die zich in verschillende hemelen bevinden. De kenmerken van deze werelden worden bepaald door die verschillende soorten engelen en goden. En zo ontstaat de Mundus Imaginalis, de eerste hemel, de wereld van de levende beeltenissen waarin elke engel een levende beeltenis vormt van god. De mens die deze beeltenis oproept is de mysticus, de drager van die levende beeltenis in onze wereld.

Deze eerste hemel wordt gevolgd door de tweede hemel, de reeds genoemde Wereld van Creatie, de wereld van het levende woord, de Logos, waarmee al het geschapene levende vormen krijgt. Die vormen drukken zich in onze wereld uit als aartsengelen, wanneer zij opgeroepen worden in rituele bijeenkomsten. Zij doen dat via ons denkbewustzijn. De deelnemers aan zo’n bijeenkomst worden dan de dragers van het woord. Dat woord wordt in onze wereld tot bestaan gebracht, aanwezig gesteld. Het woord is kracht, degene die het woord uitspreekt is de magiër. De magiër kent de naam, roept deze op en er verschijnt iets.

De ontwikkeling van het magisch bewustzijn

Doordat we de baby voortdurend benaderen als een individu, begint er zich op den duur binnen de levende ervaring van de baby een zekere structuur te ontwikkelen. Daardoor veranderen de dagelijkse bewustzijnsprocessen op een ingrijpende wijze en uiteindelijk ontstaat er een tweede bewustzijnsniveau, het magische. Het is belangrijk te beseffen dat het eerste niveau, het archaïsche, altijd aanwezig blijft en dat we daarom beter zouden kunnen zeggen dat er binnen het eerste niveau nu een andere bewustzijnsvorm ontstaat, een tweede structuur, die we met Gebser het ‘magische niveau’ zullen noemen.

Kenmerkend voor dit magische niveau is dat de spirituele krachten, de engelen, nog steeds een grote invloed uitoefenen op de bewustzijnsruimte van de baby, maar dat er nu ook een individuele psychologische structuur begint te ontstaan. Er begint een individualiteitskern te groeien, die echter beslist nog niet als een vorm van ik-besef mag worden aangeduid. Kenmerkend voor deze structuur is dat het de basistoon van alle ervaringen is en emotioneel gekleurd is, maar dat er tegelijkertijd herkenningen ontstaan van causaliteitspatronen. ‘Als ik huil of roep, dan komt er wel iemand’.

En dat herkennen we als iets dat we ook in de magie zien: als de magiër een kracht aanroept dan zal er wel iemand, of iets, als een antwoord komen. Er ontstaat een besef dat we invloed kunnen uitoefenen op de gebeurtenissen, maar dan op een magische manier. Immers, er is nog onvoldoende bewustzijn en begripsvermogen opgebouwd.

Dit ontwikkelingsproces gaat door dankzij een voortdurende ritmische wisselwerking tussen de baby en diens omgeving. Het is zeer belangrijk dat een baby in een ritmische en dus duidelijk cyclische omgeving opgroeit, waarin er steeds herkenbare harmonische patronen zijn. Vaste tijden, regelmatige patronen van voeden en verschonen, maar ook… zingen. Zingen is heel belangrijk en dat weten de monniken ook, hun getijdengebeden worden ritmisch en zingend uitgevoerd. En het is de vraag of het vervangen van het echte zingen door mechanische hulpmiddelen het zelfde effect heeft.

Zo wordt de structuur van de psyche steeds sterker en wordt het magische niveau van bewustzijn uiteindelijk afgewisseld met het mythische niveau. Dit magische niveau ontwikkelt zich bij het kind zo tussen de 6 maanden en twee jaar en is natuurlijk van het grootste belang voor het kind ook op latere leeftijd, wanneer dat kind (als volwassene) zich gaat bezighouden met een spirituele ontwikkeling.

Het zwakke ik-besef van het kind in deze fase is goed te zien aan het gebruik van zijn/haar eigen naam. Het kindje zal in die periode de neiging hebben zichzelf als naam kenbaar te maken: ‘Jantje wil drinken…’ Pas later komt het kind er toe om te zeggen: ‘Ik wil drinken.’

De keerzijde van de magische periode

Belangrijk in deze fase is het aanbrengen van een structuur, een cyclisch verloop van dat wat het kind moet ondergaan. Het is ook in deze periode dat er een soort van voor-puberaal gedrag ontstaat met weigering om aan die structuur gevolg te geven.

