Machteld Roede
Bron: verscheen tevens in civismundi digitaal # 91
In het kleine tweewekelijkse blad ARGUS van 15 oktober 2019 gaf Mark Blaisse een goed overzicht van het recente boek van Daniel Okrent over de grote rol van de eugenetica bij het stuitend racisme in met name Amerika en ook Australië.
Dit roept de vraag op wat de eugenetische beweging in Nederland heeft betekent.
Ten eerste een correctie op Blaisses introductie:
“Eugenetica, de theorie dat het blanke ras zich op ‘natuurlijke’ en onomstreden wijze boven de andere heeft uitgewerkt, doet het nog steeds goed in de Verenigde Staten”.
De statisticus en antropoloog Francis Galton introduceerde echter in 1883 de eugenetica (‘eugenics; Grieks: eu /goed en gignomai /geboren) niet uit verheerlijking van blanken maar als een oplossing voor het probleem van de paupers,
“de Victoriaanse Engelse onderklasse die maar dom, lui en onbeschaafd bleef”.
Hij zocht daartoe “naar factoren welke de eigenschappen der toekomstige geslachten verbeteren of doen achteruitgaan, zowel op lichamelijk als op geestelijk gebied”.
Evenals zijn neef Darwin vreesde hij bij de mens de natuurlijke selectie nog maar beperkt optrad omdat de geneeskunde eliminatie van de zwakkeren in de samenleving verhinderde. Hun voortplanten zou nadelig zijn voor de mens als soort, want zo kwamen er steeds meer zwakkeren bij, met als gevolg een steeds verder gaande degeneratie van de mens. Darwin pleitte wel uitdrukkelijk voor een de zorg voor de zwakkeren niet te verminderen.
Galton meende — ten onrechte — dat verschillen tussen mensen uitsluitend berusten op onze genen (nature) en dacht dat een planmatige voortplanting de eigenschappen van de toekomstige geslachten kon verbeteren. Hij onderscheidde een positieve eugenetica, waarbij de meest geschikten worden aangemoedigd zich (meer) voor te planten, en een negatieve eugenetica waarbij minder geschikten worden ontmoedigd, ja verhinderd, kinderen te krijgen.
De zelf kinderloze Galton vermaakte zijn niet onaanzienlijke vermogen aan het naar hem genoemd Galton Laboratory in Londen.
Galton’s ideeën werden overgenomen door de Engelse suffragettes die zich verzetten tegen de Victoriaanse klassenmaatschappij. Zij meenden dat door economische onafhankelijkheid vrouwen de biologisch gezien de beste vaders zouden kunnen kiezen voor een genetisch gezien gezond nageslacht. Sommigen plaatsten zelfs zich hoger in de evolutie dan de man, die met zijn dichtere beharing meer verwant zou zijn met de aap.
In de jaren twintig splitste zich de Eugenics Society af, specifiek gericht op rasverbetering. In ongeveer 30 andere landen werden soortgelijke bewegingen opgericht, met name in Amerika, Europa en Japan.
Opkomst van eugenetische ideeën in Nederland
Darwin en Galton waren met hun doemdenken niet de eersten noch de enigen. In 1636 waarschuwde de Nederlandse arts Johan van Beverwijck al:
“Indien deghene, die sware en aenklevende sieckten onderhavigh zijn, haer onthielden van het voorttelen, het zoude haer geruster en het menschelijcke geslacht beter wesen”.
In 1897 wees de Nederlandse bioloog C.J. Wijnaendts op het gevaar van de er maar op los fokkende paupers en pleitte voor een huwelijksverbod voor armoedzaaiers, krankzinnigen, geslachtszieken, tuberculoselijders, doofstommen, dronkaards en criminelen.
Andere Nederlanders vielen hem bij, zoals de socioloog en etnoloog S.R. Steinmetz die vanaf 1896 verkondigde dat de onderklasse haar armzalig lot aan zichzelf te danken had,
“die minderwaardige gezinnen hangend op vreemde steun en krioelend van even waardelooze kinderen”.
