Een apocriefe tekst uit de vierde eeuw
Sieth Delhaas
Lezing voor het Katholiek Vrouwengilde (KVG) ‘s-Hertogenbosch – Vught, 8.4.1998
Zelf gekozen voor dit thema omdat dit onbekend is in deze kring; mooi in stille week en vlak voor feest van de Opstanding.
- Wat weet u van Maria van Magdala?
- Welk beeld heeft u van haar?
- Hoe is dat beeld ontstaan?
- Waar staan de teksten over haar?
Vindplaatsen
Haar ‘achternaam’ Magdala betekent toren of burcht. Hij is te vinden als de plaats Magadan in Mattheüs 15: 39. ‘Jezus, verlaat dan na de tweede wonderbare spijziging het meer van Galiléa en vertrekt naar Magadan.’
In de nieuwtestamentische tijd was het een stad van betekenis; nu is het een klein Arabisch dorp El Medsjel. Vlak erbij hebben de Israëli’s er de kolonie Migdal gesticht.
We kennen Maria van Magdala of Magdalena uit verschillende verhalen uit het Nieuwe Testament.
In Marcus 16:9 en Luc. 8:2 lezen we dat Jezus haar heeft verlost van zeven boze geesten. Het verhaal over haar genezing staat niet in de bijbel.
Wel wordt er over die genezing verteld.
In een heel klein fragment in Lucas staat onder het kopje een soort bericht; een opsomming: de vrouwen die Jezus dienden.
‘En het geschiedde kort daarna dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem, en enige vrouwen, die genezen waren van boze geesten en van ziekten: Maria, met de bijnaam: van Magdala, van wie zeven boze geesten uitgegaan waren, en Johanna, de vrouw van Chuzas, de rentmeester van Herodes, en Suzanna en vele andere, die hen dienden met hetgeen zij bezaten’.
Boven de tekst staat als titel: Jezus door de zondares gezalfd.
Behalve een van boze geesten genezen vrouw, is Maria van Magdala waarschijnlijk ook een bemiddelde vrouw. Vrouwen die over geld of bezit beschikten, dienden, oftewel onderhielden Jezus en zijn twaalf discipelen.
Sinds die genezing is Maria van Magdala een van Jezus meest trouwe discipelen. Vooral bij Jezus begrafenis hebben zij en haar vriendinnen een belangrijke rol gespeeld. Matth. 27: 55 en 56 vertellen over het sterven van Jezus op Golgotha: ‘En daar waren vele vrouwen, die uit de verte toeschouwden, welke Jezus gevolgd waren uit Galilea, om Hem te dienen. Tot dezen behoorden Maria van Magdala, en Maria de moeder van Jacobus en Jozef, en de moeder der zonen van Zebedeus.’ Bij de begrafenis wordt ze ook genoemd: Lucas 27:61 als Jozef van Arimathea gedaan heeft gekregen om Jezus te begraven en hem in linnen wikkelt en hem in het nieuwe graf legt staat er: ‘En daar waren Maria van Magdala en de andere Maria, gezeten tegenover het graf.’
Het volgende hoofdstuk, Matth. 28: 1 laat weten: ‘Laat na de sabbat, tegen het aanbreken van de eerste dag der week, ging Mara van Magdala en de andere Maria het graf bezien.’ Dan volgt het opstandingsverhaal.
Marcus vertelt nog meer namen van vrouwen die toekeken toen Jezus aan het kruis hing en stierf. Behalve Maria van Magdala noemt hij de andere Maria en Salomé, en ‘vele andere vrouwen .’
In het Paasevangelie is Maria van Magdala de eerste aan wie Jezus verschijnt. Marcus vertelt: ‘En toen de sabbat voorbij was kochten Maria van Magdala en Maria, die moeder van Jacobus en Salomé specerijen om Hem te gaan zalven. En zeer vroeg op de eerste dag der week gingen zij naar het graf, toen de zon opging.’ En vers 9: ‘[Toen Hij (Jezus) des morgens vroeg op de eerste dag der week opgestaan was, verscheen Hij eerst aan Maria van Magdala, van wie Hij zeven boze geesten uitgedreven had. Zij ging heen en berichtte het hun, welke bij Hem geweest waren, die treurden en weenden. En toen zij hoorden, dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden zij het niet.’
Lucas vertelt in het opstandingsverhaal ook over de gang van de vrouwen naar het graf met specerijen. Daar vinden ze de steen van het graf afgewenteld, En twee mannen in een blinkend gewaad spreken hen aan. Maria van Magdala en die andere vrouwen, Lucas noemt Johanna en Maria, de moeder van Jacobus en de andere vrouwen die met haar waren, gaan hun ervaringen aan de apostelen vertellen. ‘En deze woorden schenen hen zotteklap en zij geloofden haar niet.’