Het hoeft geen betoog dat deze magische periode een zeer belangrijke periode is die het gedrag van het groter wordend kind en later ook in de volwassenheid, sterk zal beïnvloeden. Het kind zal nog steeds willen roepen en verwachten dat er op die roep wordt gereageerd. Het kind in ons zal — ook als volwassene — menen dat het gehoord moet worden en dat er gedaan moet worden wat het kind wenst. Het kind-in-ons meent daar recht op te hebben: een bekend probleem in onze moderne maatschappij — …roep maar wat…

Ook psychologisch is deze fase van bewustzijn, die evenals de voorgaande fase blijft bestaan in het kind (en de mens), van groot belang. Immers, hiermee leert het kind een zekere afhankelijkheid (ik roep) en dus ook vertrouwen (en er komt een reactie) te hebben in haar omgeving.

Echter, dit gevoel van afhankelijkheid kan volkomen omslaan en onder invloed van zwarte magie uiteindelijk uitgroeien tot een egoïstische levenshouding, waarbij de mens (als volwassene) meent zich alles te kunnen veroorloven, alles te kunnen toe-eigenen en dus misbruik maakt van het vertrouwen van anderen. Als gevolg van de steeds meer doorgevoerde individualisering zien we dit probleem steeds groter worden en hoe het zich gaat uiten als machtswellust. We zien — zeker in onze postmoderne tijden — hoe er een zorgwekkende toename is van het aantal machtige mensen, dictators en leiders van grote bedrijven die de wereld kunnen buigen zoals zij het willen. Anderzijds zien we ook hoe ‘het volk’ naar deze machtswellustelingen uitziet in de overtuiging dat deze ‘sterke’ mannen onze problemen oplossen. Maar ook het straattoneel wordt steeds meer het oorlogsfront van de machthebbers. Losgeslagen jongeren gaan steeds verder in hun bedreigingen en terreur.

De mythische periode

De mythische wereld is het domein van de engelen die de beeltenis van god tot uitdrukking brengen. We spreken dan over de ‘Mundus Imaginalis’. Het woord ‘Imaginalis’ is een uiterst zinvol bedenksel van de Franse mysticus en filosoof Henry Corbin (1903-1978), omdat juist door deze benaming het verschil zo duidelijk wordt gemaakt tussen imaginair (verbeelding) en imaginalis. De godsdienstwetenschapper Daniel van Egmond (1947-2018) verwoordde dit in zijn lezingen, die ik mocht bijwonen, als volgt:

De imaginale wereld is de wereld van de symbolen die de objectieve weerspiegelingen zijn van de grondstructuren van de werkelijkheid. Deze symbolen kunnen we door middel van de objectieve imaginatie — een vermogen van het intellect — waarnemen.

Imaginair zijn onze subjectieve fantasieën die het product zijn van onze al dan niet bewuste verlangens, die met name door de Prins van de Wereld[3] op alle mogelijke manieren worden gestimuleerd. Verlangens naar een plezierig leven, wens- en dagdromerijen en ook veiligheid en bestaanszekerheid, succesvol en belangrijk willen zijn.

De Mundus Imaginalis

De Mundus Imaginalis is het tegendeel daarvan. Deze toont zich aan ons als een objectieve wereld waarin de hemel en haar engelen in levende symbolen worden weergegeven. Wij kunnen deze levende symbolen waarnemen als visioenen die kunnen ontstaan wanneer wij in diepe meditatie zijn. Het is de bedoeling dat we ons kunnen verenigen met dat symbool; het symbool en wij worden één. Uiteraard gaat het hier om een proces van bewustwording, waarbij ons intellect een belangrijke rol speelt. Dat intellect is een onmisbaar orgaan in ons bestaan als zoeker naar de werkelijkheid, naar ware spiritualiteit.

Het intellect

Onder ‘intellect’ wordt ook in dit verhaal, niet de slimheid, uitgedrukt in het IQ getal bedoeld, maar het bijzondere vermogen van de mens om in verbinding te komen met god en zijn engelen, waardoor onthullingen en openbaringen mogelijk worden. Helaas wordt dat intellect steeds meer verdrongen door het rationele verstandsdenken, waardoor het echte intellect als verbinding met de engelen steeds meer aan kracht verliest.

Levende beeltenissen

De mythische wereld is de wereld van levende beeltenissen die niets met verbeelding in de zin van fantasie, dagdromerij en puur subjectieve expressies te maken hebben. Levende beeltenissen zijn een objectieve weergave waarmee een engel zich uitdrukt in onze wereld, bijvoorbeeld door visioenen. Deze visioenen kunnen we ervaren als levende fenomenen. Evenals de Wereld van Creatie zich toont aan ons als het woord, de Logos, dat alles vorm geeft, is de beeltenis een weergave van de krachten waarmee het woord als het ware ‘gevuld’ wordt. Anders gezegd: de kracht van de magiër toont zich vanuit het denken en de kracht van de mysticus komt vanuit het hart. Daarmee geeft de Logos de gestalte aan de liefde en wijsheid, de empathie, de barmhartigheid en mededogen, vergeving, maar ook aan de gerechtigheid en het oordeel.