Hij noemt in De Gids, 1910 als enige remedie de hoge kindersterfte onder de armen,
“de wieding der menschheid door de natuur”
en pleitte voor
“een bevorderen van de aanwas van meerwaardigen”
M. Louter, De Groene Amsterdammer 17 september 1997.
In ‘De Rassen der Mensheid. Wording, Strijd en Toekomst’ uit 1938 verzette hij zich echter wel tegen de racistische nazi propaganda.
De Neomalthusianist theoloog en arts Jan Rutgers, voorvechter van betrouwbare anticonceptie en seksuele vrijheid, verdedigde in zijn Rasverbetering en bewuste aantalsbeperking uit 1905 zonder mededogen naast huwelijks- en baringsverbod van ‘de armen’ als staatsbeleid sterilisatie van ‘erfelijk belasten’.
In 1915 propageerde ook Steinmetz eugenetische sociale maatregelen om de menselijke soort te verbeteren en biologische degeneratie te voorkomen. In 1922 kwam een Koninklijk Besluit tot het opstellen van een complete index van de bevolking met vermelding van genetische afwijkingen. Door geldgebrek is dit besluit nooit uitgevoerd, noch kwamen er in Nederland eugenetisch wetten, evenmin als in België en Frankrijk.
Maar in de VS zijn vanaf 1907 door de sterilisatiewet gericht tegen ‘the unfit, the socially inadequate’ tienduizenden — zonder hun toestemming — verplicht gesteriliseerd omdat ze gehandicapt, alcoholist, zwerver, prostitué of imbeciel waren.
Ook het door de nazi ideologie beheerste Duitsland voerde in 1934 op eugenetische gronden sterilisatiewetten in en 300.000 ‘ongewenste’ mannen en vrouwen werden geëlimineerd, hoewel de wetenschap sterk tegen de eugenetica pleitte.
Radicalisering en ‘rassenhygiëne’
Internationaal trad een groeiende radicalisering op waarbij de eugenetische beweging zich steeds meer richtte op het ‘het eigen ras’ zuiver houden. Hoewel er in de eerste rassenclassificaties uit de achttiende eeuw van Linnaeus, Blumenbach, De Buffon en Cuvier zeker geen sprake was van superieure en inferieure rassen. Pas vanaf het midden van de negentiende eeuw werd door wetenschappers een raciale hiërarchie gepresenteerd.
Zoals in 1898 door de gelauwerde Duitse zoöloog en anatoom Ernst Haeckel uit Jena in zijn tekeningen van ‘levensbomen’, met de blanke Indo-Germanen hoog in de kruin maar Afrikanen laag bij de grond dicht bij aapmensen, of in een boom tussen de apen. Het academische discours liep hiermee een paar eeuwen achter de koloniale praktijk en de publieke mening aan.
Want het zich superieur voelen werd al in de zestiende eeuw een algemeen kenmerk van de Westerse wereld, toen men op grote schaal kennis maakte met mensen uit zowel het Verre Oosten als de Nieuwe Wereld.
De rassenwaan bereikten het dieptepunt toen de nazi’s de Duitse fysisch antropologen verplichtten hun oorspronkelijk neutrale geschriften over etnische verschillen ‘aan te passen’ (lees frauderen) wat de nep wetenschappelijke basis gaf voor de verderfelijke rassenideologie. Rassenhygiëne’ — het uitroeien van de Joden — werd een speerpunt van Hitlers nationaal socialisme.
Ook in Zweden streefde de overheid naar een zuivere bevolking, hier niet vermengd met de ‘minderwaardige’ Sami (Lappen) waartoe vanaf 1934 circa 60.000 personen, vooral vrouwen, zijn gesteriliseerd omdat ze ‘minderwaardig waren of van slecht of gemengd ras’. Er werd hierbij gebruik gemaakt van een staal met 28 haarstrengen van hoog blond tot zwart. Verzwegen werd dat onder de Sami meer dan eens blonde mensen voorkomen (Michiel Brouwer, 2012 Lapponensis).
