‘Wij zijn vrij in alle dingen’
Sieth Delhaas
Deventer, Lebuïnuskerk, 30 oktober 2017
Inleiding
In de aankondiging voor deze lezing valt het accent op twee kanten.
- De vraag: hoe beleefden vrouwen de Reformatie in een tijd dat vrouwen juist ook slachtoffer werden van de heksenvervolgingen. ‘Wir sind frei in alle Dingen’, preekte Maarten Luther. Maar die vrijheid voor vrouwen duurde niet lang.
- In de aankondiging in het kerkmagazine ‘Wervel’ van de Lebuïnuskerk staat ook dat ik vooral geïnteresseerd ben in de geschiedenis van gewone mensen. En met name van vrouwen.
Ik wil het tweede punt graag toelichten met een stukje ontwikkeling van mijn eigen leven.
Gereformeerd wereldje
Ik was 39 toen ik door het vrouwencomité van de Anti Revolutionaire Partij — waarin ik toen actief was — werd gevraagd een dag mee te draaien in een voorbereidingsweek in Utrecht op de Eerste Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties. Deze conferentie zou in het najaar van 1975 in Mexico worden gehouden om nu eindelijk eens op wereldwijd niveau werk te gaan maken van de gelijkberechtiging van man en vrouw.
In de voor mijn gevoel onmetelijk grote Utrechtse Jaarbeurshallen presenteerden zich die week een zee van Nederlandse vrouwenorganisaties om het publiek — toen vooral de leden van die vrouwenorganisaties zelf— van hun bestaan op de hoogte te brengen.
Omdat ons Anti-Revolutionaire-stalletje weinig belangstelling had, heb ik veel door die zalen gedwaald en van overal folders meegenomen.
Het jaar 1975 was, vanwege die Vrouwenconferentie door de VN uitgeroepen tot het ‘Jaar van de Vrouw’. Ik zat nog helemaal in mijn Gereformeerde wereldje en was af en toe aardig geschokt door wat ik in die folders las.
Ik woonde net in de Achterhoek, was daar net eindredacteur geworden van een Hervormd kerkblad dat de hele Achterhoek voorzag van wereldkerk-nieuws. In dat najaar hield ook de Wereldraad van Kerken haar 5e Assemblee in Nairobi. Verbazingwekkend welke onderwerpen in die Assemblee aan de orde kwamen. Heel wat lezers van mijn kerkblad hadden daar geen waardering voor. Ook niet als het ging over vrouwenrechten. Tot mijn geluk stond het bestuur van het kerkblad wel achter de thema’s die ik met groot enthousiasme doorgaf.
Het unieke van de Assemblee van de Wereldraad (WRvK) 1975 was dat er uit alle bij de Raad aangesloten landen nu eens niet alleen belangrijke vertegenwoordigers van de kerken waren uitgenodigd. Nee, er waren vooral vrouwen uit ‘het gewone volk’ uitgenodigd om voor dit belangrijke presidium te komen vertellen over hun leefsituatie. Leefsituaties die, door de groeiende aandacht voor ontwikkelingswerk wereldwijd, schrikbarend konden worden genoemd. De vrouwen mochten vertellen van hun dagelijkse problemen, over letterlijk vaak de modder en de smerigheid waarin ze met hun kinderen dag-in-dag-uit hadden te overleven, en de daaraan gelinkte problemen.
Voor mij was er door in dat kerkblad te schrijven dus langzamerhand geen ontkomen meer aan de geschiedenis van vrouwen.
Het jaar na het VN-jaar voor de vrouw, verliet ik de AR. Ik begon cursussen te volgen op Kerk en Wereld over feministische theologie. Ik begon een vierjarige opleiding theologie. Ik was blij dat ik al 42 was en een behoorlijke dosis levenservaring waardoor ik vanuit mijn eigen ervaringen naar theologie kon kijken.
Luther-herdenkingen
Dat alles eenmaal achter de rug struikelde ik in 1983 — net als bij de Refo500-festiviteiten van nu — in elk tijdschrift of krant, op radio en televisie over de nadering van de 500e gebóórtedag van de kerkhervormer Maarten Luther. De buitenwereld merkte toen veel meer van die festiviteiten dan nu, want Nederland was 35 jaar geleden nog niet zo geseculariseerd als nu.
In een gebedenboek dat wij thuis regelmatig gebruikten stonden ook stukjes over Maarten Luther en zijn vrouw Käthe. Luther vertelde daarin welke Psalm zijn lieve Käthe vooral moest lezen als hij eenmaal zou zijn overleden. Dat ze niet zo bezorgd moest zijn want de lieve vader in de hemel zorgde voor hen. Toen pas realiseerde ik mij dat Luther een vrouw had. Ik wilde meer weten over die overbezorgde huisvrouw, ontdekken wie ze werkelijk was. Dat is een boeiende speurtocht geworden. Deze bracht mij onder andere midden in de DDR-tijd in Leipzig bij de kerkhistoricus Johannes Hermann en zijn vrouw. Hij had naast zijn predikantschap samen met een collega de opdracht het leven van Moritz von Sachsen te bestuderen. Deze Duitse vorst woonde bij wijze van spreken ‘naast’ Luther.
Bijna onvindbaar
Voordat ik naar de DDR reisde moest ik Katharina boven water zien te krijgen. Waar en hoe? De Lutherse hoogleraar Boendermaker gebeld. ‘Ja, Luther had een vrouw, maar hij wist haar naam niet … Dat kan ik hier wel vertellen. Ik heb het niet in mijn boek geschreven. Uit plaatsvervangende schaamte. Ik heb maanden gezocht naar meer informatie — let wel: nog geen internet. Tot ik in een lijvig kerkgeschiedenisboek uit mijn man’s studietijd ging zoeken. Karl Heussi, hoogleraar aan de universiteit van Jena, uitgave Tübingen 1937.[1] Midden in de bladzijde waar ‘Luther en de Boerenoorlog’ wordt besproken vind ik de datum van zijn huwelijk en de volledige naam van zijn vrouw. Via die weg kwam ik terecht bij een zoveelste druk van een karakterschets van Katharina von Bora. Geschreven ter gelegenheid van de 400e geboortedatum van Luther.[2] Dus weer eens honderd jaar terug.
Als ik deze speurtocht vertel word ik weer helemaal enthousiast.