Ook deze mythische wereld bevindt zich in de archaïsche ruimte; als een ruimte in ruimte, weer te geven als een stelsel van concentrische bollen in de zich ontwikkelende bewustzijnsruimte.

De Mundus Imaginalis, de wereld van de beeltenis, drukt zich in onze wereld veelal uit als emotionele visioenen en dromen. Emoties hebben alles van doen met verhalen. Emoties laten zich uitdrukken door de taal. Liefde kan niet door het denken worden uitgedrukt, maar wel als emotie door middel van verhalen: in een tekst, een gedicht, je eigen verhaal….

De gesproken verhalen gebruiken een taal die we als magisch-mythisch kunnen kenmerken. De oorsprong van deze taal is afkomstig van de hemelse engelen en in de geschreven vorm drukt deze taal zich uit door middel van symbolen. Deze symboliek is nog terug te vinden in oude geschriften zoals de Thora en het Egyptische hiërogliefen.

Ook in de originele sprookjes, zien we nog verborgen betekenissen van die talen.

De taal, ook weer zo’n wonderlijk fenomeen, waarbij allerlei vragen gesteld kunnen worden die niet altijd bevredigend beantwoord kunnen worden. Vragen zoals:

Maken wij de taal zelf? Of worden we eerder door de taal gemaakt tot wat en wie we zijn?

Hoe dan ook, kenmerkend voor het mythische niveau is dat het inmiddels tot kleuter gegroeide kindje de moedertaal begint te begrijpen. De overgang van het magische naar het mythische niveau heeft vooral te maken met een toenemend besef van taal. Want het is kenmerkend voor het mythische niveau dat verhalen de emoties van de kleuter gaan structureren. Het kindje leert iets over het ervaren van emoties. Emoties krijgen een naam. Het vertellen van verhalen — en liefst steeds dezelfde — is zeer belangrijk, omdat deze verhalen uiteindelijk resulteren in een bepaalde (hemelse) psychologische structuur in het mythische bewustzijn van het kindje.

Ik en de wereld…

Ook de mythische structuren kunnen nog zeer lang als overblijfselen in het bewustzijn van het kindje worden bewaard. Tegelijkertijd neemt de invloed van de psychische omgevingskrachten ook toe en kan er daardoor een nieuw evenwicht ontstaan tussen de invloed van de hemelse krachten en die van de omgeving. Het zelfbesef van de kleuter neemt meer en meer toe, maar nog steeds is er geen duidelijk ‘ik’ ontstaan. Vooral de groep, deel zijn van een familie, deel uitmaken van verhalen, en van sprookjes (en daarin een rol spelen en betekenis vinden) is alles bepalend voor deze bewustzijnsstructuur. Het taalvermogen neemt toe; er komt een moment dat het kind zich niet meer bij de eigen naam noemt, maar ‘ik’ gaat zeggen.

Zo ontwikkelt er zich een steeds groter ik-besef. Langzamerhand gaat het kind ontdekken dat er nog meer is dan alleen de sprookjes en verhalen die hem/haar verteld worden; er begint een toenemend onderscheid te ontstaan tussen ‘ik’ en de wereld, ‘ik’ en de ander. Kortom de individualiteit van de levende ervaring neemt toe. Het zal duidelijk zijn dat de ontwikkeling van deze fase zeer belangrijk is voor de verdere levensloop van het kind en menswording. In zowel de magische als de mythische periode wordt de basis gelegd voor de verbindingen van het kind met het sociale leven. Het gemeenschappelijke en ‘de ander…’, ‘ik en de ander’ en het ‘ik en de wereld’ zijn in die perioden nog niet zo strikt gescheiden. De groep, de stam, het gezin, zijn belangrijke elementen die in de magische en mythische fase tot ontwikkeling mogen komen.

Mythisch bewustzijn is de kern van elke esoterische en ware spirituele ontwikkeling. In de mythe schuilt een werkelijkheid, die ‘de’ werkelijkheid van het zichtbare en dagelijkse bewustzijn ver overstemt. De mythe is het verhaal van de Mundus Imaginalis, de wereld van de engelen. De mythe hoort thuis in de wereld van de visioenen, die onthullen en openbaren en sluit dus aan bij de oude sprookjes. Daarom is het zo belangrijk om in deze fase van het leven van het kind echte sprookjes te horen, telkens weer opnieuw.