Eugenetica in Nederland voor de oorlog
In Nederland werd voor de oorlog slechts in kleine kring een levendige discussie gevoerd over eugenetica, maar zonder consensus. In Groningen roemden bij hun oraties de genetici Tine Tammes in 1919 en haar opvolger M.J. Sirks in 1937 eugenetische idealen. De rector magnificus van de Wageningse Landbouw Hogeschool, geneticus J.A. Honing propageerde tijdens zijn diesrede in 1934 om regulerende genetische maatregelen zoals toegepast in de landbouw en de veefokkerij ook bij de mens in te voeren.
De ware pleitbezorger voor de eugenetica in Nederland, de arts en celbioloog Marianne A. van Herwerden, initieerde het in 1933 opgerichte maar nooit succesvol geworden Nederlandse Instituut voor Erfelijkheidsonderzoek bij den Mens en voor Rassenbiologie.
Naïef, doorzag ze niet de gevaarlijke kanten van de stringente Amerikaanse eugenetische ideeën. Ook zij wilde verhinderen dat ‘geestelijk gehandicapten met een erfelijk bepaalde minderwaardigheid’ zich zouden voortplanten en was teleurgesteld dat de overheid de beweging niet materieel steunde. Dit kwam mede door het hardnekkig verzet van de katholieke Kamerleden, in navolging van de pauselijke encycliek Casti connubii uit 1930 met nadrukkelijk verbod van alle geboortebeperkende maatregelen.
Van Herwaarden sprak overigens in 1924 tijdens een congres in Innsbruck haar afkeuring uit over een anti-Joodse voordracht over rashygiëne. Zij beschouwde het vermengen van rassen niet altijd als schadelijk, hoewel zij in 1926 schreef dat
“de kruising van Zweden met Finnen en Lappen een onevenwichtig type schept, met groote neiging tot lichamelijke en psychische afwijkingen”.
De toonaangevende geneticus A.L. Hagedoorn en zijn vrouw A.C. Hagedoorn-Vorsheuvel la Brand waren juist fervente tegenstanders van de eugenetische gedachte. Ze wantrouwden de ‘big money’ achtergrond van de beweging in Amerika die ze wetenschappelijk ongegrond noemden. Zij schreven de degeneratie van de lagere sociale klasse toe aan externe factoren zoals chronische ziekten.
De eugenetische beweging werd betrokken bij de in 1936 opgerichte Stichting voor het Bevolkingsonderzoek der drooggelegde Zuiderzeepolders, opgezet om in de Wieringermeer een modelsamenleving te creëren. Bij het selecteren van mensen in staat tot een voortrekkersrol werd niet alleen hun arbeidservaring onderzocht. Omdat de kolonisatie ‘rashygiënisch’ diende te zijn werden de aspirant kolonisten ook gekeurd op hun erfelijke fysieke en geestelijke gezondheid. De vele door de crisis werklozen kwamen niet in aanmerking. De latere NSB-er, de medicus T. Piebenga deed metingen van het hoofd van de kandidaten, maar velen weigerden dit.
Hij en de bioloog W.H.F. Stroër verdedigden in het NSB-blad ‘Rashygiënische Mededelingen’ het elimineren van erfelijk belaste mensen en het kweken van een biologische elite. Zij beiden, de door zijn collega’s verachte tropenarts D.J.H. Nyèssen en de gynaecoloog H. van der Hoeven behoorden tot de weinige wetenschappers in Nederland die vol overtuiging achter de eugenetica stonden.
