Plempius Vobiscus Fortunatus

0

Amsterdammer, hoogleraar in Leuven

Marcel Reyners

Plempius Vobiscus FortunatusAcademische carrière – anekdoten en faits diverspublicaties 1publicaties 2
Geboren te Amsterdam op 23 december 1601 – overleden op 12 december 1671 te Leuven

Inleiding

Vopiscus Fortunatus Plempius – gravure Theodor Matham  (1643)

Plemp leerde ik kennen via opzoekingswerk naar Avicenna en het gebruik van diens Canon aan universiteiten in de Lage Landen. Plemp is waarschijnlijk de laatste die grote delen van Avicenna’s Canon vertaald heeft uit het Arabisch naar het Latijn.

Maar hij heeft zoveel meer gedaan, niet alleen jarenlang als hoogleraar in Leuven, waar hij tot viermaal toe verkozen werd tot rector, maar ook als betrokkene bij medische en maatschappelijke discussies. Hij bleef tegenstander van het gebruik van kinine maar zag in dat Harvey gelijk had.
Met Vondel en Descartes was hij bevriend hoewel hij het met de theorieën van de laatste oneens bleef. Hij werd als deskundige gevraagd bij beoordeling van een mirakel dat een kloosterlinge zou hebben ondergaan. Ook werd hij geportretteerd door bekende schilders zoals Backer, Matham en Ter Borch, te zien in het Rijksmuseum te Amsterdam.

Hij is nu vrijwel vergeten, alhoewel hij een standbeeld heeft gekregen aan het Leuvense stadhuis[1]. Een laatste artikel overzichtsartikel, door Tricot, in het tijdschrift Vesalius, dateert van 2000.

Lijfspreuk

“Als je hem beoordeelt op zijn begaafdheden, heeft NATUUR hem begunstigd;
KUNST heeft het zaad dat in hem geplant is door zorgvuldige zorg laten ontkiemen;
GELUK heeft de man zijn verdiende naam [Fortunatus] gegeven.
Aangezien deze drie de volledige arts vormen en in hem naar voren komen,
zou men kunnen zweren dat Galenus in Plempius is herrezen”.

Naam: Plemp, Plempius, Vopiscus, Fortunatus.

Familienaam

Leuven, stadhuis met beeld van Plempius – foto MR

Zijn Nederlandse familienaam is Plemp, voornaam Foppe, verlatijnst tot Plempius Vopiscus Fortunatus.

Plemp zou ofwel afkomstig zijn van plempen: dempen, zandplempingen, ofwel van vissersschuiten ook wel plempen genaamd, immers zijn voorouders, woonachtig te Zaandam, schijnen vissers geweest te zijn. Zijn oom, de dichter Cornelis Gysbrecht Plemp vermeldt deze optie in zijn dichtbundel ‘Cornelii Giselberti Plempii Amsterodamum Monogrammon’:

“Lembus in asiduo bene piscatoribus usu
Tunc erat a quo gens Plempia nomen habet.
Lembus erat; plempam dixit plebs rustica, quae nec
Iam didicit tenero mollius ore loqui.

Lembus werd constant gebruikt door vissers,
van wie de Plempische stam zijn naam ontleent.
Lembus was het plattelandsvolk, Plempam genaamd, dat nog
niet had geleerd om met een zachtere tong te spreken.”

Plemp gebruikte eenmaal als pseudoniem “Melippus Protymus”, nl. in zijn artikel over het Peruviaans poeder.

Voornamen

Vopiscus, zijn eerste voornaam

Vopiscus wordt door de een eenvoudigweg verklaard als verlatijnsing voor Foppe, door de ander als iemand die als enige een tweelingzwangerschap overleeft, verwijzend naar Plinius de Oude in zijn Naturalis Historia.

“Vroeger noemde men “Vopiscus” een kind dat, toen een tweeling was verwekt, in de moederschoot was gebleven en levend was geboren, terwijl het andere door abortus was omgekomen. Er zijn ook enkele zeer opmerkelijke gevallen van dit soort, hoewel ze buitengewoon zeldzaam en ongewoon zijn”.

De commentatoren zijn het niet eens over de oorsprong van deze naam; Dalechamps suggereert, dat het oorspronkelijk Opiscus was, van ὀπίσθιον, “omdat de een de ander op de voet volgt”.