Het kind vindt het verhaal van Roodkapje en de Boze Wolf helemaal niet eng, niet bloeddorstig….! Moderne ouders vinden deze oude verhalen totaal ongeschikt voor hun kinderen, maar daarmee geven zij precies aan dat ze helemaal niets hebben begrepen van de spirituele betekenis van het oude sprookje. Hun kinderen evenwel weten intuïtief waar het om gaat in zo’n oerverhaal en het resultaat is dat een navenante mythische structuur in het kind wordt aangebracht, waar het kind de ouders eeuwig voor dankbaar zal zijn.

Hiermee moge duidelijk zijn dat de modernisering door Disneyland van de oude sprookjes, deze totaal ongeschikt maakt voor het ontwikkelen van een mythisch niveau in de wereld van het kind. In plaats daarvan worden ervaringen aangedragen die het kind als volwassene in allerlei nonsensverhalen doen geloven. De schijnwereld begint hier, met het gebrek aan echte mythen. Steeds groter wordende groepen mensen accepteren deze schijnwereld zoals we vandaag de dag maar al te goed ondervinden.

De ontwikkeling van het gemoed

De mythische periode is vooral van belang voor latere spirituele ontwikkeling, de bestemming van het mens-zijn. Door een (magisch)-mythische structuur te ontwikkelen, zal het kind ook later (opnieuw) in verbinding kunnen komen met de Mundus Imaginalis, de wereld van de engelen en de menselijke zielen. In de peuter-periode zal die verbinding nog niet doordringen tot het (dagelijkse) bewustzijn. Het kind zal eerder in een soort eigen wereld willen vertoeven, en daar is niets mis mee. In tegendeel… ouders kunnen zich misschien zorgen maken dat hun kind zo dromerig is, terwijl de andere kinderen in de groep/klas al druk zijn met van alles en nog wat…

De magische en mythische fasen hebben veel te maken met de ontwikkeling van het gemoed, het sensitieve, de emoties. We zien hoe tegenwoordig het gebrek aan deze essentiële ontwikkeling in beangstigende tempo toeneemt waardoor het pure individualisme eveneens almaar toeneemt en de gemeenschap ontwricht.

De school speelt daarin een wezenlijke rol. Natuurlijk is het belangrijk dat kinderen leren lezen, schrijven en rekenen, maar minstens zo belangrijk is dat het kind de mythische kracht van het gelezene kan bevatten. Dat gebeurt niet door het vak ‘begrijpend’ lezen, nee… dat vak moet alleen maar gezien worden als mogelijkheid om die magische en mythische krachten te laten indalen. Ze zijn er nog: de leraren en leraressen die de liefde voor het verhaal, voor het boek, willen en kunnen overbrengen.

Zelfherinnering, inleiding tot de vierde periode

Zelfherinnering gaat uiteraard over ‘het zelf’ wat dat dan ook moge zijn. Het gaat over het ‘Ik’-gevoel’ dat bij het kind nu snel duidelijker gaat worden. Zelfherinnering heeft te maken met zelfbewustzijn. Zelfherinnering is de duiding voor een complexe structuur, die ons voortdurend herinnert aan wie — maar vooral aan wat — we zijn. We dragen deze herinnering ons hele leven met ons mee, maar meestal doen we dat vanuit een inactieve modus. En het is ook inderdaad geen eenvoudige opgave om ons voortdurend voor ogen te houden wie en wat we zijn.

Toch gaat het hier over een belangrijke zaak. Zelfherinnering zorgt ervoor dat wij bewust door het leven gaan en maakt het verschil tussen de wakkere mens en de mens die slapend door het leven gaat. De slapende mens leeft als een automaat en reageert als een robot. De slapende mens is zich slechts vaag bewust van zijn/haar eigen oorspronkelijke zelf. En dat betekent dat allerlei, voornamelijk opgedrongen, ‘ikken’, deze eigen-heid kunnen overnemen, kunnen bezetten…. De automatische mens wordt ook wel de mechanische mens genoemd. De mechanische mens… ja dan zitten we al dicht tegen de robot-achtige mens aan. Juist in deze tijden waarin de robot en de kustmatige intelligentie belangrijke onderwerpen zijn, is deze constatering beangstigend.

De slapende mens, de slapende wereld, de fantasie-droomwereld, de wereld van de misleiding van het zelf, van de zelfverbeelding. De wereld van de onware, vervormde persoonlijkheid. En hoewel het wellicht vreemd klinkt, is toch zo dat een goede mythische periode in het leven het kind de vorming van die onware slapende persoonlijkheid tegengaat. Juist in die periode ontstaat iets van een zuivere relatie met het oorspronkelijke mens-zijn. het klompje goud van de alchemist… een zuivere eigenheid. In deel 3 van deze serie zal daarover uitgebreider worden gesproken.

