Sieth Delhaas
Doorkijk, KVG, oktober 2001
Pelgrimeren komt aan het eind van de twintigste eeuw weer in de mode. Oude pelgrimspaden worden opnieuw gelopen, hun geschiedenissen in ere hersteld. Daarmee wordt de geschiedenis van zo’n tien eeuwen geleden opgeroepen en opnieuw verteld.
Het moeten gevaarlijke tochten zijn geweest met veel ‘gespuis’ onderweg. Gemakkelijk trekken we dan de conclusie, dat pelgrimeren destijds een mannenzaak moet zijn geweest.
De Franse historica Régine Pernoud helpt ons uit de droom met haar boek De vrouw ten tijde van de kruistochten. Ze haalt vrouwen uit allerlei rangen en standen naar voren die vanaf het einde van de elfde eeuw te voet, te paard of met een koets door Europa trokken om heilige plaatsen te bezoeken. Ze heeft, om deze geschiedenis van vrouwen te kunnen schrijven, heel oude teksten gelezen die doorgaans voor velen ontoegankelijk zijn.
Zij kon dit tijdrovende werk doen omdat ze als conservator werkzaam is in het Nationaal Archief in Parijs waar veel van haar materiaal wordt bewaard. Juist die hedendaagse belangstelling voor pelgrimeren en het toenemend belang van vrouwengeschiedenis hebben er haar doen besluiten dit boek te schrijven. Uit haar tekst blijkt weer eens, hoe anders het leven van vrouwen er uitzag dan mannelijke geschiedschrijvers hun lezers willen doen geloven. Zij onderzochten het leven van vrouwen niet omdat ze het als saai en oninteressant beschouwden. Het speelde zich immers slechts af in keuken en kinderkamer.
Talrijker dan de korrels zand
De titel van het boek kan verwarring wekken, omdat die verwijst omdat die verwijst naar kruistochten in plaats van naar pelgrimages. In tegenstelling tot wat we vroeger in de geschiedenislessen leerden, waren kruistochten in de eerste plaats bedevaarten: westerse christenen op weg naar het Heilige Land om te bidden op de plaats van het Heilige Graf.
Anna Comnena, dochter van keizer Alexius in Constantinopel, de huidige Turkse hoofdstad Istanbul, ziet ze aan zich voorbij trekken: ‘… een grote beweging van mannen en vrouwen, zoals men zich niet herinnert die ooit gezien te hebben: de eenvoudigste mensen werden werkelijk voortgedreven door de wens het Graf van Christus te aanbidden en de Heilige Plaatsen te bezoeken. (…) Zij waren zo geestdriftig, zo vol vuur, dat alle wegen volstroomden; de Keltische soldaten waren vergezeld door een menigte ongewapenden, talrijker dan de korrels zand en de sterren, met palmtakken en kruisen op de schouders: mannen, vrouwen en kinderen die hun land achterlieten.’
Vrouw gelooft vrouw
Anna is dertien jaar als in 1095 deze menigte haar stad passeert op weg naar de Bosporus die ze moeten oversteken. Veertig jaar later schrijft ze deze geschiedenis op. Dat wat ze als jonge vrouw heeft gezien, vult ze aan met politieke achtergronden. Haar vader verleende de edelen onder de pelgrims privileges om op die manier zelf de macht over het Graf te herkrijgen.
Wat in het boek van Pernoud gebeurt, is bijzonder en opent nieuwe perspectieven in de historische traditie: een vrouw laat een vrouw aan het woord en neemt de geschiedenis die zij vertelt serieus. En hoe. Régine Pernoud schrijft: hier is een vrouw aan het woord die voor het eerst de ware toedracht van die beweging beschrijft. Zelf levert ze de voorgeschiedenis bij het verhaal van Anna Comnena. Op het Concilie van Clermont in 1095 spoort de Franse Paus Urbanus II zijn landgenoten aan, hun broeders in het Nabije Oosten te helpen om de Heilige Stad Jeruzalem te heroveren. Zij die aan de oproep gehoor gaven namen het kruis aan en naaiden een kruis op de rechterschouder. Dat kruis herinnerde de pelgrims onderweg aan hun plechtige gelofte. Zij mochten niet opgeven. Vandaar het woord kruistocht. De onderneming slaagde en in 1099 werd Jeruzalem heroverd.