Hoe spannend het leven van Katharina ook was, ik ga nu haar verhaal niet vertellen. Dit voorjaar heb ik ter gelegenheid van het Refo500-jaar een artikel over haar geschreven voor de Wikipedia-encyclopedie.[3] Daar kunt u haar leven lezen. De twee drukken van mijn boek zijn al lang uitverkocht. Maar omdat de kopers van toen nu gaandeweg overlijden, kunt u het boek makkelijk aanschaffen op de tweedehandsmarkt
Dan was er ook het boek: ‘De geschiedenis van het gewone volk van Nederland’ van Paul Offermans en Bernt Feis.[4] Voor het eerst in 1980 verschenen. Ik kreeg de 5e druk in april 1983 in handen toen ik aan Katharina’s leven begon. Ik moest dit eerst lezen. Want al was Katharina van adel, ze behoorde bij het gewone volk. Het volk dat geen naam had, niet belangrijk was, geen geschiedenis verdiende. Van dat boek heb ik veel geleerd. Het volk belichten, de vrouw belichten vanuit de histories-materialistische analyse. Rekening houdend met de ‘productiewijzen in de maatschappijen, van de eenvoudige warenproductie, het handelskapitalisme’. Niet de geschiedenis van oorlogen, godsdiensten, adel en heersers, maar ook: hoe leefde het gewone volk. Op die manier hoopte ik bij het dagelijks leven van de vrouw van Luther te komen. Op dezelfde manier probeer ik met deze lezing via Katharina von Bora bij de vrouwen van de Reformatie te komen.
Verandering gaande
Het onderwerp van deze lezing is: Vrouwen in de Reformatie. Over die vrouwen is weinig bekend. Maar daar komt verandering in. Om die verandering te ondersteunen heb ik deze titel gekozen: Vrouwen in de Reformatie.
Als ik dit jaar mijn oog heb laten gaan langs de lijst van sprekers en onderwerpen in verband met Refo500, die ik wekelijks op mijn computer ontvang, dan zie ik duidelijk op welke manier de Reformatie nu wordt herdacht, als die lijst het alleen voor het zeggen zou hebben.
Door de kant van de vrouwen te kiezen, komt er een andere verhaal aan de orde. En een andere geschiedenis. Een andere Umwelt. Daarom heb ik u ook iets laten zien waarom mijn leven rond mijn veertigste veranderde: door veranderingen in de maatschappij. Doordat vanuit twee grote organisaties de VN en de Wereldraad van kerken doelgericht aan de positie van vrouwen werd gewerkt.
Heksenvervolgingen
Wat de vrouwen in de Reformatie betreft hebben in 1983 op mij de heksenvervolgingen een onuitwisbare indruk gemaakt. De heksenvervolgingen die ‘losbarstten’ vijftien jaar voordat Katharina von Bora werd geboren.
Wat hebben deze voor invloed gehad op Katharina’s leven? Op de hele maatschappij van toen?
Ik moet beginnen bij de positie van de vrouw. In 1983 was er weinig te vinden over die positie rond de wisseling van de 15e naar de 16e eeuw. In Leipzig stel ik Hans Herrmann, de kerkhistoricus mijn vraag: wat was de positie van de vrouw in de tijd van de Reformatie:
‘Een vrouw betekent niets in die tijd’.
Dat antwoord uit de mond van een man kwam hard bij mij aan. Zo direct. Ik had een beschrijving verwacht. Maar dit directe, zonder dat hij wist van mijn feministische achtergrond. Hij ging verder:
‘Ze bestaat, is aanwezig, maar ze is niets. Haar bestaan wordt negatief ingevuld en geduid.’
Ik kom er door verder onderzoek achter dat de positie van de vrouw aan het eind van de 15e eeuw tot een dieptepunt is gedaald. Even, in de 12e eeuw is het vrouwbeeld in West-Europa wat humaner geweest. Met name onder de invloed van de machtige vorstin Eleonora van Aquitanië, die eerst met een Franse, later met een Engelse vorst was getrouwd. Ze was dichteres en haar roem was over heel West-Europa verspreid.
Aan het eind van de 15e eeuw wordt het beeld van bijbelse Eva, als verleidster en oorzaak van zonde en de ellende in de wereld, weer van stal gehaald. Vooral de oudere vrouw wordt het mikpunt.
Voor die tijd had de oudere vrouw een zeker aanzien opgebouwd als wonderdoenster, vroedvrouw, geneeskundige, door de kennis van kruiden, die vooral in de kloosters werd gebruikt en ontwikkeld. Vrouwenkloosters waren de plaatsen waar de mensen van het platteland bij ziekte en ongemak naartoe gingen om geholpen te worden.
In die 14e en 15e eeuw zijn de steden in opkomst. De oudere vrouw moet het veld ruimen voor de jonge vrouw, die — vanuit het perspectief van de kerk vóór haar huwelijk maagd moet zijn en daarna een goede echtgenote; trouw vooral, en een zorgzame moeder.
Een nieuwe rol dus voor de vrouw in opkomende steden. De oudere vrouw — op het platteland eeuwenlang onderdeel van de uitgebreide agrarische familie — wordt in de stad een alleenstaande vrouw die in haar eigen behoefte voorziet en die min of meer buiten de controle van de samenleving en de kerk komt te staan.[5]
Langzamerhand ontstaat er een beeld van de oudere vrouw als superhoer, verderfster van leven, tegenspeelster van de maagden en moeders die binnen het katholicisme en het opkomende protestantisme gelden als toonbeeld van deugdzaamheid.
Hier noem ik uitdrukkelijk ook het opkomende protestantisme. Immers Luther had in zijn boek over het belang van het huwelijk dit laatste boven het geestelijk leven gesteld. Dus voor zowel man als vrouw was het huwelijk belangrijker dan het priesterschap of het vrouwenklooster.
Rondom de figuur van de oudere vrouw ontwikkelt zich de heksenleer.[6] Altijd al, in de vroegste eeuwen heeft, het geloof in heksen steeds opnieuw de kop opgestoken. Waar kennis ontbreekt is bijgeloof. De kerk heeft het geloof in heksen altijd verworpen als bijgeloof. Nu echter is er een andere tijd. De Renaissance is vanuit Italië in opkomst. Er is strijd tussen diverse pausen.
Sinds de verbranding van Johannes Hus wegens zijn ‘ketterij’ aan het begin van de 15e eeuw, blijft het onrustig op kerkelijk terrein. In deze voor de kerk duistere tijd gaat de kerk in op de heksenleer. Enerzijds zijn in Duitsland twee Dominicaner monniken actief. Deze geestelijken die tegelijk inquisiteurs zijn, Heinrich Institoris en Jakob Sprenger, werken met de steun van paus Innocentius de VIIIe in 1484 een bul uit. Een pauselijke bul, geschreven op perkament met gotische letters, voorzien van een loden zegel. Een bul waaraan niemand kan ontkomen en die niet te omzeilen valt. Daarmee worden de heksenprocessen ingesteld.