De mentale of rationele periode

We komen nu langzamerhand bij het keerpunt van de ontwikkeling van het kind naar volwassene. ‘Keerpunt’ is het juiste woord. Hier eindigt in de meeste gevallen de ontwikkeling waarin het ‘geestelijke’ nog een rol speelt en begint de ontwikkeling waarmee het kind zich steeds meer als individu tussen andere individuen gaat functioneren. Het ‘ik en de ander’ wordt steeds duidelijker. De eigen droomwereld van de magische en mythische periode wordt kleiner en vervolgens ontstaat het mentale niveau, het niveau van wat we tegenwoordig ‘het rationele bewustzijn’ noemen.

Ook de rationele bewustzijnsstructuur ontstaat als een ruimte binnen het archaïsche, het magische en het mythische bewustzijn. De invloed van de psychisch-hemelse krachten wordt steeds zwakker omdat de aardse-psychologische structuur steeds meer overheerst. Hemelse engelen krijgen minder vat op ons, astrale krachten des te meer. In de droomwereld waarin het kind nog steeds kan verblijven drukken de psychisch-hemelse krachten zich nog wel uit, maar in het dagelijkse leven wordt — zoals in de volgende paragraaf wordt toegelicht — de invloed van deze krachten steeds zwakker en gaat de psychologische structuur — en dus de persoonlijkheid — een steeds grotere rol spelen.

Op dit bewustzijnsniveau gaàt het om het leren aanpassen aan de groep. Het opgenomen worden in de groep, en dat wat anderen zeggen, wordt steeds belangrijker. Door groepslid te zijn ontwikkelt het kind binnen een groep niet alleen een eigen individualiteit, maar net zo goed ook een groepsidentiteit, waardoor zij/hij duidelijk van andere groepen is te onderscheiden. Het kind wordt een Ik, een ego, een persoonlijkheid.

Wat verstaan we onder het begrip ‘rationeel’?

Misschien een overbodige vraag, we zijn tegenwoordig toch allemaal ‘rationeel’ bezig. Tenminste… dat denken we. Rationeel betekent efficiënt, kostenbesparend, (vermeend) logisch en causaal denken.

Als een wiskundig begrip drukt het de verhouding uit tussen verschillende vergelijkbare structuren. In de psychologische betekenis gaat het om de verhouding tussen binnenwereld en buitenwereld… De buitenwereld is ons lichaam en de binnenwereld is onze persoonlijkheid die wij via onze zintuigen en lichaam kunnen tonen: lichaamstaal, spreken, zingen, schrijven, spel… Dus in het algemeen ons naar buitengericht handelen.

Maar de oorspronkelijke betekenis gaat veel dieper. Dan gaat het weliswaar ook over een verhouding, maar is de binnenwereld de wereld van de ziel, onze innerlijke spiritualiteit, zoals wij zouden kunnen verschijnen in de Mundus Imaginalis, mens tussen engelen…. De buitenwereld is onze persoonlijkheid, omhuld door ons biologisch lijf en zintuigen. De ratio is dan de uitdrukking van de mate waarin wij van het geestelijke en spirituele bestaan zijn losgeweekt. In de moderne wereld, vanaf Descartes (1586-1650), is deze betekenis nagenoeg verloren geraakt. En nu zal vrijwel niemand meer deze oorspronkelijke betekenis begrijpen, laat staan onderschrijven.

In de mentale of rationele periode worden we volledig in onze leefwereld en ons lichaam geïncarneerd. Ook Gebser noemt dit het rationele niveau. Op dit bewustzijnsniveau gaan we onszelf ervaren als een autonoom individu, als een ‘ik’, die steeds meer het gevoel heeft het middelpunt te zijn van de wereld en die in staat is het eigen leven vorm te geven. Ons bewustzijn opent zich meer en meer om volwaardig deelnemer van de menselijke gemeenschap te worden.

In principe is deze periode niet begrensd; zij kan een leven lang doorgaan, maar kan ook ergens eindigen. Hoe de mentale periode zich ontwikkelt hangt sterk af van de mogelijkheden en omstandigheden: het milieu waarin wij leven, onze eigen ambities, het verloop van onze gezondheid, de relaties die wij willen aangaan, enzovoort. In die zin kunnen we dan ook zeggen dat de persoonlijkheid nooit voltooid is.

Het denken

Het rationele niveau is de periode waarin het denken van het kind zich ontwikkelt, dat zich gaat vormen als een denken in concepten en causaliteit. Ik bedenk iets en dat heeft gevolgen. Deze vorm van denken wordt ook in verband gebracht met het logische denken, hoewel daartussen duidelijk verschillen bestaan.

Het denken op zich is al een abstracte handeling, maar als het gaat om puur logisch denken, is dat ontdaan van elke emotie (als het goed is) en dan gaat het om puur abstract denken. Dit soort denken komt in het gewone dagelijkse leven sporadisch voor. Het is de wetenschapswereld en met name de natuurkunde, de wiskunde en feitelijk alle exacte vakken waar veelvuldig gebruik wordt gemaakt van de logica.

