Mens, waar ben je …?

0

Een verhaal over het drama van de schepping, het drama van de mens …

Evert Wagenaar

Dit is een mystiek verhaal. Het is door middel van meditatie tot stand gekomen. Het is niet mijn bedoeling dit als absolute waarheid te beschouwen. Integendeel, het is eerder bedoeld als aanmoediging om op deze mystieke wijze naar de oude teksten te kijken. Deze teksten zijn te vinden in heilige boeken die de vele godsdiensten in onze wereld hebben verspreid en die de tand des tijds gedurende tientallen eeuwen hebben weerstaan.

Inleiding

De schepping ― Michiel van der Borch[1]

 In het scheppingsverhaal volgens Genesis III, vers 8-9 staat het verhaal van de Heilige, geprezen zij zijn naam, die wandelt in de avondkoelte. Adam en Eva verschuilen zich want zij hebben een grote zonde begaan; zij verschuilen zich tussen het geboomte in den hof. En de Heilige roept Adam … ‘Adam, waar ben je …?’

Met deze korte mythische tekst wordt het grote drama van het universum en van de mens weergegeven. God roept Adam en Eva, maar zij verschuilen zich ….
God roept, een roep die klinkt door het hele universum, God roept en hij huilt … ‘Adam, mens waar ben je …?’ Hij is zijn mens kwijt, de mens die hij geschapen heeft om zich te tonen, zichtbaar te maken, de mens die zijn beeld en gelijkenis is ….

Mundus Imaginalis

Deze tekst, deze mythe, is een verhaal uit een andere wereld. Dit verhaal is ― net zoals alle verhalen in de Bijbel ― een verhaal dat niet plaatsvindt in onze wereld van het leven van alledag, het leven in tijd en ruimte. Nee, dit verhaal vindt plaats in de wereld van de engelen, de wereld die ook wel de Mundus Imaginalis wordt genoemd, de wereld van het paradijs. Deze wereld bevindt zich buiten onze tijd en buiten de drie-dimensionale-ruimte-wereld.

In zekere zin, zou je kunnen zeggen dat het hier gaat om buitenaardse wezens; daar zijn sommigen groepen mensen erg gek op. Maar dan bedoelen zij meestal iets anders, zoals wezens met vreemde vormen, met bijzondere gelaatstrekken, meestal uitgerust met buitengewoon complexe hersenen, waardoor zij een veel hogere vorm van beschaving bezitten. De gedachte daarbij is dat het denken de hoogste vorm van beschaving is, maar dat is niet wat het Oude Weten ons wil zeggen. De namen van personen en de gebeurtenissen in deze Mundus Imaginalis zijn symbolisch en dus onstoffelijk. Eerder zijn deze symbolische duidingen als de dragers van het goede, het ware en het schone te beschouwen.

Adam is ‘Ziel’

De naam Adam is een symbolische naam voor de Mens die niet in tijd en ruimte leeft en in feite een naam is voor een engel.

God schept Adam naar zijn evenbeeld ― foto Joke Koppius; kerk van Johannes de Doper, Sourp Karapet, Armenië

Wel een heel bijzondere engel, die geschapen is naar Gods eigen beeld en gelijkenis. Adam, de engel, is daarmee datgene wat wij ‘Ziel’ noemen en er staat in dat scheppingsverhaal (Genesis I en II) dat Adam man én vrouw is.
Een androgyn wezen, niet lichamelijk dus … Adam en Eva samen in één en dezelfde engel ….
Later vertelt het verhaal ons dat Eva een zelfstandig wezen wordt, Eva ― uit de rib van Adam ― wordt los gemaakt van Adam. Maar nog steeds zijn zij engel, want ze vertoeven nog immer in het paradijs, ze zijn dan ook nog zeer intens verbonden met elkaar.

Als Adam ‘Ziel’ is, wie of wat is dan Eva …?