In de loop van de 16e eeuw ontaardt de waan, de oudere vrouw als heks, in een daadwerkelijke heksenvervolging. Verbrandingen, verdrinkingen. Hoeveel vrouwen en meisjes de dood in worden gejaagd is niet bekend. Want natuurlijk wordt niet alleen de oudere vrouw, maar iedere vrouw die zich verdacht gedraagt, gepakt.
Verbond tussen heks en duivel
Behalve de oorzaken die ik hierboven noemde, de opkomende Renaissance, het Humanisme, bewegingen als de Moderne Devotie, maar ook de sterke veranderingen in de maatschappij, de opkomst van een sterke burgerij, zijn aanleiding tot allerlei bijgeloof dat door de kerk wordt gevoed. We moeten niet vergeten dat één van Luthers bezwaren tegen de kerk was, dat de priesters dom waren en weinig opgeleid, het Latijn niet of onvoldoende beheersten, dus zelfs de bijbel niet konden lezen. Een reden te meer voor het ontstaan van bijgeloof.
De concrete oorzaak van het ontstaan van de heksenvervolgingen is dat in Midden- en West-Europa het idee zich wortelt dat mens en maatschappij worden bedreigd door een nieuwe sekte. De leden ervan zouden met de duivel samenspannen om dood en verderf te zaaien. De verdachten zijn veelal vrouwen. Ook hier gaat het weer om een gezagskwestie. De geestelijkheid wordt steeds banger dat zij haar greep op de mens verliest. Door de toenemende bewustwording van de mens in een eeuw waarin allerlei ontdekkingen worden gedaan die mens en wereldbeeld veranderen, keert men zich tegen de door de kerk gepreekte God en tegen de kerk zelf.
Tegen die volkse ontwikkeling wordt door de kerk een nieuwe theorie de wereld ingestuurd: heksen hebben een verbond gesloten met de duivel. Samen vrouw en duivel keren zich in de eindstrijd tegen het Rijk van God. Want dat geloof is sterk in die tijd: de wederkomst van Christus is op handen. Ook Luther gelooft daarin.
Op die ontwikkeling spelen de Dominicaanse inquisiteurs in en verwerven de pauselijke bul voor hun actie. Het eerder genoemde boek ‘De Heksenhamer’ dat beide monniken schrijven is het instrument om de mensen te wapenen tegen het verbond van vrouw en Duivel.
Langzamerhand richt de angst van de geestelijkheid zich nu op alle vrouwen. Het gaat nu niet langer.
Een andere Dominicaan Antonius van Florence heeft een moraaltheologie geschreven, die nog eeuwen daarna is herdrukt. Naast een gedetailleerde uiteenzetting hoe dat verbond tussen heks en duivel functioneert, hoe je die duivelse vrouwen kunt herkennen, heeft Antonius van Florence een alfabet over de vrouw samengesteld waardoor de vrouw in al haar slechtheid wordt gekenmerkt. Ik geef enkele willekeurige voorbeelden. Het alfabet is geschreven in het Latijn. Onze beginletters passen dus niet bij de voorbeelden: a. gretig dier, h. gewapende furie, l. bekoorlijke pest, m. monsterachtige leugen, n. veroorzaakster van schipbreuk, r. ondergang van koninkrijken etc.
Het toppunt van de waan, moeilijk te geloven, ligt in de eeuw na Luther als de cultuur in Midden-Europa ingrijpend wordt afgebroken door de dertigjarige oorlog (1618-1648). Het bijgeloof neemt een hoge vlucht. Tenslotte breekt de tijd van de Verlichting aan: de natuur wordt van haar geheimzinnige krachten ontdaan. De angst voor geloof en duivels, demonen en heksen verdwijnt. Jammer genoeg blijft in vele opzichten de kijk op de vrouw beïnvloed door de heksenwaan.
Rol van historisch onderzoek
Geschiedenisboeken doen er vaak het zwijgen toe.
Ik heb in mijn dierbare Duitse geschiedenisboek details gevonden. De geschiedenis van de ‘Heksenhamer’ het uitgebreide boek met kenmerken van de heksen en op welke manieren de vrouwen vernietigd moesten worden.[7]
Voor mijn theologiestudie had ik in 1980 een gloednieuw kerkgeschiedenisboek gekocht. Van dr. De Jong, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. De 10e geheel nieuwe druk naar het gelijknamige boek van dr. H. Berkhof. Toen wist ik nog niets van heksenvervolging. De manier waarop de Jong erover schreef, in zestien regels, riep niets bij me wakker. Pas toen ik drie jaar later aan Käthe’s boek begon en ik me had verdiept in de culturele ontwikkelingen in die tijd, drong de omvang ervan tot me door.
De Jong vertelt in zijn boek van duizenden vrouwen en meisjes die in de drie eeuwen, tot in de zeventiende eeuw, werden verbrand. Het boek van Karl Heussi spreekt van honderdduizenden vrouwen en meisjes. Als vrouwelijke historici in de jaren tachtig zelf met de studie vrouwengeschiedenis beginnen, komen ze met cijfers die variëren van één tot negen miljoen slachtoffers.
Doorwerking op Luthers echtgenote
Had Katharina von Bora er mee te maken?
Ik denk dat in de manier waarop het publiek en de internationale wereld op het huwelijk van Katharina en Luther reageerde, veel terug te vinden is van hoe men in die eeuwen naar de vrouw keek. Over Katharina sprak men als ‘die weggelopen non’.
Melanchtons reactie op het huwelijk van het stel: hij is woedend over het tijdstip van het huwelijk. Nota bene terwijl de bloedige strijd tussen de opstandige boeren en de vorsten tienduizenden doden eist. Maar zijn woede wortelt ook in Luthers keuze voor een nón. Dat weten we uit een brief van hem aan een collega en vriend. Melanchton schrijft die brief voorzichtigheidshalve in het Grieks. Die taal beheersen weinigen. Zijn woorden verbazen des te meer omdat Melanchton een vredelievend mens was.