Ons gebruikelijke denken in het leven van alledag gaat dan ook veeleer om het conceptuele en causale denken, is zeker niet puur abstract en is meestal in meer of mindere mate vermengd met het emotionele ‘denken’.

‘Dit idee voelt niet goed aan’, zeggen we dan.

In de rationele ontwikkelingsperiode speelt dat conceptuele denken dus een voorname rol, maar in een evenwichtige ontwikkeling hoort ook plaats te zijn voor de emotie.

Ook het emotionele vormt een belangrijk deel van de ontwikkeling van het kind tot volwaardig mens. En beide ontwikkelingen kennen eigenlijk ook geen eindpunt. Ze kunnen ons hele leven actief blijven doorgaan, waardoor er talloze lagen van volwassen-zijn kunnen ontstaan. Al deze lagen volgen hun eigen spoor van ontwikkeling, waardoor het niet eenvoudig is om al die sporen in een enkel verhaal te belichten. We zullen ons moeten beperken tot wat algemene opmerkingen over het opgroeiende kind.

In dit deel zal het vooral gaan over de periode van het ‘naar de grote school’ gaan tot aan de puberteit. Het moderne kind leert zo snel mogelijk lezen, schrijven en rekenen. Dat is uiteraard ook belangrijk en doet voortdurend een beroep op het mentale vermogen van het kind. Het is echter de vraag of deze manier van leren voor het kind en ook voor de maatschappij wel de meest passende werkwijze is. Generaties van onderwijsgeleerden denken van wel en kijken daarbij ook naar prijskaartjes en andere criteria. Ook de toenemende kennis op gebied van neurologie speelt een rol, waardoor de ontwikkeling van het kind steeds meer gebaseerd raakt op abstracte meet- en rekenmethoden.

En wie behoedt de belangen van het kind? Hoe gestrest raken zij? En hoeveel invloed heeft dat op hun latere volwassen zijn?

Onderscheiden

Het denken scheidt, waardoor onderscheid ontstaat dat zich in begrippen uitdrukt. In eerste instantie als kind en puber nog als groep tegenover andere groepen, maar naarmate wij ouder worden, wordt het denken steeds individueler en de ‘groep’ steeds kleiner. Het ‘wij-gevoel’ verdwijnt. Op den duur is deze groep eigenlijk alleen maar onze eigen bundel ‘ikken’ en dan zijn we volledig individu, volledig geïdentificeerd. Alles wat wij weten, wat we kennen, wat we menen, is nu een bezit, is van ons. Wij ‘vergeten’ dat wij dit alles te danken hebben aan anderen, onze ouders en andere opvoeders, de media, de boeken, het internet, zowel in positieve als in negatieve (destructieve) zin.

Het denken op het mentale en rationele bewustzijnsniveau heeft dus alles te maken met onderscheid. Onderscheid leert ons de begrippen waarmee we met elkaar kunnen communiceren. En juist daarin schuilt de adder onder het gras. Ieder van ons bouwt een eigen systeem van begrippen op, waarmee hij/zij zich onderscheidt van de ander. Dat is mooi, al die diversiteit, maar er schuilt een groot gevaar en dat is dat we elkaars begrippen lang niet altijd kunnen plaatsen, waardoor er talloze misverstanden ontstaan. Deze misverstanden leiden tot verwarring en uiteindelijk tot chaos en strijd.

Dit is ook het verhaal van de Toren van Babel, de mythe die de oorzaak blootlegt van al die chaos: de hoogmoed. Het is de hoogmoed die de mens er toe brengt zich boven de schepper en boven de wereld te kunnen plaatsen, het is de bron van alle machtsstructuur. Onderscheid brengt ons tot oordeel en oordeel verzandt in ver-oordelen, de drager van hoogmoed.

In het Tarotspel bevinden zich twee kaarten die dit hele drama samenvatten: de kaart van de Opstanding met als neventitel ‘het Oordeel’ en de kaart van ‘de Toren’, die ons duidelijk laat zien waar de hoogmoed ons brengt: de destructie van mens en maatschappij. De kaart van de Opstanding is een aansporing; we kunnen ontwaken uit onze benevelde (dag)droomwereld als we ons denken vanuit het verstand inwisselen voor het denken met ons intellect. Het intellect wordt ons gegeven, en maakt ons tot mens. Het intellect onderscheidt ons van het dierlijke verstand en instinct. Het menselijke intellect is een geschenk dat ons zelfs boven de engelen doet uitsteken.

Daarentegen bergt het verstandsdenken het gevaar in zich terecht te komen in de chaos en de strijd van de dagelijkse droomwereld, die uiteindelijk een hele cultuur en misschien ook de hele mensheid te gronde kan richten.