In al deze teksten wordt Maria van Magdala het eerste in het rijtje genoemd.
In het vierde Evangelie, dat van Johannes, staat in hoofdstuk 19: 25:
‘En bij het kruis stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala.’
In hoofdstuk 20 vertelt Johannes een heel ander verhaal dan de drie andere evangelisten. Daar komen we iets meer te weten van de betrekking tussen Jezus en Maria:
Vraag: wat denkt u van dit verhaal?
Er schijnt verschil van mening te zijn geweest vroeger of de vrouw die Jezus zalfde, en als zondares bekend stond (Luc. 7: 36-50) Maria van Magdala was. Feit is dat Lucas geen naam noemt. Bovendien is er van Maria van Magdala niets bekend dat ze een zondares zou zijn. Het is een ontroerend verhaal. Ze heeft dure zalf gekocht. Jezus neemt het voor haar op tegenover de farizeeër Simon. Is dit verhaal misschien verward met een latere zalving?
Ook hier is verwarring. Luc. 26: 6-16 noemt de zalving te Bethanië. Daarvan neemt men aan dat het om Maria de zuster van Martha en Lazarus ging. Daar zegt Jezus: ‘Want zij heeft een groot werk aan mij verricht. (…) Ik zeg u, overal waar dit evangelie verkondigd zal worden in de hele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft.’ (Bijbelse Encyclopedie uit 1950).
Na zijn opstanding verschijnt Jezus aan Maria van Magdala en maakt haar tot predikster van zijn opstanding. Marcus 16, en de discipelen geloven haar niet en in het voorgelezen stuk van Johannes. (lezen uit vertaling NBG)
Een ander evangelie
Begin van de jaren tachtig is er dan plotseling het Evangelie naar Maria van Magdala. Niet van, maar volgens Maria.
In 1896 is het evangelie ontdekt door de Duitse egyptoloog C. Reinhardt. Hij kocht de papyrus-codex in een antiquariaat in Caïro.
Het was een codex met in de Koptische taal geschreven teksten. Hij nam ze mee naar Berlijn. Daar wordt het bewaard in de afdeling Egyptologie van het Nationaal Museum.
De codex bevatte vier geschriften: het ‘Evangelie naar Maria’, het ‘Apocryphon van Johannes’, de ‘Wijsheid van Jezus Christus’ en de ‘Handeling van Petrus’.
Het zijn gnostische geschriften. Op het woord gnostisch kom ik later terug. Het gaat dus om geschriften die te herkennen zijn als behorend tot de erfenis van boeken die ook in het Nieuwe Testament staan, maar daarin — om de één of andere reden — niet zijn opgenomen. De gevestigde kerken hebben die beslissing in de loop van de eeuwen genomen. Deze gevonden boeken wijken zowel wat de inhoud als de vorm betreft, af van de canoniek geworden boeken.
Hoewel het Evangelie naar Maria dus al in 1896 werd gevonden, duurde het tot 1955 voordat men met de vondst van deze vier boeken naar buiten kwam.
Misschien heeft de chaos van de twee wereldoorlogen daartoe bijgedragen? Of andere argumenten? Wie beslisten daarover?
Van het Evangelie naar Maria is maar heel weinig bewaard gebleven. Het bestaat uit totaal negentien bladzijden. In de papyrus-codeze ontbreken de pagina’s 1 t/m 6 en vervolgens de bladzijden 11 t/m 14. Meer dan de helft van de tekst missen dus.
De tekst is geschreven in het koptisch, de taal van het oude Egypte. Omdat er in die tekst nogal wat Griekse woorden voorkomen, vermoedt men dat het Grieks de oorspronkelijke taal van het Evangelie is geweest. Deze veronderstelling wordt bevestigd door twee papyri die stukjes van het Evangelie in het Grieks bevatten. Helaas zijn die fragmenten ook stukken van de tekst, die er al waren, dus die vondst breidt de omvang van de eerder gevonden tekst niet uit.
De Griekse stukken zouden, volgens onderzoek, gemaakt zijn in de derde eeuw na Christus. Ze lijken terug te gaan op een eerdere versie. Het Evangelie naar Maria is dus waarschijnlijk in de oorspronkelijke vorm geschreven in de eerste helft van de tweede eeuw. In die tijd is ook het Johannes Evangelie opgeschreven. Koptische codex zou rond 400 zijn ontstaan.
Vrouwen en de gnostiek
Ik sprak in 1987 over het Evangelie naar Maria met Maria de Groot toen ik haar interviewde voor de Eerste Oecumenische Vrouwensynode.
Zij heeft in haar loopbaan als theologe en tijdens haar studie — gepromoveerd op het evangelie van Johannes — de betrekkelijkheid van de bijbelse canon leren inzien.