Melanchton schrijft dat Luther zijn ongeluk tegemoet gaat met deze vrouw:
‘Niet deze, maar een ander’
is zijn wanhoopskreet. De volgende zin uit Melanchtons brief maakt duidelijk hoe men in het algemeen, ook in reformatorische kring over de voormalige nonnen denkt:
‘Die man is buitengewoon goedig en die nonnen hebben al hun kunsten aangewend hem in te palmen. Misschien heeft de veelvuldige omgang met de nonnen hem met heel zijn edele natuur en zielengrootheid verwekelijkt en doen ontvlammen. Op die manier is hij kennelijk in de onwelkome verandering in zijn levensstaat terechtgekomen. Dat gezwets dat hij haar al voor die tijd beslapen heeft is een publieke leugen.’
Melanchton vervolgt over het huwelijk:
‘Deze levensvorm is weliswaar laag, maar heilig en behaagt God meer dan de ongehuwde staat. Waarschijnlijk zijn we werkelijk gedwongen om te trouwen.’
Voor Melanchtons vrouw, dochter van een burgemeester, dus een voorname burgeres, is Käthe altijd
‘die weggelopen adellijke non’
gebleven.
De afgunst op Käthes hoge plaats aan de zijde van de kerkhervormer ontaardt in en begeleidt haar levenslang met een venijnige roddel. Ook prelaten en vorsten onthouden zich niet van roddel. Een verbintenis tussen een monnik en een non die hun gelofte hebben gebroken, daar zal, volgens een oude sage,
‘de antichrist uit geboren worden’.
Er worden hekeldichten, fabels en dramatische spelen geschreven en opgevoerd, soms gericht tegen het echtpaar, maar in andere kunstuitingen is Katharina alleen het doelwit.
Afgunst en jaloezie, tegenwerking en leugenachtige kwaadsprekerij tieren welig rondom de meesteres van het Lutherhuis. Er zijn geruchten van gierigheid en hebzucht, haar verkwistende huishouding, haar trots en heerszucht. Käthe is er zich goed van bewust welke gevaren haar bedreigen. De roddel die over Katharina in omloop is spreekt van trots, gierigheid, bemoeizucht en deze wordt vaak in boeken over Luther overgenomen. Jammer genoeg zijn er weinig of geen pogingen ondernomen deze typische eigenschappen op hun juistheid te bekijken en te weerleggen.
Intussen ergert ‘het gewone volk’ zich aan het mateloze en zedeloze leven van de adel en de geestelijkheid. Beide standen hebben geen enkele voorbeeldfunctie. Veel katholieke geestelijken houden er één of meerdere vrouwen op na, al dan niet met kinderen. Deze vrouwen zijn volkomen rechteloos. Omdat een priester geacht wordt celibatair te leven geldt de smaad van die verhouding niet de priester zelf, maar de vrouw die de priester met haar duivelse kunsten zou hebben verleid.
Huwelijkse staat
Hoe groot de verachting is voor de vrouw kan men beluisteren in het pleidooi, dat Luther telkens weer houdt voor de huwelijkse staat. Eens tijdens de maaltijd vraagt hij zijn intellectuele tafelgenoten op de man af:
‘Waar zouden wij zelf zijn als het huwelijk niet bestond?’
Hij erkent dat de wereld alleen maar de gebreken en de tegendelen zien van het huwelijk, maar de grote vreugde en het nut ervan ziet ze niet. Hij houdt zijn gezelschap voor:
‘Wij zijn toch allemaal uit het moederlichaam gekropen: keizers, koningen, vorsten, ja, Christus zelf heeft er zich niet voor geschaamd om uit een vrouw geboren te worden.’
Intussen vinden overal heksenprocessen plaats en worden vrouwen verbrand.
Ik vond een mooi voorbeeld van vooringenomenheid tegen vrouwen in een biografie van Moritz von Sachsen (1521-1553).[8] De kerkhistoricus uit Leipzig gaf mij dit boek jl. mei. Het is belangrijk om iets van de achtergronden van de Reformatie in die jaren te begrijpen.
Frederik de Wijze bijvoorbeeld, onder wiens bescherming Luther en Katharina leefden, ging pas op zijn sterfbed over tot de Reformatie. Maar hij steunde de nieuwe richting wel. Dus de vorsten waren zeer belangrijk voor het verloop van de Reformatie. De ene keer stonden ze aan de zijde van Keizer Karel de Ve. Een andere keer spanden ze samen tegen de keizer.
We moeten ons indenken dat de Reformatie tegelijkertijd een politieke aangelegenheid was. Niet alleen tegen de leer van Rome, ook tegen de macht van het Habsburgse huis, de macht van Karel de Ve, die een zeer groot deel van Europa in handen had.
Deze Moritz von Sachsen was met een adellijke dame getrouwd tegen de zin van zijn moeder. De ouders vonden vooral de bruidsschat belangrijk. De bruidsschat betekende veel land erven, dus belastingbetalende bewoners, boeren die voor je werkten, manschappen die voor je moesten vechten.
Moritz had als jonge man geen interesse in land, wel in zijn geliefde Agnes met wie hij wilde trouwen. Hij zette zijn zin door. Pas toen Hans Herrmann de biografie over Moritz al gereed had, dus in de jaren negentig van de vorige eeuw, doken er vlak na de DDR-tijd brieven op van Moritz aan zijn vrouw Agnes, en van Agnes aan Moritz. Uit die wederzijdse brieven kwam zoveel informatie naar voren, dat de biografie voor een groot deel herschreven moest worden.
De herschrijving van dat deel geeft belangrijke nieuwe informatie. Ook motivaties waarom Moritz het belangrijk vond een bepaalde beslissing te nemen op politiek of oorlogsgebied. Op het gebied van zijn geloof in de nieuwe leer. En over zijn houding ten opzichte van de keizer. Zeer bijzonder is al dat Moritz brieven wisselde met zijn vrouw, staatszaken besprak. Van haar kant gaf zij haar eigen mening.
Dat er briefwisseling was en dat Moritz goeie maatjes was met zijn vrouw, was allang bekend bij de schrijvers van zijn biografie, maar het hoe en wat? Na de dood van Moritz gebeurde wat er na de dood van Luther gebeurde tegenover Katharina: de roddel barst los.
Joh. Hermann, de biograaf schrijft:
Ook met zijn vrouw schijnt Moritz veel overlegd te hebben. Zij waakte over zijn geheime akten die zij in een dekenkist op haar slaapkamer verborgen hield. Na zijn dood werd er over Agnes gezegd ‚dat de hooggeëerde vrouw een kwaaie, toornige helleduivel was, die zich tijdens het leven van haar heer met regeringszaken had bemoeid.