Eva is de persoonlijkheid, dat deel van Gods beeld en gelijkenis dat dichter bij de aarde staat.
We weten inmiddels dat ― wanneer het verhaal verder gaat ― er iets misgaat: de slang komt. Hij is de vertegenwoordiger van het kwaad en Eva valt voor zijn verleiding en trekt Adam mee. Ze moeten het paradijs uit en krijgen ‘rokken van vellen’.
Met andere woorden: ze worden mens zoals u en ik, met een biologisch lijf, een persoonlijkheid en een min of meer verborgen ziel.

Wanneer ik dan vanuit dit Bijbelse verhaal naar mijzelf kijk, zie ik mij als mens in een lichaam, de rokken van vellen; ik zie mijn persoonlijkheid, Eva en soms ― heel even ― voel ik mijn ziel, Adam ….

‘Mens, Adam , waar ben je …?’

Dat is de vraag, de roepende vraag van God die mij roept, op zoek naar mijn ziel. De God die wil dat mijn persoonlijkheid, mijn Eva, weer verenigd wordt met Adam, mijn ziel, zodat hij zich weer helemaal kan uitdrukken in zijn schepsel.
Daarom dit artikel, dat mij de symbolische vertelling uit het boek Genesis wil helpen terug te vinden in mijzelf, waardoor dat verhaal de zin krijgt zoals dat bedoeld is.

God huilt …

In Genesis 3 wordt ons dan verteld dat God in de ‘avondkoelte’ loopt en hij huilt, dat staat voor mij vast. Beladen door droefheid zoekt hij vertwijfeld zijn mens, zijn beeld en gelijkenis ….
Wat gebeurt er …?
En waarom loopt Hij in de avondkoelte?

Je zou toch denken dat als hij serieus op zoek is naar Adam, hij dan toch beter in het heldere ochtendlicht kan beginnen. Maar nee, hij zoekt in de groeiende duisternis, de duisternis van het kwaad ….

En waarom verschuilen Adam en Eva zich …?

God weet wel wat er gebeurt, hij weet dat dit zich willen verschuilen het gevolg is van zijn besluit om het licht van de duisternis te scheiden, het licht, dat hij ‘goed’ noemt, maar waarmee ook de duisternis een naam krijgt: het kwaad (Genesis I). En vervolgens scheidt hij de wateren, wateren, boven en wateren onder ….
Wij spreken liever over hemelen, de hemel boven en de hemel beneden, die ook de ‘aarde’ heet. De hemel boven is de verblijfplaats van de goden, engelen. De aarde als de hemel beneden, is de verblijfplaats van de mensen met hun persoonlijkheid en hun ‘rokken van vellen’, hun lichaam. En daartussen in komt een ‘uitspansel, het firmament’, een ‘scheidingsruimte’, die we ook ‘hemel’ noemen met daarin het paradijs: de oorspronkelijke verblijfplaats van Adam en Eva als zij tezamen zijn en wandelen met God
De duisternis die zich onder de aarde bevindt krijgt ― zoals gezegd ― ook een naam: de klippoth, en de hellen, gehenna … en wordt de verblijfplaats van het kwaad.

En God zegt: daar zij Licht; en er is Licht. En God ziet dat het goed is en God maakt scheiding tussen Licht en Duisternis …
En God zegt: daar zij een Uitspansel in het midden der wateren en dit make scheiding tussen de wateren en de wateren … en hij maakt het uitspansel en scheidt de wateren onder en de wateren boven dit Uitspansel, en God noemt het Uitspansel Hemel …

Genesis  I: 4-8
The Universal Man ― Hildegard of Bingen[2]

De mens, Adam, de androgyne, die geschapen is, wordt precies in die scheidingslaag geplaatst, in het uitspansel, in het oosten, in het paradijs, waardoor die mens in de gelegenheid wordt gesteld te kiezen, moet kiezen … en ook te verbinden.
Adam moet kiezen voor een verblijf in de hemel en het paradijs en gericht zijn op de wateren boven, op God …. Maar hij kan zich ook afwenden en gericht zijn op de duisternis, de verblijfplaats van het kwaad. En God weet wat Adam gaat kiezen, een keuze die noodzakelijk is en die het gevolg is van zijn scheiden, onvermijdbaar. Hij wist dus dat zijn mens kiest voor de duisternis, geheel volgens zijn plan ….