Het oordeel in het Tarotspel — Pamela Colman Smith[4]

De toren in het Tarotspel — Pamela Colman Smith[5]

De ontwikkeling van het rationele taalvermogen

Voortbouwend op het taalvermogen in de archaïsche, magische en mythische periode zal het kind de rationele taal ontwikkelen.

In de archaïsche periode vindt dat plaats in dromen en visioenen, maar later, in de magische en mythische periode, is er ook plaats voor de gesproken versies. Het kindje zal steeds meer van zich laten horen. Vaak nog in de brabbeltaal van het magisch-mythische, maar allengs krijgt de vorming van de rationele taal de overhand. Het kindje wordt steeds meer deelgenoot van de menselijk gemeenschap, die al spoedig de overhand krijgt. De magisch-mythische taal dreigt daardoor steeds verder aan de aandacht te ontsnappen en wordt op den duur helemaal overstemd door de alom gebruikelijke rationele taal.

De magisch-mythische taal

In de gesproken vorm is de magische mythische taal een taal die in geen enkel opzicht vergelijkbaar is met de aardse talen. Het is engelentaal, een ‘taal’ die woordloos is, en die alleen verstaan kan worden door gnosis, kennen door éénwording. Babies hebben dat vermogen van nature waardoor hun bewustzijn zich vult met ‘engelenbegrippen’, goddelijk bewustzijn, de godsvonk, alsmede het intellect en het zaad van liefde en barmhartigheid, waarheid en gerechtigheid.

Maar hoewel dit alles in het kindje wordt aangebracht, is het daarvan niet bewust. In de archaïsch-magisch-mythische perioden is nog geen enkel begrip aanwezig in die kinderlijke bewustzijnsruimte.

Hoe vindt de communicatie tussen de engelen en de baby plaats ? Engelen drukken zich uit via dromen en visioenen en dat betekent dat ook de baby deze dromen en visioenen ondergaat. Er is in deze periode dan ook eigenlijk geen sprake van een taal zoals als wij die gebruiken. Het gaat hier meer om een ‘verschijnen’ van die visioenen en beeltenissen in de bewustzijn-ruimte van het kind. Die worden door het kind passief ondergaan en ergens opgeslagen als ‘overblijfselen’(Swedenborg).

De taal van de gemeenschap

Pas bij de vorming van de rationele taal die meestal uitgroeit tot de enige, gaat de gemeenschap een rol spelen. In de normale situatie voltrekt zich de overgang van magisch-mythisch naar rationeel geleidelijk. En hoewel de meeste mensen het bestaan van het magisch-mythische hooguit als ‘sprookjes’ zien, is het onze overtuiging dat juist deze talen zich als levende ervaringen tonen.

In elk geval is dat ons uitgangspunt bij de bespreking van de bewustzijnsontwikkeling van het kindje in die eerste levensjaren en de rol van de engelen afkomstig uit de Mundus Imaginalis. Zonder al te dramatisch te zijn over de overgang naar het rationele bewustzijn — een overgang die absoluut noodzakelijk is — gaat het toch over een verlies. Een verlies dat ieder mens raakt, al zijn er slechts weinigen die zich dat realiseren. De heilige geschriften en de vele mythische verhalen die iets vertellen over dat verlies, zijn eenduidig: het gaat over de val uit het paradijs en de mythe van de toren van Babel. Ons kindje doet die stap, uiteraard onbewust, op het moment dat het rationele de overhand krijgt, het moment dat het kind naar de ‘grote school’ gaat.

Het kindje wordt zich geleidelijk aan steeds meer bewust van de gemeenschap waar het deel van uitmaakt. En dan begint het contact met de grote mensentaal, de rationele taal. Daarmee verliest het kind steeds meer de ruimte die nodig is om met de engelen te communiceren. Dat heeft als gevolg dat in feite een deel van het bewustzijn van het kind sterft. Vrijwel al het taal-leervermogen van het kind richt zich op de rationele taal. Engelen verstaan deze taal niet, voor hen is onze rationele taal alleen maar een dood systeem van lijnen en punten. Wij redeneren net andersom: voor ons is de engelentaal, zoals zij uitgedrukt wordt in onverstaanbare en onuitspreekbare pure schrifttekens een niet te gebruiken manier van communiceren en dus noemen wij haar dood.

Mystici, profeten en apostelen

Hildegard von Bingen, mystica, visioen, opgetekend door haar secretaris[6]

In de loop van de vele eeuwen zijn er mensen geweest die deze aanraking hebben ondergaan en de oproep beantwoord. Zij waren daarom in staat hemelse boodschappen, onthullingen en openbaringen te ontvangen en door te geven. We noemen ze mystici, profeten en apostelen. Hun boodschappen werden eerst mondeling doorgegeven, maar later werden die boodschappen op schrift gesteld zodat veel meer mensen daar kennis van konden nemen. En zo ontwikkelde zich de heilige taal, de magisch-mythische taal, geschreven op perkamenten rollen en weer later in boekvormen.