De biograaf vervolgt:
‘Zij en Moritz zullen waarschijnlijk samen veel politieke aangelegenheden hebben besproken, die maar weinigen aan het Hof bekend zullen zijn geweest. En zo is Agnes voor Moritz ook in politieke zaken een partner geweest. Nog enkele dagen voor zijn dood stuurde Moritz haar per bode een groot verzegeld pakket met brieven zodat deze in de oorlog niet verloren zouden gaan, met de opdracht ze in geheime bewaring te houden en ze aan niemand, uitgezonderd op zijn eigen bevel, uit handen te geven. Volgens de biograaf wist Agnes de dingen klaar en helder op papier te zetten (…) ‚En op die manier, vervolgt hij, ‚nam zij dus deel aan het politieke succes van haar man. Agnes wist hoe ze zijn stukken moest lezen en hoe erover na te denken.’
Als ik lees hoe mijn Duitse kerkhistoricus deze verhouding tussen man en vrouw weergeeft in zijn boek, dan is er in elk geval door de eeuwen heen, ook in de wetenschappelijke wereld, her en der waardering voor vrouwen in de Reformatie geweest.
Toch wil ik kwijt dat er in het algemeen in de kerkgeschiedenis nauwelijks of geen pogingen zijn ondernomen om te onderzoeken welke negatieve gevolgen drie eeuwen heksenwaan hebben gehad op de beeldvorming van de vrouw in Europa, niet alleen binnen de christelijke kerken, maar ook in de seculiere cultuur. Erger, de heksenvervolgingen waaraan zowel katholieke als protestantse kerken hebben meegedaan, zijn in de kerkgeschiedenis of weggelaten of verzacht.
Eerherstel
Aan het eind van dit heksenverhaal wil ik nog iets zeggen over Philip Melanchton, humanist en hoogleraar Grieks aan de universiteit in Wittenberg. Ik vertelde dat hij woedend was over Luthers huwelijk met ‘die non’.
Maar toen hij Katharina eenmaal leerde kennen werd hij haar beste vriend en raadgever. Hij heeft haar geprezen om haar zorg voor Luther, die zo vaak ziek was. Hij heeft haar praktisch en moreel gesteund na het overlijden van Luther als juristen Katharina’s bezit en haar kinderen van haar probeerden af te pakken.
Ook heeft hij dierbare en waarderende woorden gesproken bij Katharina’s begrafenis toen ze op haar 53e jaar door een val haar rug brak en drie maanden daarna overleed.
Adel en opkomende burgerij
Als ik spreek over vrouwen in de Reformatie kan ik niet voorbijgaan aan de kloosterzusters. De nonnen. Deze benaming heeft door de eeuwen heen altijd een min of meer een denigrerende klank gehouden tot ver in de 20e eeuw. Ook in ons land. Dankzij de feministische oecumenische vrouwenbeweging, waarin vrouwen van allerlei kerkelijke achtergrond hecht gingen samenwerken, heb ik de afgelopen dertig jaar veel vrouwelijke religieuzen leren kennen en waarderen. Met diversen ben ik bevriend geraakt.
Katharina von Bora bleef echter haar hele leven door velen aangeduid als ‘die gevluchte non’.
Door de ontwikkelingen van de Reformatie, allereerst door de nadruk op de schandelijke aflaathandel, maar ook door de geschriften die Luther de wereld in stuurde hebben zowel monniken als vrouwelijke religieuzen met honderdduizenden de kloosters verlaten. Het meeste invloed hadden zijn artikelen ‘De vrijheid van een Christenmens’ uit 1520 en ‘Kloostergeloften’ uit 1521. In het laatste legt hij de nadruk op de waarde van het huwelijk boven de keuze voor een geestelijk leven.
Dus honderden, duizenden — ik weet het niet, er zijn geen getallen beschikbaar — voormalige kloosterzusters zijn in het protestantisme terechtgekomen. Of in elk geval hebben ze de kloosters verlaten. Wat is er van hen geworden?
Van de ‘gevluchte’ nonnen uit Nimbschen weten we in elk geval dat de meesten met een reformatorische predikant is getrouwd. Of dat uit liefde was? Dat is een te 21e-eeuwse vraag. Zijn Katharina en Maarten uit liefde getrouwd? Ik houd me vast aan het Duitse spreekwoord ‘Was zich liebt das neckt sich’. In de vele brieven van Luther aan Katharina plaagt hij haar veelvuldig. Dat is mijns inzien een garantie voor hun wederzijdse gevoelens. En over de tien regels in een brief die zij na Luthers dood aan haar schoonzuster schrijft. De enige privébrief die van haar is bewaard gebleven.
Als het gaat over vrouwen in de Reformatie en ik kijk naar de positie van nonnen dan zijn die in het algemeen goed terecht gekomen. Zij hadden in veel gevallen een adellijke achtergrond en als men het tot nu toe over Vrouwen in de Reformatie heeft, gaat het meestal over adellijke vrouwen. Zij hadden in hun kloosters een goede opvoeding gehad door lezen en schrijven, en een flinke dosis Latijn te leren. Zij wisten de weg in de liturgie en draaiden mee in de leesroosters in hun kloosters.
Ik laat de adellijke ex-nonnen nu even buiten het onderwerp van deze lezing.
Wel wil ik voor de waardering van de adellijke nonnen nog eens wijzen op de harde leerschool die Katharina von Bora achter zich had toen zij haar klooster verliet. De Cisterziënzerinnen — een Franse orde — kozen bij hun oprichting in 1120 — op eigen initiatief — te leven volgens de Regel van het mannenklooster. Zij leefden in afzondering van de wereld en celibatair. De zware dagorde verschilt in niets van die van de mannen. Ook de nonnen — let wel adellijke dames — willen met handenarbeid in hun onderhoud voorzien. Zij leven onafhankelijk van mannelijke hulp bij de opbouw van hun klooster en de bewerking van hun bezit.
Kroniekschrijvers berichten dat monialen binnen korte tijd nu zichzelf de faam bezorgen van weldoensters voor velen in de verre omtrek. Nog geen eeuw later wordt hun vrijheid ingeperkt en worden de Cisterziënzer nonnen gedwongen een mannelijke abt te accepteren en omdat de abten het daarna te druk krijgen wordt het de zusters verboden nieuwe kloosters te openen. Uit de verslagen van de kapittelvaders weten we dat het negeren van dit verbod grote ergernis wekt en ze bedreigen alle overtredende abdissen met afschrikwekkende tegenmaatregelen. De zusters gaan door kloosters te stichten.
In de veertiende eeuw ontvolken veel zusterkloosters door oorlog en de pest. De zusters verlaten hun kloosters en vestigen zich in versterkte steden. Tijdens de Reformatie, vermeldt een studie over de Orde van Citeaux, bereikt ook het algemeen verval bij de monialen een dieptepunt.