Wat is dat plan …?

Dat plan is dat de mens een bewuste keuze moet kunnen maken. Adam en Eva, zij kiezen voor de duisternis, maar de vraag is of dat echt een bewuste keuze is. Pas als zij ondervinden wat de duisternis is, wat het kwaad is, dan pas kunnen zij een bewuste keuze maken, dan pas kunnen zij kiezen voor het teruggaan naar het licht en zich opnieuw richten op de bron … een omkering, de bekering … metanoia.

Het drama

Een keuze gaat altijd tussen óf dit, óf dat … óf het licht, óf de duisternis … nooit tussen én licht én duisternis tegelijk ….
En toch gaat het om die laatste keuze. Immers de mens wordt geschapen naar Gods beeld en gelijkenis niet alleen om Gods openbaring te zijn, maar ook om de duisternis te verbinden met het licht. Die duisternis is de verblijfplaats geworden van het kwaad, van Lucifer. Lucifer die als eerste de keus maakt zich niet langer te richten op de Heilige, niet meer te aanvaarden dat de Heilige de bron is van het bestaan en het leven.

God schept de mens, Adam, die verblijft in het paradijs, het uitspansel, de hof van Eden, de plaats waar deze mens behoort te zijn. Maar deze plaats is niet de juiste plek om de taak die de mens is opgedragen tot uitvoer te brengen. De mens moet immers middelaar worden tussen hemel en aarde en hellen, en dat kan alleen als die mens als mens kan afdalen in die duisternis, in de verblijven van de demonen, ‘de dienaars van het kwaad’.
De hellen, ja, dat zijn de verblijfplaatsen van het kwaad, daar moet de mens zijn werk gaan doen. In de duisternis van de lage wateren, zodat de demonen, de gevallen engelen, gegrepen kunnen worden om weer verbonden te worden met het licht. In het Genesis verhaal wordt dat nog eens onderstreept door de opdracht aan Adam om namen te geven. Namen geven betekent verbinden met God.

God huilt als Hij de Mens roept … ‘waar ben je …?’

Wat is dan dat drama ?

Het drama is dat de mens in eerste aanleg niets af weet van die duisternis en van het kwaad dat daarin schuilt. Het drama is dat de mens bij zijn/haar geboorte ‘wandelt met God’ als zijn beeld en gelijkenis, als zijn goddelijke openbaring, maar hij/zij weet dat eigenlijk niet. Hij/zij zijn eigenlijk kleine baby’s, goddelijke baby’s, en zij hebben daar geen idee van. En naarmate ze ouder worden, wordt het eigenlijk alleen nog maar erger. De baby bevindt zich immers ook in de gemeenschap van de mensen, en die willen graag dat het baby’tje zo snel mogelijk mens wordt tussen de mensen van de gemeenschap. Maar de gemeenschap van mensen heeft zich van de Heilige afgewend en zijn volgelingen van Lucifer geworden. De val uit het paradijs vindt nog steeds plaats; van moment tot moment bij elke geboorte, waar ook ter wereld. Het mensje daar in het wiegje is zich van geen Kwaad bewust, maar dat wiegje is toch de plaats waar die val uit het paradijs gebeurt.

Dat is het drama, het ontbreken van een echte keuze. en de vrije wil die daarvoor nodig is. ‘Wie niet voor mij is, is tegen mij’, zegt Jezus tegen zijn volgelingen.
Adam moet als het ware voor allebei kiezen: eerst kiest hij (ongewild en zonder besef) voor de duisternis en moet hij/zij die duisternis leren kennen, moet hij/zij het onderscheid tussen licht en duisternis leren en ervaren. En dan pas, daarna pas, volgt de echte keuze …. Dan moet hij/zij echt kiezen om weer terug te gaan naar dat licht en kan hij/zij werkelijk namen geven.