Een prachtig voorbeeld daarvan zien we in de nalatenschap van Hildegard von Bingen (1098-1179); Benedictines, die prachtige teksten, liederen en kennis van geneeskrachtige kruiden beschreef, die ze ontving tijdens haar visioenen.

Alle heilige geschriften zijn door deze magisch-mythische boodschappers aan ons gegeven. Dat is het kenmerk van die geschriften, die heilig zijn, omdat ze ontvangen zijn. Ontvangen door de talloze religieuzen, monniken en nonnen en in opdracht geschreven.

De mystieke taal is dus de taal waarmee engelen zich kenbaar maken wanneer ze in verbinding staan met de mens. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen hoe de engelen onderling communiceren en hoe hun communicatie naar buiten, naar de mens verloopt. Er wordt ons verteld in talloze heilige en spirituele geschriften dat engelen geen mond bezitten en dus niet als mensen kunnen spreken. Dat is de reden waarom in onze wereld de mystieke taal via symbolen, zoals iconen, tot uitdrukking wordt gebracht. We begrijpen nu ook waarom er over ‘levende’ symbolen wordt gesproken. En dat geldt ook voor (lucide) dromen en visioenen waarin engelen verschijnen met hun boodschappen. Een der bekendste voorbeelden daarvan lezen we in de boeken van Genesis (gen 28-10-22 ) over de dromen van Jacob, het verhaal van de Jacobsladder met engelen die langs die ladder op en neer bewegen.

De droom van Jacob — Chagall[7] 

Ondanks het feit dat mystieke taal universeel is, past zij niet zomaar in het rijtje van de wereldtalen. Maar het is misschien wel aannemelijk dat de mystieke taal de oorsprong is van die talen. En de overgang naar onze gewone taal heeft wellicht te maken met het gebruik van de mystiek bij heilige ceremonieën en de mystieke teksten die daarbij gebruikt worden en vastgelegd zijn op perkamenten boekenrollen en later op gedrukt papier verschijnen.

Deel 3: Het bewustzijn in het dagelijks leven als oefening

In het volgende deel wordt verder ingegaan op voortgaande ontwikkeling van de persoonlijkheid en welke keuzen gemaakt kunnen worden. Het gaat over de ‘aangeraakten’ en wat de gevolgen zijn wanneer mensen die aanraking serieus nemen.

Bij de vorming van de persoonlijkheid ontstaan vele problemen. Die zullen worden toegelicht en op welke wijze een oplossing mogelijk kan worden gemaakt.

Een der belangrijkste problemen daarbij heeft te maken met de toename van depressiviteit en de soms zo desastreuze gevolgen, vooral voor jonge mensen. Hoe kunnen we daarmee omgaan, kunnen we daar verandering in brengen?

Geraadpleegde literatuur
  • Daniel van Egmond (2012). De mens en zijn engel. Uitgeverij Nachtwind
  • Daniel van Egmond (2014). De wereld van de Ziel. Uitgeverij Nachtwind.
  • Henry Boelaars (1984). Hildegard von Bingen: de Scivias. [met een commentaar van pater Henry Boelaars op de Scivias]. Uitgeverij Servire.

Tags: 

[1] Bron: De magiër in het Tarotspel (1910) — Pamela Colman Smith

[2] Zie wijsheidsweb.nl/redactionele-pagina’s/element-vuur/animistische-en-sjamanistische-richtingen/sjamanisme/

[3]De ‘prins van de wereld’ is een van de namen van waarmee de demonische krachten worden aangeduid. Zij proberen voortdurend de mens onder hun invloed te houden en zich te verbinden met die mens. Zij doen dat in de eerste plaats omdat ze niet langer tot de levende schepping behoren en dus moeten zij hun levensenergie stelen van de mens. Daarmee wordt ook vastgesteld dat, wanneer die mens dat weigert, de gevallen engel ten dode is opgeschreven. Daarom stellen zij alles in het werk om de mens in die slavernij te brengen en te houden, om een heel leven lang dienaar te zijn van het kwaad.

[4] Bron: Het oordeel in het Tarotspel (1910) — Pamela Colman Smith

[5] Bron: De toren in het Tarotspel (1910) — Pamela Colman Smith

[6] Bron: Hildegard von Bingen empfängt eine göttliche Inspiration und gibt sie an ihren Schreiber weiter.

[7] Bron: De droom van Jacob – Marc Chagall, fair use, WikiArt

Schrijf een reactie