Reden van overleving tot in onze tijd van de Orde van Citeaux is het steeds weer teruggrijpen op de Regel van Benedictus. Zie het schitterende nieuwe klooster van de Trappister/Cisterziënzer nonnen in Oosterbeek.
Met deze toelichting wil ik laten zien uit welk hout de nonnen gesneden waren.
Beeldvorming
Om de geschiedenis recht te doen, dus ook een vrouw als Katharina, is het belangrijk niet te praten vanuit je eigen beeldvorming van de tijd waarin je zelf leeft, maar te onderzoeken hoe het toen echt was. De slechte beeldvorming over vrouwen, die met name door de heksenwaan was ontstaan, wordt dan voortgezet. Of aangepast aan het tijdsbeeld van de eigen tijd.
Een treffend voorbeeld van verkeerde beeldvorming is een ‘levens- en karakterbeeld’ dat de schrijver Ernst Kroker, historicus en bibliothecaris van Katharina schetst in 1883. Hij schrijft het boek ter gelegenheid van de 400e geboortedag van Luther. In de negentiende eeuw.
Zo laat hij zijn lezeressen en lezers met Katharina von Bora kennismaken:
‘Hoe moet het de voormalige nonnen, hoe moet het vooral hen, die sedert hun vroege kinderleeftijd in de geestelijke van de wereld gescheiden beslotenheid waren vastgehouden, wel opeens te moede geweest zijn! Zeker wel als iemand, die uit een donkere ruimte, waarin hij lang heeft vertoefd, plotseling onder de blote hemel komt, waar hem een overvloed van licht omstraalt. Welk een nieuw, blij en dankbaar leven begon er in het hart van de 24-jarige vrouw op te bloeien, toen de bleke handen, onder het oog van een kranige huisvrouw, flink leerden aanpakken in het veelzijdige en het voor het vrouwelijk gemoed zo bevredigende werk in de huishouding. Hoe opgewekt hebben wellicht de schrandere ogen van de jonge Katharina, die nauwelijks iets van de wereld had gezien, naar het bewegelijke leven (in dat gezin gekeken)…’
Vrouwen in de Reformatie
Om wie het mij in deze lezing vooral gaat zijn de vrouwen die noch bij de geestelijkheid, noch bij de adel horen. Ik kreeg bij mijn bezoek aan Leipzig dit voorjaar van mijn gastvrouw, de echtgenote van de kerkhistoricus, een klein maar belangrijk boekje.[9] Het had niets met de kerk te maken. Wel met Luther en de vrouwen. Vrouwen uit mijn eigen klasse. Of het kerkvrouwen zijn weet ik niet. De schrijfsters en de vrouwen van het uitgeefsterscollectief kennen in elk geval het kerkelijk jargon. Met in 2017 het hele spektakel van Refo500 voor ogen hebben zij een origineel plan bedacht en uitgevoerd.
Gebruikmakend van een toeristische auto — wandel- en fietsroute in Sachsen-Anhalt, die ook buiten de Refo-festiviteiten de Lutherroute heet, hebben zij een poging gedaan in de dorpen en steden die aan die route liggen, sporen te vinden van vrouwen die, toen de Reformatie op gang kwam, op de één of andere manier bij de Reformatie betrokken waren. De bekende en al honderd keer genoemde adellijke dames en nonnen moesten maar eens links blijven liggen.
In hun boekje nodigen de onderzoeksters de toerist uit om kennis te maken met vrouwen die in de zestiende eeuw in deze regio leefden en werkten en ‘vrij in alle dingen’ nieuwe uitdagingen aangingen. Weliswaar niet altijd vrijwillig. Zij konden of moesten uit vastgelopen rolpatronen opbreken en het ‘priesterschap van alle gedoopten’, zoals Luther preekte, met het eigen leven verbinden. Dat ook vrouwen hun stempel drukten op deze regio en haar een eigen identiteit gaven, is in de herinneringscultuur op z’n zachtst gezegd onderbelicht gebleven. De historische bronnen over leven en werken van vrouwen zijn, zoals gebruikelijk, verwaarloosd en grotendeels onvindbaar. Hoe dan ook een groepje onderzoeksters zijn aan het werk gegaan.
Er is veel gevonden. Elk dorp en iedere stad is gelinkt aan een vrouwenleven: domineesvrouwen, geloofsvluchtelingen, ambachtsvrouwen, nonnen, dichteressen, vorstinnen en heksen. Ze hebben diepgaand gegraven in de brede cultuur vooral die eerste decennia.
Eén voorbeeld van de zeventien vrouwen die het boekje hebben gehaald komt uit Dresden. Ik wil het u niet onthouden. De onderzoeksters vonden in de archieven van deze stad ambtelijke stukken uit 1522 over het Dresdner ‘Weybergeschrey’. Deze stukken vermelden hoe in Dresden, een stad die zich niet tot de Reformatie had bekeerd, protestantse vrouwen enkele hoge heren uit de elite aanpakten. Deze vrouwen protesteerden op straat ‘luidkeels en onversaagd’ schreeuwend voor huizen waarin een priester of een andere gezagsdrager woonde, die
‘mit ehrbare Frauen und Mädchen Unzucht getrieben hatten, myt beschickung bösler kupleryn, auch gyft, gelt und gaben’.
Volle archieven
Na lezing van dit boek besloot ik zelf naar Wittenberg te reizen. Er was een wereldtentoonstelling met talloze activiteiten in de stad. Welke rol gingen vrouwen daar spelen? Ik was benieuwd.
Ik vertelde u niet voor niets aan het begin van deze lezing over mijn eigen ontwikkelingen en bewustwording. Hoe het grote spektakel van de 1e Wereldenvrouwenconferentie van de VN in Mexico en daarnaast de Assemblee van de Wereldraad van Kerken aanleiding waren om oog te krijgen voor mijn eigen positie in kerk en wereld. Met de vraag aan mezelf, welke rol ik daarin wilde spelen.
Dit jaar, vanaf oktober 2016, toen het Reformatiejaar begon, kom ik regelmatig in allerlei stukken over de Refo500-viering vragen tegen als: wat is het nut van deze herdenking? Vanochtend kreeg ik weer een nieuwe lijst met activiteiten op mijn computerscherm. De eerste was:
Wat wil jij veranderen in jouw Kerk?
