Fred de Haas
Ik denk in mijn ‘Pension aan Zee’, dus,
aan collega Ahasverus.
Hij gaf Nederlands (wat truttig,
maar toch ook weer heel erg nuttig).
Heel tevreden met zijn baan,
was hij niet om uit te staan.
In zijn lessen heerste vrede,
nooit hoefde hij op te treden.
Zo gingen lange jaren voort
(zijn leven bleef vrij onverstoord)
totdat zijn vrouw vond dat hun honk
weer ongemeen naar sjekkies stonk.
Zij keek hem zeer misprijzend aan
(hij voelde zich met schuld belâan).
Daar hielp geen les in letterkunde
als zijn vrouw ‘m die troost misgunde.
Toen staakte hij zijn noeste roken
(want hij ‘mocht’ niet meer: fysiek verstoten),
tot de dag dat Ahas klopte
en ik met mijn tijdschrift stopte.
Ahasverus, bleek en saai,
stond daar met Van Nelle’s baai:
‘wat ik voorstel is niet fraai,
maar vind je ’t goed dat ik haar naai
en bij jou een sjekkie draai?’