Hoewel het niet onmogelijk is dat de eugenetische gedachte welgezinde artsen in gestichten illegaal sterilisaties hebben uitgevoerd. De arts F. Schrijver noemde in 1936 het tegengaan van kruisingen tussen Joden en ariërs door ‘onvruchtbaarmaking’ van de eersten volkomen verantwoord. Tijdens de bezetting konden Joodse partners in gemengde huwelijken zich te laten steriliseren als alternatief voor deportatie naar Polen, maar vrijwel alle Nederlandse chirurgen weigerden hier aan mee te doen of voerden schijnoperaties uit. Toch zouden zeker 600 joodse vrouwen zijn gesteriliseerd, voornamelijk in Westerbork, mede door SS-er Van der Hoeven. Zij waren een uitzondering; tijdens de oorlog verwierpen in het algemeen de Nederlandse eugenetici het Nazi antisemitisme en hun inhumane ras maatregelen. De fysisch antropologen — die in de nazitijd fel afgaven op de verderfelijke rassenideologie van onze Oosterburen — hielden zich er niet mee bezig.
Nabeschouwing
We moeten echter nu niet te hard oordelen over de vroegere eugenetische gedachte, al leidde de toepassing tot verderfelijke praktijken. Tot het midden van de vorige eeuw ontbrak immers de juiste kennis over de overerving bij de mens, het inzicht over populatiegenetica. Sindsdien weten we dat de veronderstelling dat de selectie van alleen gezonde individuen voor de voortplanting tot verbetering zou leiden een grote misvatting is. Zo kunnen volkomen gezonde ouders minder valide kinderen krijgen. Want ieder mens blijkt de drager te zijn van 5 à 10 zeer schadelijke autosomale genen die wanneer ze slechts eenmaal (heterozygoot) aanwezig zijn, onopgemerkt blijven.
Maar krijgen door toeval twee dragers van eenzelfde schadelijk gen samen kinderen, dan bestaat bij elke conceptie de kans van 1 op 4 dat dit ziekmakende gen twee keer (homozygoot) aanwezig is, dus op een zeer ziek kind. Een bekend voorbeeld is de recessief overerfbare taaislijmziekte (cystische fibrose), waarvan in West Europa in 1 op de 32 personen het ziekmakend gen ongemerkt (heterozygoot) aanwezig is.
Een gezonde vrouw kan een geestelijk gehandicapt kind krijgen door drankgebruik tijdens de (vroege) zwangerschap of zuurstofgebrek tijdens de bevalling. En we weten nu dat dat een voortplantingsverbod, sterilisatie en abortus provocatus van paupers en zwakkeren niet alleen ethisch gezien geen juiste maatregelen zijn.
In de eerste plaats krijgen minder validen merendeels geen of minder kinderen. En ook de geboorte van een gezond kind kan worden verhinderd. Want elk kind van bijvoorbeeld een ouderpaar met achondroplasie (korte armen en benen) heeft een kans van 1 op 4 om normaal gebouwd te zijn.
Beter is genetisch advies wanneer er erfelijke ziekten elders in de familie bekend zijn en algemene goede voorlichting over de nadelige gevolgen van drugs, medicijnen, alcohol en roken tijdens de zwangerschap.
De Eugenetische beweging na de oorlog
Hoewel na de oorlog de term eugenetica vanwege de racistische teneur internationaal taboe leek handhaafde de VS de eugenetische sterilisatiewetten tot in 1965 en Zweden tot in 1976. In China werd in 1989 sterilisatie van geestelijk gehandicapten bij wet geregeld. In Nederland werden in 1947 bij het selecteren van toekomstige bewoners van de Noordoostpolder nog steeds de eugenetisch gekleurde selectiemethodes toegepast.
En sommige artsen bleven waarschuwen voor het gevaar van de grote gezinnen bij de ‘lagere’ klassen, in tegenstelling tot de kleine gezinsgrootte bij ‘welgestelden’. Incidenteel bleven hun voorstellen opduiken tot verplichte castratie en sterilisatie van zwakzinnigen, homoseksuelen, pedofielen en exhibitionisten, ja werd heimelijk in sommige gestichten daarom daadwerkelijk gesteriliseerd.