Met een oproep om morgen, de officiële Hervormingsdag naar de Lutherbijeenkomst te komen in de Oude Kerk in Barneveld. Met medewerking van een professor van de Theologische Universiteit van Apeldoorn. Ik noem maar de eerste de beste van de vele. Mijn vraag, toen ik in augustus jl. naar Wittenberg reisde was: wat gaan de vrouwen in Duisland doen met de Reformatie-viering?
Er was heel veel te zien en te luisteren, te spreken met mensen in de witte tenten die de stad omsingelden. Veel te horen en te doen in de historische gebouwen. Ook in het grote Augustijnenklooster waar Katharina en Luther hadden gewoond na hun huwelijk en dat nu een museum is. Ik vond niet wat ik zocht. Halverwege die week wel iets dat me nog meer met de neus drukte op mijn vraag: wat gaan de vrouwen doen?
In de oude pastorie van de eerste reformatorische predikant in Wittenberg Bugenhagen lieten vrouwen van diverse nationaliteiten, onder andere met beelden, teksten en historische attributen zien hoe de reformatie in hun land was verlopen. Ook stonden er twee menshoge pagina’s uit een boek opgesteld. In het Duits. Ze moesten wel aandacht trekken. Ik begon ze te lezen. En ik kon mijn ogen niet geloven bij de laatste helft van de tweede bladzijde.
U kunt de tekst zelf lezen in de kopieën die u hebt gekregen:
‘Met de vestiging en de institutionalisering van de protestantse kerken kwam er in de loop der jaren protest tegen de ‘vrouwelijke inmenging’ in religieuze zaken. De mannen beriepen zich daarbij op Paulus die vrouwen gebood in de gemeentebijeenkomsten te zwijgen (1 Cor. 14, 34). Luther brengt vervolgens deze tekst met zijn uitspraak over het-priesterambt- voor-alle-gedoopten in overeenstemming door te zeggen ‘dat vrouwen zwijgen als de mannen spreken; als er echter geen man predikt, dan is het nodig dat vrouwen prediken’. Water bij de wijn dus.
De predikambten stonden slechts open voor mannen. Vrouwen konden enkel en alleen onofficieel als predikantsvrouwen theologische en binnenkerkelijke invloed uitoefenen of op zich nemen. Haar plaats was en bleef nog voor lange tijd tot huisvrouwelijke bezigheden beperkt, als begeleidsters, echtgenotes en helpsters.’
In het boekje ‘Wir sind frei in allen Dingen’, dat ik hiervoor noemde, worden voorbeelden gegeven dat na de uitspraken van Luther over ‘de vrijheid van een Christenmens’ ook vrouwen die uitdaging letterlijk en enthousiast oppakten. U moet zich eens voorstellen wat die oproep van Luther voor vrouwen moet hebben betekend in een tijd waarin vrouwen voor rotte vis werden uitgemaakt. Vrouwen gingen zelf de bijbel bestuderen. Nog meer, ze gingen met hun ontdekkingen aan de slag. Publiceerden in, wat we tegenwoordig vlugschriften noemen, hun eigen visie op de bijbel. Stelden alles in het werk om de vrijheid van het evangelie te verspreiden.
Konden die vrouwen dat zomaar? Ja. Kennelijk wel. Uit recent onderzoek blijkt namelijk dat heel wat meer vrouwen konden lezen en schrijven dan ik — en u misschien ook wel — gedacht heb. Luther zette zich ervoor in dat alle meisjes en jongen moesten leren lezen en schrijven, want iedereen moest immers de bijbel kunnen lezen. Hij had het Nieuwe Testament in zijn ballingschapsperiode op de Wartburg vertaald. Nu blijkt echter dat die Bijbelvertaling van Luther helemaal niet zo nieuw is zoals ons is geleerd.
In het tijdschrift ‘Zijspiegel’ van de Oecumenische Vrouwensynode[10], dat ik pas in handen kreeg na mijn terugkeer uit Wittenberg en dat helemaal is gewijd aan de Reformatie, staat een artikel over ‘de Mythes rond Luther’. Veel nieuws.
Ik lees: ‘Dit beeld van een voor leken onbereikbare bijbel hebben wetenschappers (…) ontkracht als een protestantse mythe die door Luther zelf en zijn volgelingen de wereld in is geholpen, maar deze visie is hardnekkig’. Ik lees in dat artikel ook dat er al 45 jaar voor Luthers Bijbel in relatie tot de ‘uitvinding van de boekdrukkunst’ een Bijbel in het Nederlands was verschenen. Ook vind ik spannend te lezen dat de schrijfster van dit artikel onderzocht heeft wie de gebruikers waren van deze vroege Nederlandse bijbelvertalingen. Ze ontdekt dat een handschoenenmaker in 1353 vijf Vlaamse boeken van zijn moeder erft, waaronder de evangeliën in het Vlaams. In haar onderzoek meldt ze na nog veel meer notities over wie er bijbels bezaten dat er ‘…maar liefst dertig leken waren, onder wie negentien mannen en elf vrouwen, soms een echtpaar of een vader en dochter.’
Wat ik erg hoopvol vind voor de toekomst is dat ik na lezing van het artikel ontdekte dat de onderzoekster die hier aan het woord is, Suzan Folkerts, niet alleen van 2013- 2017 postdoconderzoekster was bij de afdeling Middeleeuwse Geschiedenis van de Rijksuniversiteit in Groningen, maar dat ze vanaf 1 september 2017 conservator is van de Atheneumbibliotheek in Deventer. Geweldig. En hoogstwaarschijnlijk de eerste vrouwelijke conservator is aan dit in 1560 gestichte instituut.
Dit artikel las ik dus pas ver na thuiskomst in augustus.
Daar werd ik nog opgewekter van. Want op de laatste dag dat ik in Wittenberg was en ik toch min of meer teleurgesteld naar huis dreigde te treinen, was er nog één lezing die mij hoop bood op een positief antwoord op mijn vraag: Wat gaan vrouwen doen met deze Refo500-herdenking?
Er was een lezing in één van de witte tenten door de historica en hoogleraar Eva Labouvie, werkzaam aan de Otto-von-Guericke-Universität in Maagdenburg. Ook Sachsen-Anhalt, waar de vrouwen van mijn eerste bron ook actief waren geweest.
Over die lezing ga ik niet veel vertellen. Na afloop moest de hoogleraar snel weg. Ik kreeg haar mailadres. Intussen weet ik dat ze in mei-juni van dit jaar een grote meerdaagse conferentie had georganiseerd waarin de vrouwen in de reformatietijd het onderwerp waren. Een onderzoek in dat grote Bundesland Sachsen-Anhalt heeft aangetoond dat de archieven van de steden en kerken daar vol liggen met materiaal over de rol van vrouwen in de reformatietijd en daarna.