De ontdekking dat al de geschriften er omheen niet in de bijbel waren opgenomen, stimuleerde de belangstelling voor de gnosis.
Maria de Groot denkt dat vooral de opkomende belangstelling voor feministische theologie in de jaren zeventig ertoe heeft bijgedragen dat er een vertaling van het Evangelie naar Maria is gekomen
Jammer is het dat er geen exemplaar van dit evangelie in de Nag Hamadi bibliotheek zat, die in 1945 werd gevonden. Hopelijk komt het nog eens in zijn geheel tevoorschijn.
Binnen feministische theologie is in de jaren tachtig belangstelling ontstaan voor de gnostiek. Maria de Groot hoopt dat de gnostische lijn juist door het feministisch theologiseren meer geïntegreerd wordt in de officiële theologie. Wat dat laatste dan ook moge zijn. In de gnosis traditie zit meer ruimte voor vrouwen. Maar, het probleem is dat binnen de officiële theologie de weerstand tegen de gnostische theologie erg groot is. Enerzijds is feministische theologie al bedreigend en dan komt men ook nog met de gnostische theologie. Maria de Groot vindt dat we ons als vrouwen daar heel kwetsbaar mee maken. Er is op dit terrein nog veel werk en studie te doen.
Maria de Groot voelt dat vrouwen binnen die gnosis cultuur kunnen opademen. Zonder dat ze iets wil verliezen van de joods-christelijke traditie, denkt ze dat je met die traditie binnen het kader van de gnosis op een andere manier kunt omgaan. Het zou zelfs voor mensen van deze tijd meer aansprekelijk kunnen worden. Het geeft meer vrijheid, meer verantwoordelijkheid, meer durf ook om andere beeldvormingen uit te proberen. Meer geloof in de mens, in de vermogens van de mens.
In de eerste eeuwen na Christus is juist die vrijheid en verantwoordelijkheid van mensen de nek om gedraaid.
Met hiërarchie kunnen mensen van de gnosis niets. In de gnosis wordt je bij jezelf teruggebracht. Zelfkennis wordt daarin heel hoog aangeslagen en dat alleen al is voor machthebbers heel bedreigend.
Maria de Groot ziet heel goed de relaties tussen gnosis en bezig zijn met politiek engagement. Dat vindt ze terug in het Evangelie naar Maria. Daarin wordt één van de grote boosdoeners in het menselijk bestaan Onwetendheid genoemd.
Visioen
Maria van Magdala heeft een visioen, waarin Jezus vertelt, dat als de mens gestorven is, de ziel door de verschillende machten heen gaat breken naar de eeuwige rust.
Dus alle machten waar ze in haar leven mee geworsteld heeft, vindt ze na haar dood nog een keer terug. Voor zover ze die machten voor haar dood heeft overwonnen kan ze die zonder meer passeren.
Eén van die machten is Onwetendheid.
De Groot haalt als voorbeeld aan het ‘Wir haben es nicht gewusst’ waarmee in de Tweede Wereldoorlog miljoenen joden, zigeuners en homoseksuelen zijn omgebracht, zo’n kwaad heeft met Onwetendheid te maken.
Ze vindt ook dat de eeuwenlange onderdrukking van vrouwen met Onwetendheid te maken heeft.
Wat in de gnosis te zien is, dat mensen worden opgeroepen om zich bewust te worden van wat er om hen heen gebeurt. Men moet zelfkennis opdoen, zich bewust worden van je situatie op aarde, maar — en dat vindt de Groot heel belangrijk — ook nog met die extra dimensie van onder welk licht valt jouw situatie op aarde? Dus gnosis heeft een link naar de maatschappij en de politiek en houdt zich niet alleen maar met — ze verwijst naar de New Age beweging — zogenaamde zweverige dingen bezig.
Gnosis
In het boekje van Maria de Groot over het Evangelie naar Maria, dat vorig jaar verscheen, licht ze haar visie op de gnosis nog eens toe. Gnosis is weten, inzicht hebben.
Bij de gnosis gaat het in de eerste plaats om de verlossing in onszelf, die uitstraalt naar de wereld. Dit in tegenstelling tot de orthodoxe leer van de katholieke kerk, de protestantse kerken en de Oosters orthodoxe kerken etc., die de verlossing als buiten onszelf verwerkelijkt zien en vervolgens worden mensen in de verlossing opgenomen. Dus: de verlossende Christus is in ons binnenste of buiten ons. Het gaat om een accent verschil omdat beide tradities ook de andere werkelijkheid kennen.
Het zien is binnen de gnosis de belangrijkste zintuiglijke waarneming. In de orthodoxie gaat het om het horen, gehoorzaamheid.
Visioenen zijn bekende verschijnselen in de gnosis. De orthodoxie staat of valt met het gesproken woord.