Fortunatus, tweede voornaam

Voor de een: geboren door keizersnede uit overleden moeder (Tricot, Titsingh en Blumenfeld-Kosinski), voor een ander: met de helm geboren (Lindeboom, Thiery); Houtzager geeft beide op: keizersnee én helm… Titsingh vermeldt als volgt het feit van de geboorte door keizersnede:

“Onder die hier te Lande, zelfs hier ter Steede, door de buiksnee verlost, tot hooge en volmaakten Ouderdom gekoomen zyn, is den Geleerden en zeer vermaarden F. PLEMPIUS, die de Anatomie van CARROLIUS opdroeg aan den Prælector en Anatomicus onzer Grootvaderen CLAAS PIETERSZOON TULP, naderhand hunne Burgermeester. PLEMPIUS wierd Medicine Doctor, en naderhand Medicine Professor in de Berugte Academie te Leuven. Deze PLEMPIUS wierd in Amsterdam uit zyn doode Moeders buik gebooren door de Sectio Caesarea, en daar om FORTUNATUS genaamd.”

Stamboomonderzoek van Plemp’s moeder Ymmetgen Pieterrsdr. ontkracht de theorie van keizersnede bij het overlijden want er zijn nog 4 kinderen later geboren:

  1. Vopiscus Fortunatus Plempius december (1601-1671)
  2. Pieter Barentsz. Plemp (± 1603-< 1653)
  3. Trijntje Barentsdr. Plemp (± 1607-1639)
  4. Sibilla Barentsdr. Plemp (????-1681)
  5. Alida Barentsdr. Plemp (????-1681)

Wapenschild familie Plemp

Wapenvoerder: Cornelis Gijsbertsz. Plemp, geb. Amsterdam 1574, overleden Amsterdam 1638, rechtsgeleerde, Latijns dichter en musicus, behoorde tot de Muiderkring.
In de ‘Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken’ van 1885, komt een artikel voor over Dr. Vopiscus Fortunatus Plemp, een neef van Cornelis Gijsbertsz. Hierin lezen we het volgende:

“van boven met het familiewapenschild, te weten, op een azuren schild 3 zilveren spaden, de schop naar beneden”.

Biografie privé

Biografische gegevens zijn her en der verspreid en zijn vaak tegenstrijdig. De meest betrouwbare bronnen lijken mij een artikel van Pater Allard, S.J., uit 1885 en de thesis van Vanagt van 2010: ‘De emancipatie van het oog.’ Zij heeft een uitgebreide bronstudie gedaan, inclusief in Leuvense en Amsterdamse archieven en zegt: “Aan elk biografisch overzicht zitten wel ergens haken en ogen” en noemt onder meer Banga, Tricot, Lindeboom, Molhuyzen, van der Aa en Kleyntjes.

Foppe Plemp werd geboren op 23 december 1601 in Amsterdam en overleed op 12 december 1671 in Leuven. Zijn ouders waren Barend Foppensz. Plemp en zijn moeder Ymmetgen Pietersdr. Zijn vader was een broer van de dichter Gijsbrecht Plemp. Vopiscus trouwde met Anna Maria van Dieve (1628–1661) maar daarover en over zijn kinderen later meer.

Jeugd en opleiding

Plemp volgde humaniora studies bij de Jezuïeten te Gent. Daarna begaf hij zich naar Leuven, waar hij gedurende twee jaren aan de pedagogie De Valk de lessen in schoolse wijsbegeerte van Libertus Fromondus volgde. Hij beëindigde deze studies in 1620 met een briljante vijfde plaats op 224 deelnemers. Met Fromondus sloot de jeugdige Plemp een hechte vriendschap.

In 1620 vertrok Plemp naar Leiden, waar hij aan de universiteit de lessen volgde van de kruidkundigen Everardus Vorstius en Otto Heurnius, hoogleraren aan de medische faculteit, en van Adrianus Falcoburgius, die de ontleed- en heelkunde onderwees. Hier bleef hij echter niet lang, zich niet thuis voelend in de protestantse omgeving.

Om zijn kennis uit te breiden 1622 ondernam hij een “iteneratio peregrinatio” naar Padua en Bologna. Hij volgde in Padua colleges bij Spigelius en in Bologna behaalde op zijn 22e jaar, weer op briljante wijze, zijn artsenbul.