Mannelijke onderzoekers hebben de afgelopen eeuwen met dat materiaal nooit iets gedaan. Vandaar dat vrouwen onzichtbaar zijn gebleven. Ze heeft al haar studenten m/v en ook de mensen in de zaal opgeroepen om mee te doen aan het onderzoek.
Helaas voor mij komt het verslag over die conferentie pas volgend jaar uit. Maar we zijn in contact. En ik ga dat verslag natuurlijk lezen. Intussen heb ik wel de bibliografische Lexicon van mevrouw Labouvie kunnen bemachtigen.[11]
Eén onderdeel van haar lezing wil ik nog vertellen. Deze onderstreept, wat mij betreft, hoe belangrijk het is te letten op wat ik heb geleerd in mijn studie cultuurwetenschappen. Namelijk om de dagelijkse omstandigheden en kleine gebeurtenissen mee te nemen in de geschiedenissen om dichterbij het dagelijks leven van de gewone mensen te komen.
Bij de opkomst van de steden kwamen er ook allerlei bedrijfjes op in de straten van zogenaamde handwerkers. In hun woonhuizen waren de smeden, timmerlui, de boekbinders, de kaasmakers en noem maar op gevestigd en aan het werk. Vrouwen en mannen werkten nauw samen in het bedrijf. Als de mannen overleden, zetten de vrouwen vanzelfsprekend het bedrijf voort. Vrouwen waren ook zelfstandige ondernemers. De nonnen en andere vrouwen die met predikanten trouwden, volgenden het voorbeeld van de handwerksvrouwen. Als hun man overleed beklommen zij de preekstoel en zetten het werk van hun mannen voort.
Ik heb u net voorgelezen. Al gauw, al twintig jaar nadat Luther de vrijheid van gedoopte mensen had gepreekt, kwamen de theologen met de tekst van Paulus aan: vrouwen moeten zwijgen in de gemeente. En Luther deed water bij de wijn. En al gauw werden alle vrouwen uitgerangeerd op kerkelijk gebied. Ze moesten huisvrouwen worden.
Twintig jaar geleden heb ik in ons land zeven oudere vrouwelijke predikanten geïnterviewd, die als meisje of jonge vrouw het verlangen hadden om theologie te studeren en predikant te worden. Toen ze gingen studeren wisten ze vaak al dat ze de preekstoel nooit zouden halen. Want er was nog steeds een verbod. Hun verhaal is vastgelegd in dit boekje ‘7 portretten van domina’s.[12]
Als we terugdenken aan de mannen, die ergens in de veertiger jaren van de zestiende eeuw Luther de bijbeltekst van Paulus voorhielden: ‘vrouwen moeten zwijgen in de kerk’ en we luisteren naar de levensverhalen van de zeven predikantes die ik interviewde, dan moeten we tot de treurige slotsom komen dat het ruim 400 jaar heeft geduurd voordat vrouwen opnieuw recht van spreken kregen in de kerk.
Ik ben dus erg benieuwd naar het onderzoek van de vrouwen in Sachsen-Anhalt.
Noten
[1] Heussi, Karl, ‘Compendium der Kirchengeschichte, 9e Aufl. (Tübingen, 1937. 9. Aufl.) p. 264, par. 76 w
[2] Kroker, Ernst, Katharina von Bora. Ein Lebens- und Charakterbild (Berlin 1983m 16. Auflage)
[3] Bron: Katharina von Bora
[4] Offermans Paul en Bernt Feis, ‘Geschiedenis van het gewone volk van Nederland’ (Nijmegen 1980. 7e herz. druk)
[5] Bange, Petty e.a. ‘Tussen heks en heilige. Het vrouwbeeld op de drempel van de moderne tijd, 15e/16e eeuw (Nijmegen 1985)
[6] Dresen-Coenders, Lène, ‘Het verbond van heks en duivel. Een waandenkbeeld aan het begin van de moderne tijd’ (Baarn 1983)
[7] Heussi, Karl, ibidem, par. 71 l, 81 e, 94 o en 104 g.
[8] Hermann, Johannes, ‘Moritz von Sachsen (1521-1553), Landes-, Reichs- und Friedensfürst (Beucha-Markkleeberg, 2. Korr. Und erw. Aufl. 2013) p. 49-51
[9] Schimmel, Kerstin, Kathrin Wallrabe e.a., ‘Wir sind frei in allen Dingen…’ (Radebeul 2016)
[10] Folkerts, Suzan, ‘Middeleeuwse bijbels in de volkstaal: een vrouwenzaak?’ in: Zijspiegel (Gorinchem september 2017 nr. 11 (www.narratio.nl)
[11] Labouvie, Eva (Hg), ‘Frauen in Sachsen-Anhalt. Ein biographisches Lexikon von Mittelalter bis zum 18. Jahrhundert (Weimar Wien 2016)
[12] Delhaas, Sieth, ‘7 portretten van ‘domina’s’ (Nijmegen 1997)
[13] Bron: DDR zegels 1975
[14] Bron: grafsteen Heussi
[15] Bron: Ongeveer 25000 vermeende heksen werden tussen 1500 en 1782 in Duitsland verbrand. Duitsland was verantwoordelijk voor de dood van ongeveer 40 procent van de 60.000 heksen die tijdens het beruchte tijdperk werden gefolterd en gedood in Europa, zegt heksenmeester Hartmut Hegeler. Deze houtsnede toont een heks die in 1555 op de brandstapel in Derneburg werd verbrand.
[16] Bron: Pijnlijk verhoor…
[17] Bron: Johannes Hus
[18] Bron: Sint-Jacob bestrijdt hekserij en toverij van Pieter Bruegel. De gravure beeldt de duistere, chaotische wereld van tovenaars en heksen uit. Het is een tafereel met monsters, het silhouet van de duivel en een dampende heksenketel. Te midden van dit alles staat de heilige Jacobus de Meerdere met zijn pelgrimsuitrusting.
[19] Bron: Agnes von Hessen mit ihrem Mann Moritz, Doppelporträt von Lucas Cranach d. J. (1559), Dresden
[20] Bron: Philip Melanchton
[21] Bron: Cisterciënzer nonnen
[22] Bron: Eva Labouvie
[23] Bron: Inquisitie, De inquisitie bracht mensen die niet katholiek waren op de brandstapel. Op deze gravure wordt de ketter Anneken Hendriks in 1571 in Amsterdam in het vuur geduwd. Prent van Jan Luyken (1685).