Gnosis is gehecht aan poëzie, terwijl de orthodoxie het verhaal verkiest. Verhalen van concrete mensen staan centraal. De dialoog, het spreken met mensen is afhankelijk van ons gehoor.
In de gekerstende gnosis heeft de dialoog, de samenspraak een bovennatuurlijk karakter; daarin gaat het om het gesprek met de verrezen Heer. Het opstandingslichaam, met alle vragen die dat aan stervelingen stelt, is het transparante, het doorzichtige het middelpunt. De orthodoxie houdt zich aan het lichaam van gerechtigheid: de arme vernederde mens blijkt bij nader inzien de verhoogde, de verheerlijkte te zijn.
Gnosis ontwikkelt een theologie van opstanding.
Orthodoxie een theologie van lijden en sterven.
Beide tradities, zegt de Groot, zijn in het theologiseren over hun visies soms verdwaald geraakt.
Om zichzelf geloofwaardig te maken wordt er vaak overdreven.
Elaine Pagels, is een andere vrouw die onderzoek heeft gedaan naar gnostiek en daarover enkele jaren geleden in onder andere Ikon-uitzendingen heeft verteld.
Het martelaarschap in de vroeg-orthodoxe kerk strookte niet met het levensgevoel van vrouwen. Daarom is de gnosis voor vrouwen aantrekkelijk.
Vrouwen zijn draagsters van heelwording en leven, zij kozen niet voor verminking en dood. Dit zou een verklaring kunnen zijn dat het Evangelie naar Maria verspreid is binnen de stroming van de gnosis.
Gnosis is voor esthetiek.
Orthodoxie heeft angst voor gnosis, ziet het als een verleidelijke en verleidende realiteit.
De verregaande soberheid van veel rechtzinnige kerkgemeenschappen betekent vaak armoede aan spiritualiteit en creativiteit.
Orthodoxie betekent: veel angst, dreiging innerlijke en uiterlijke gevaren. Vrouwen zijn daarvan vaak slachtoffer omdat de verwerpelijke verleiding door mannen vaak aan vrouwen wordt toegedicht. Als vrouwen er mogen zijn dan is dat op voorwaarden en regels van mannen.
Gnosis leidt tot een leven zonder angst. Zelfkennis en Godskennis vloeien verlossend ineen.
De Groot denkt dat de innerlijke bevrijding in de gnosis zowel mannen als vrouwen in een gemeenschap van gelijkwaardigheid begunstigt. Vrouwen hebben in de tradities van gnosis meestal een vrije en zelfstandige ontwikkeling kunnen doormaken. Zij dragen daar ook in theologisch opzicht gezag. De innerlijke bevrijding van gnosis leidt tot uiterlijke bevrijding. In de orthodoxie wordt meestal met uiterlijke bevrijding begonnen; de prediking van de vrijheid van Christus. Omdat deze prediking gebeurt in een cultuur waarin mannen de dienst uitmaken, genieten vrouwen deze vrijheden alleen op voorwaarde van mannen. Tot een verinnerlijking van de vrijheid van Christus komt het dan niet, noch voor haar, noch voor de mannen. Mannen zelf kunnen immers pas echt vrij zijn als ze zich thuis voelen in een gemeenschap van allemaal vrije mensen.
Volgens de Groot biedt de gnosis een meer natuurlijke en inspirerende omgeving voor vrouwen dan de orthodoxie.
De weg van de gnosis is niet gemakkelijk.
Gnosis ontwikkelt zich door bewustwording. Het is een steeds verhelderend bewustzijn. Geestelijk inzicht in de eigen oorsprong, in de bladzijden van het aardse bestaan.
Daar verder op in gaan is te lang van deze bijeenkomst.
De Groot vindt dat beide tradities elkaar aanvullen. Ze kunnen veel van elkaar leren. Dit levensgevoel voedt haar leeswijze van religieuze en theologische teksten.
Zij leest daarom in de fragmentarisch overgeleverde tekst van het Evangelie naar Maria een spiritualiteit waarin de beide tradities, die later zo uiteen zijn getrokken, elkaar doordringen en van elkaar doordrongen zijn.
De Groot ervaart het evangelie naar Maria als een tekst waarin heel de verscheidenheid van geestelijke stromingen uit het begin van onze jaartelling spiegelt.
Noten
[1] Bron: Tilman Riemenschneider, Heilige Magdalena von Engeln erhoben, aus dem Hochaltar von Münnerstadt, 1490/92, Bayerisches Nationalmuseum
[2] Groot, M. de (1996, 2015) Het evangelie naar Maria Magdalena. Kampen: Uitgeverij Kok. In de 3e editie — epub 2015, Utrecht: Uitgeverij Ten Have — is een aantal correcties aangebracht.