Maar de opvatting dat privézaken rond vruchtbaarheid geen staatszaken zijn kreeg meer en meer de overhand. Let wel, in de huidige klinisch genetische centra komen de hulpvragers uit eigen wil en kiezen zelf uit de geboden opties. Niets wordt van bovenaf verplicht opgelegd.
In de tweede helft van de twintigste eeuw kwam in de Noord-Amerika de eugenetische beweging echter weer tot leven, wat leidde tot buitengemeen racistische uitspraken. Psycholoog Arthur Jensen verdedigde in 1969 een vermeend verband tussen ras en IQ. Dit werd met zijn samenwerking door Richard Herrnstein en Charles Murray uitgewerkt tot het aandachttrekkende The Bell Curve uit 1994. (Op de cover: The Controversial New York Times Bestseller).
Wie wist dat zij werden gefinancierd door het neonazistische Pioneer Fund, in 1937 opgericht ter ondersteuning van de nazi rassenpolitiek en de Amerikaanse eugenetische beweging.
De uitgesproken racistische Zuid-Afrikaan psycholoog John Ph. Rushton, werkzaam in Canada, wilde de volgens hem zich maar wild voortplantende zwarten laten steriliseren.
Ondanks hevige internationale protesten vatte hij zijn verwerpelijke ideologieën over gemiddelde IQ’s van 70 (dus licht tot zwaar zwakzinnig), 100 en 106 van respectievelijk zwarten, blanken en Aziaten samen in een boekje vol grafieken Race, Evolution and Behavior (2000).
Met financiële steun van racistische en neonazistische organisaties werd dit op grote schaal ongevraagd gratis aan wetenschappers in meerdere landen toegestuurd. Ook ik kreeg het. Hoewel de fouten in zijn onderzoekmethodes en statistische uitwerkingen overduidelijk zijn aangetoond, inspireren hij en The Bell Curve nu de aanhangers van Alt-right. Ook Theo Hiddema en vooral Yernaz Ramautarsing schaarden zich achter de achterhaalde stelling over het lage IQ van zwarten. Zo woekert het wetenschappelijk gezien onjuiste idee eugenetica maar voort.
- Blaisse, M. (2019). Eugenetica: schuilen achter een waas van fatsoen. Argus 3 (64) 15 oktober.
- Okrent, D. (2019). The Guard Gate: Bigotry, Eugenics, and the Law That Kept Two Generations of Jews, Italians, and Other Immigrants Out of America.
- Roede, M. (2015). Rassen, Waan of Werkelijkheid? Met aandacht voor het verzetswerk van Arie de Froe. In: Hans Ulrich Jessurun d’Oliveira (red.) Ontjoodst door de wetenschap. De wetenschappelijke en menselijke integriteit van Arie de Froe onder de bezetting. Amsterdam: Amsterdam University Press.
- Roede, M. en Geraedts, J. (2017). De wetenschap als excuus. (Eugenetica) In: Cahier 1 ‘Rassenwaan — Het misbruik van de wetenschap in racisme’. biomaatschappij.nl/product/rassenwaan/)
Noten
[0] Bron: Why Breeding Pedigree Dogs Is Just Eugenics By Another Name. Eugenics is the now-defunct (and creepy!) practice of breeding supposedly superior humans to achieve genetic improvements while sterilizing undesirables. Sound familiar? It’s the exact same thing we now do to dogs and it’s responsible for a range of health and behavioral issues in them. — Ed.
[1] Bron: Francis Galton in 1850
[2] Bron: Sebald Rudolf Steinmetz 1919
[3] Bron: Illustration of the “Tree of Evolution”, from Haeckel’s Anthropogenie (1874)
[4] Bron: Marie Anne van Herwerden
[5] Bron: Hoe recessieve genen van ouder naar kind gaan