De Boom des Levens en de Boom der kennis van goed en kwaad

De vertegenwoordiger van het kwaad, de slang, komt naar Adam. Eerst via Eva, zij laat zich verleiden de appel, de vrucht van de Boom der kennis van goed en kwaad, te eten.

De Slang nu is het listigste van alle dieren des Velds, die YHVH Elohim gemaakt had; en zij zegt tot de vrouw Eva: God heeft zeker wel gezegd, je zult niet eten van enige boom in de Hof? En Eva zegt dan: van de vrucht van het geboomte in de Hof mogen wij eten, maar van de Boom, de Boom des Levens, die in het midden van de Hof staat, daarvan zullen jullie niet eten, noch aanraken, anders zullen jullie voorzeker sterven.

Genesis III: 1-3
AAdam en Eva bij de Boom van kennis[3]

De Boom des Levens en de Boom der kennis van goed en kwaad, zij lijken heel veel op elkaar, maar zijn toch totaal verschillend. Eigenlijk zou daaraan een heel hoofdstuk gewijd kunnen worden en dat past niet in het bescheiden kader van dit artikel. Het mijn de bedoeling in een volgend verhaal over het onderscheid tussen deze bomen meer te vertellen.

Dat is ook het drama, het drama zit hem in de ogenschijnlijke overeenkomst en gelijkvormigheid van deze beide bomen. Daardoor wordt Adam misleid. Die misleiding is heel typisch voor de manier waarop het kwaad de mens tackelt. Het kwaad toont zich als het goede en op het eerste gezicht ziet Adam, de mens, het verschil niet.

We kennen de rest van het verhaal: God moet Adam en Eva het paradijs uitsturen, zij kunnen daar niet langer verblijven, al zou God het nog zo graag willen. Zij ― Adam en Eva ― zijn niet langer verbonden met de Boom des Levens, het centrum van het paradijs. Zij worden sterfelijk en komen terecht in het veld, dat ook aardbodem wordt genoemd. Daar moeten ze hard aan het werk.

‘Maar’, zou je zeggen: ‘het goede is toch goed en het kwade is kwaad?’

Dat is natuurlijk zo, maar Lucifer, de baas van de hellen, is slim, hij weet dat de mens het onderscheid tussen de Boom des Levens en de Boom der Kennis niet of nauwelijks kan waarnemen. Als dat wel zo was, zou zijn macht heel wat kleiner zijn.
Het is eenvoudig voor hem om Adam en Eva te misleiden en ze naar hartenlust van de Boom der Kennis te laten smullen. De Boom van Kennis wordt met de hulp van de slang zo mooi op getuigd, dat ze echt denken dat ze van de Levende Boom eten.

Zo werkt het dus …

Adam ene Eva worden uit het paradijs verjaagd ― Marc Chagall[4]

De mens, Adam en ook Eva, ze zijn verblind, laten God in de steek en moeten het paradijs verlaten. Ze hebben geen idee wat hen boven het hoofd hangt. Ze weten alleen dat ze ‘naakt’ zijn en verbergen zich daarom voor God die hen zoekt.
Adam …. Waar ben je? Een voor een komen ze uit de bosjes, die hen aan het oog onttrekken en hen ― naar ze denken ― beschermen.
Maar God vindt hen en stelt vragen. Wie heeft u gezegd dat jullie naakt zijn …?