Huwelijk

Plemp trouwde in 1650 met Anna Maria Van Dieve, kleindochter van de geschiedschrijver Petrus Divaeus. Om te mogen trouwen moest hij zijn ontslag indienen in als clericus,

Kinderen

Vanagt exploreerde Leuvense archieven en vond minstens zeven kinderen, “een heel nest”

Kinderen welke zeker van hen zijn:

Adriana Catherina

gedoopt 12-1-1653

Vopiscus Fortunata

gedoopt 10-12-1653

Bernardus Gregorius

gedoopt 1-3-1655

Alexander

gedoopt 20-2-1656

Maria Emerentiana

gedoopt 20-3-1657

Anna Christina

gedoopt 19-7-1658

Fortunatus

gedoopt 28-12-1660

Petrus Cornelius

gedoopt 14-9-1661

Overlijden en begraafplaats en grafschrift

Hij stierf op 12 december 1671 en werd bijgezet bij het graf van zijn vrouw in de Augustijner kerk te Leuven. Zij stierf 10 jaren eerder.

GRAFSCHRIFT AUGUSTIJNENKERK LEUVEN (Haan).

Aan de beste en grootste God
Franconi Van Dive en Cath. Wuttenlimingen
Gregory en Barbara Vanden Heetvelde, echtgenoten.
De oudsten liggen hier begraven
Anna Marie Van Dive wilde graag meedoen
Dochter van Cornelius en Catherine Vandenzande
Geliefde vrouw Clar. Dom. Vopisci Fortunati
Plempii, Patricia van de Nederlandse familie
Med. dr. Prof. van de Primarius en van deze Academie
4 maal Rector, een man met grote bekendheid over de hele wereld.
Ik heb genoeg gezegd.
Ze stierf op 8 november 1651
Hier op 12 december 1671
Werd hij verenigd met de as van zijn vrouw.
Hij rustte in vrede

Het voormalige Augustijnenklooster van Leuven (1236-1796) was gelegen tussen de Vismarkt en de Vaartstraat in het centrum van Leuven (Vismarkt/Vaartstraat).

In 1796 schafte het Frans bestuur in Leuven het klooster af. Met geweld verjoegen ze de resterende 24 Augustijnen, waaronder de prior Vaes van Olmen. In 1797 werden de kerkschatten en resterende boeken van de bibliotheek per schip getransporteerd naar Brussel. Het klooster met alle terreinen werd openbaar verkocht in 1798. De stadswijk kwam in handen van meerdere particulieren die elk een stuk terrein verwierven. Een nieuwe stadswijk ontstond aan de Vaartstraat. In 1801 vernielde een zekere Pierlet de eeuwenoude kloosterkerk. Hiervoor had hij hulp buiten Leuven gezocht want Leuvenaars waren niet bereid de kerk te vernielen. Stenen, hout en smeedwerk nam Pierlet mee om te verkopen.

Stamboom

Voorouders (en nakomelingen) van Vopiscus Fortunatus Plemp – Rolf van Tilburg

Familieleden van Plemp

Plemp, Cornelius Giselbertus (1574-1638)

Biografische gegevens

Cornelis Giselbertus Plemp is geboren te Amsterdam op 25 augustus 1574 en overleed aldaar op 17 december 1638.

Zijn ouders zijn Gijsbert en Isabelle Plemp. Zijn geslacht was afkomstig van Zaandam, waar zijn voorouders het nederige bedrijf van vissers uitoefenden. Van hier zijn naam “ plemp” verwijzend naar een vissersvaartuig. Zijn overgrootvader had echter het vorige bedrijf reeds laten varen en zich te Amsterdam gevestigd. Cornelis had twee broeders, beiden geestelijken. Vopiscus Fortunatus Plemp was een volle neef van Cornelis.

Hij genoot onderwijs aan de Latijnse school van Amsterdam en Haarlem; zijn muzikale vorming ontving hij van J.P. Sweelinck. In 1593 ging hij in Leiden onder meer bij Scaliger, Vulcanius en Merula les volgen. In 1595 vertrok hij naar Leuven, waar hij samen met Puteanus de colleges van Lipsius bijwoonde en nauwe contacten met de jezuïeten onderhield. Daarna studeerde hij nog te Ingolstadt en Douai, waarna hij te Orléans promoveerde in de rechten. Hij verbleef enige tijd in Den Haag als advocaat, maar verhuisde in 1610 naar Amsterdam, waar hij zich als ambteloos burger aan de dichtkunst wijdde. Pas in 1630 trad hij er opnieuw als advocaat op. Intussen was hij goed bevriend geraakt met Hooft en Vondel, van wie hij verzen vertaalde. Op Vondel oefende de katholiek Plempius zowel literair als levensbeschouwelijk een grote invloed uit.