De Franse ridders namen hun ‘dame’ mee. En de dame haar kinderen, haar kindermeisjes, verzorgsters en al die andere vrouwen die aan het hof van een ridder nodig waren. De echtgenoten vertrokken dus samen. Dat was gebruikelijk. Bekend is dat Lodewijk IX, ‘de Heilige’, koning van Frankrijk, in 1248 met zijn vrouw Margaretha vertrekt. Hun drie kinderen blijven achter onder de hoede van grootmoeder Blanche. Deze neemt ook de regering van haar zoon waar. Als het koninklijk paar na zes jaar terugkeert, na vreselijke avonturen, een verblijf in het Heilige land en Egypte, zijn er nog drie kinderen geboren. Het leven ging al reizend en trekkend door. Het is een uitzondering als de dame thuisblijft. Een mannelijk geschiedschrijver heeft het vergezellen van haar echtgenoot uitgelegd als een bewijs dat Margaretha niet met haar schoonmoeder kon opschieten. Over vooroordelen gesproken.
Dank en boete
Er zijn meer koninginnen die de tocht maken. Eleonora van Aquitanië, de vrouw die als Franse en Engelse koningin de troubadourskunst aanvoerde en stimuleerde, ging in 1160 met haar eerste echtgenoot, de koning van Frankrijk, op bedevaart naar Jeruzalem. De koningin ging uit dankbaarheid omdat ze na zeven jaren wachten een kind had gekregen. Voor de koning was het meer een zelf opgelegde boetetocht omdat hij tijdens een oorlog een stad in brand had gestoken. Dit echtpaar ging slechts af en toe een stukje lopend en werd vergezeld, schrijft Pernoud door ‘een eindeloze reeks wagens. Een keten die zich vele mijlen uitstrekte. Zware vierwielige door sterke paarden getrokken karren waren het, met reiskoffers, die afgesloten konden worden, beladen en de opgerolde tenten die onderweg werden gebruikt. Dekkleden van leer of sterk linnen beschutten de lading.
‘Natuurlijk waren de ridders en hun knechten gewapend tegen gespuis onderweg. Maar toch: een pelgrimstocht. Dit mag niet worden vergeten, want deze kruistochten waren een ‘omvangrijke beweging die heel Europa op zijn grondvesten deed schudden.’
Rollenpatroon
In 1097 schrijft een westerse verslaggever over de strijd die in Nicea moet worden gevoerd om de doortocht veilig te stellen: ‘Onze vrouwen waren ons die dag tot grote steun door drinkwater te brengen naar onze soldaten en ook door hen voortdurend aan te moedigen tot het gevecht en de verdediging.’ Hij vindt ze onverschrokken. Andere vrouwen verzorgen de voedselvoorraden.
Dit lijkt op de welbekende rolverdeling. Maar er zijn ook andere verhalen. Er is een Floredine, dochter van hertog Eudes I van Bourgondië die strijdt aan de zijde van Suenon, zoon van de Deense koning. Zij wensten in Jeruzalem te trouwen. In plaats daarvan vinden ze beiden de dood door Turkse pijlen in de bergengten van Cappadocië.
Een aantal ridders blijft met hun gades wonen in het Heilige Land. Tot in de vijftiende eeuw blijven deze ridders en hun vrouwen een rol spelen in het Koninkrijk Jeruzalem. Ze stichten vorstendommen in Bijbelse plaatsen zoals Antiochië en Tripoli. Soms sturen ze een boodschap om hulp naar de Christenen in het verre vaderland. Dan trekken er legers richting het Oosten om hen te helpen. ‘Maar’, schrijft Pernoud, ‘ ondanks deze legers, de eigenlijke bedevaarten naar het Heilige Graf gaan altijd door.’ Vier tot vijf eeuwen duren kruistochten. Dan is er een omslag in de westerse cultuur met in de vijftiende eeuw het begin van de heksenvervolgingen. Een dieptepunt. Het begin van de kerkelijke onderdrukking van de vrouw.
Voordat het zo ver komt, hebben de koninginnen, de hertoginnen en de vrouwen uit het voetvolk haar rol kunnen spelen in de kruistochten, die sinds het boek van Pernoud voor altijd een ander gezicht hebben gekregen.
- Régine Pernoud, ‘De vrouw ten tijde van de Kruistochten’, Schoorl 1994
- Régine Pernoud, ‘Königin der Troubadoure. Eleonore von Aquitanien’, Düsseldorf/Köln 1979
- George Duby, ‘Ridder, vrouw en priester. De middeleeuwse oorsprong van het moderne huwelijk’, Amsterdam 1985
- I. Moore, ‘Ketters, heksen en andere zondebokken. Vervolging als middel tot macht 950-1250’, Schoten 1988
[1] via-de-la-plata
[2] de kruistochten
[3] katholieken-op-kruistocht-naar-het-midden-oosten
[4] de-eerste-kruistocht