Het is Lucifer, de baas over de hellen, die hen dat gezegd heeft. Ze hebben hem geloofd en zich van God, de bron van het leven en het goede, het ware en het schone, afgekeerd. Daardoor zijn ze hun lichtkleed kwijtgeraakt en zijn nu inderdaad naakt.
Zij kunnen niet langer in het paradijs vertoeven, ze moeten het veld in en moeten hun naaktheid bedekken door de rokken van vellen, die ze nu aangemeten krijgen ter vervanging van het lichtkleed. Rokken van vellen, ons biologisch en zintuiglijk lichaam. Het lichtlichaam van het verlichte denken en voelen wordt ons ontnomen. Het paradijs wordt gesloten en afgegrendeld door een schare Kerubs, engelen met vurige zwaarden ….

Dit is een mythisch verhaal

En dat wil zeggen dat het is opgebouwd met behulp van symbolen, die dit verhaal tot uitdrukking brengen in de universele taal van het paradijs. Als wij dit verhaal een plaats willen geven binnen ons gerationaliseerde denken, dan moet er een vertaalslag plaatsvinden. Het is een beeldverhaal, dat bestaat uit images; daarom wordt het paradijs ook wel de Mundus Imaginalis genoemd.
De kenmerken van deze taal ― het is al eerder gezegd ― is dat zij niet alleen in beelden spreekt, maar ook tijdloos is en geen fysieke ruimte inneemt.

Als je dat serieus neemt, zouden de verhalen over Adam en Eva, en het paradijs zeker niet in de verledentijd geschreven moeten zijn. Al de beschreven gebeurtenissen vinden plaats in de tegenwoordige tijd, beter gezegd: in het NU.

En waar zouden deze verhalen dan kunnen plaatsvinden?

Eigenlijk alleen maar in onszelf, in de ruimte die wij kunnen zijn, immers, daar ontstaan de beelden die ons in staat stellen het mythische verhaal in ons bewustzijn gestalte te geven.

Concreet betekent dit dat de ‘gebeurtenissen’ zoals ze omschreven zijn in het boek Genesis (en in alle andere heilige geschriften) in onze denk- en gevoelsruimte plaats kunnen vinden om daarmee een deel te worden van onze levende ervaring. Het Woord van God wordt daarmee actueel en levend. De mens is als enige in staat om uit zo’n gestileerde bundel inktspetters deze levende beelden te bouwen om daarmee een levende ervaring in het bewustzijn te vormen.

Levensboom[5]

En zo kan ook dit verhaal van Adam en Eva een levende ervaring worden voor een ieder die iets wil begrijpen van dat Woord van God en die in overeenstemming met dat woord zijn/haar bestaan wil opbouwen. Een bestaan waar Adam het model is van de Ziel (Ruach) en Eva de persoonlijkheid vormt. Ook de hellen zitten in onze ruimte … zij vormen onze ikken, ons ego, aangevoerd door de slang van het kwaad. En dit verhaal begint daadwerkelijk ‘in de Beginne’; dat wil zeggen op het moment dat wij geboren worden en ons leven een aanvang neemt.

In dat begin zijn wij Adam-Eva, androgyn, en liggend in de wieg is ons bewustzijn nog leeg. Eigenlijk zijn wij dan alleen nog maar Ziel, Ruach en zijn wij een engel, een bewoner van het paradijs. Onze persoonlijkheid is nog leeg, is nog stil. Maar in de maanden die volgen worden wij steeds meer mens, onze persoonlijkheid begint zich te vormen. We raken meer en meer onder de invloed van de gemeenschap waarvan wij deel uitmaken. En omdat niemand uit die gemeenschap spreekt over mijn Ziel, vergeet ik die steeds meer en zo zal ik geleidelijk aan meer in de gemeenschap zijn en steeds minder in het paradijs.

De kerken noemen dat ‘de erfzonde’….
Door mijn schuld, mea culpa …

Maar is dat zo?

Of gaat het hier eerder over de mens die eerst kennis moet nemen van de Boom der kennis van goed en kwaad? Zodat we iets leren over het onderscheid, waardoor we wel een bewuste keuze kunnen maken? En dan kan het zijn dat we ‘aangeraakt’ worden en een beetje beginnen te ontwaken uit onze diepe slaap als mens van alledag. En als dat gebeurt, worden we ons bewust van ons bestaan in het veld en over de arbeid die we dan moeten verrichten. In het zweet van ons aanschijn zullen we de weg terug moeten vinden. De weg terug, Tikkun, de Kabbalistische benaming voor de weg terug naar het herstel van het paradijs en de nieuwe Adam, de nieuwe Mens.

Hoe doen we dat?

We doen dat door onszelf voor de spiegel te plaatsen, een innerlijke spiegel. Daarmee worden we ons bewust van onszelf, confronteren we onszelf met wie wij zijn.

Wie zijn we dan?

We zijn gevallen engelen en met ons vernauwde bewustzijn, gehuld in ‘rokken van vellen’ bevinden we ons ergens tussen hemel en aarde, of misschien nog erger: tussen aarde en hellen, verborgen in de bosjes ….

Maar God roept ons en klopt voortdurend op de deur van ons hart. De deur die door onze ‘ikken’ angstvallig gesloten wordt gehouden. Totdat we in de gaten krijgen dat deze ‘ikken’ niet echt van ons zijn, maar van de gevallen engelen, de machten van het kwaad, waarmee wij in hun gevangenschap verblijven, de gevangenschap van de Boom der kennis.

Wanneer we ons daarvan bewust worden, ontwaken wij langzaam uit onze diepe geestelijke slaap. Langzaam zullen de psychologische rokken van vellen verbleken, hun (nep)glans verliezen en zal Eva als onze Nephesh, onze gezuiverde persoonlijkheid, zich weer kunnen verbinden met Adam, de Ruach en zal de aarde (de wereld-in-ons) weer een weerspiegeling kunnen worden van de hemel.

Hij zei: ‘Ga in uw binnenkamer en sluit uw (buiten)deur en bid tot uw Vader die in het verborgene is’. Maar wat in hen allen is, is het pleroma. Behalve dat is er daarbinnen niets. Dit is waarvan gezegd wordt dat het boven hen uitgaat.

Evangelie van Filippus, vers 69
  • Egmond, Daniel van (2014). De wereld van de ziel, Mundus imaginalis. Utrecht: Ef & Ef Media.
  • Corbin, Henry (2007) Mundus Imaginalis, or The imaginary and the Imaginal. Golgonooza Press.
Noten

[1] Bron: De schepping (1332) ― Michiel van der Borch, Museum Meermanno, Den Haag
[2] Bron: The Universal Man (1165) ― Hildegard von Bingen, Liber Divinorum Operum 1.3, kopie 13e eeuw, Biblioteca statale, Lucca (It) Het rad stelt de kosmos voor, die bestuurd en eventueel ontregeld wordt door de winden en onderhevig is aan seizoenen. De ontregeling kan ook veroorzaakt worden door de mens.
[3] Bron: Adam en Eva bij de Boom van kennis (eind 12e eeuw) ― detail Romaans altaarstuk, Museu de Solsona (Spanje)
[4] Bron: Adam et Eve chassés du Paradis (1961) ― Marc Chagall, Musée national de Nice
[5] Bron: Levensboom ― foto Wolfgang Sauber, Lapidarium: grafmonument voor Salvius (detail), Sopron nuseum (Hongarije).

Avatar foto

Van origine techneut, en nu al een jaar of 40 betrokken bij de studie van spiritualiteit en religie in de authentieke vormen. Mijn specialisatie is vooral gericht op het gebied van de joodse mystiek en de (christelijke) Kabbalah. Ik ondersteun mensen die zich eveneens geestelijk willen ontwikkelen volgens deze tradities. Ik schrijf artikelen over uiteenlopende spirituele en religieuze onderwerpen. Al deze activiteiten tracht ik te verbinden met mijn levende ervaring als deel van het dagelijkse bestaan.

Schrijf een reactie