Geschriften

Plemp was een bedreven dichter, die uiteenlopende genres beoefende. In 1616 publiceerde hij het stadsgedicht Amsterodamum monogrammon. Datzelfde jaar gaf hij Quisquiliae uit, een bundel elegieën gevolgd door bruiloftsliederen. Verder stelde hij een reeks Tabellae of ‘Bildgedichte’ samen en gaf hij vijftig, deels moraliserende, deels satirische emblemen uit, die hij aan Hooft opdroeg. In 1618 publiceerde Plemp het levensverhaal van de ‘martelaar ‘Cornelius Musius (1500-1572) Daarna gaf Plemp nog drie dichtbundels uit: elegieën met gelegenheidswerk gericht aan vrienden (Crepuscula), moraliserende disticha (Verinus) en een bundel Poematia die naast eerder verschenen werk talloze nieuwe gedichten bevatte.

Plemp mengde zich actief in het debat over de spelling van de Nederlandse taal; hij zette zijn opvattingen uiteen in Speldwerk (1632), waarvan hij tevens een Latijnse bewerking maakte.

Franciscus Pietrsz. Plemp (1632-1669)

Deze Franciscus is een volle neef van Vopiscus. Volgens Kerkhoff zou hij leerling van Vopiscus zijn geweest. Hij is geboren te Amsterdam in januari 1632, en ingeschreven aan de universiteit te Leuven op 1 februari 1650. Hij studeerde daarna in Leiden, waar hij op 27 November 1656 promoveerde.

Hij publiceerde twee werken, die soms aan Vopiscus worden toegeschreven.
Het eerste dateert van 1659 en is een verdediging van de standpunten van zijn oom met als veelzeggende titel:

‘Munitio Fundamentorum Medicinæ V.F. Plempii, adversus J. Primirosium alterum Herostratum ea destruere Conantem.Ubi breviter milleni ipsius errores ostenduntur a Francisco Plempio’.

‘Versterking (verdediging) van de grondbeginselen van de geneeskunde door Vopiscus Fortunatus Plempius, tegen Jacobus Primirosius, de tweede Herostratus, die ze probeerde te vernietigen. Waar Francis Plempius kort zijn duizend fouten laat zien’.

In 1664 verscheen het boek, getiteld: ‘Loimographia sive tractatus de peste ad perillustres atque amplissimos D.D. Consules urbis Amstelredamensis’ bij Joannes Ravestinium, een advies over pestbestrijding voor het stadsbestuur van Amsterdam.

Loopbaan

Medische praktijk in Amsterdam (1624-1633)

In 1623 vestigde hij zich in Amsterdam waar hij tien jaren lang een medische praktijk runde en er onder meer anatomische demonstraties verzorgde op verzoek van de stad. Hij volgt er de lessen anatomie van Tulp en was aanwezig bij de anatomische les over het waterhoofd en de valvula coli.

Hij publiceerde er in 1632, nauwelijks 31 jaren oud, zijn ‘Ophthalmographia of Beschrijving van het menschelijk oog’.

Twee jaar later gaf hij een vertaling en bewerking uit van het anatomisch boek van Cabrolius, hoogleraar in de anatomie te Montpellier, ‘Ontleding des menschelycken lichaems, eertijds in ‘t Latijn beschreven door Barth. Cabrolius, nu verduytscht en met byvoechselen als oock figuren verryckt door V F.P.’

Het was voor die tijd opmerkelijk, dat een medisch werk in het Nederland verscheen en niet, zoals gebruikelijk, in het Latijn. Het was vooral bedoeld voor chirurgijns, die Plempius “Hantwerckers” noemt. Plemp droeg zijn werk op aan Nicolaas Tulp, de beroemde ontleedkundige van Rembrandts anatomische les. Dit werk introduceerde vele medisch-technische termen die tot heden nog gebruikt worden.

Deze publicaties hebben hem bekend gemaakt met als resultaat dat op het einde van 1633 Vopiscus door Isabella Clara Eugenia, landvoogd/vorstin der Zuidelijke Nederlanden, van Amsterdam naar de universiteit van Leuven beroepen werd. Nauwelijks was hij in Leuven aangekomen, of hij werd tot president van het Breugel-college benoemd en enige dagen later als Koninklijk hoogleraar van de algemene grondbeginselen der geneeskunde. In hetzelfde jaar is hem, als rector magnificus. de rode baret en het zegel der Universiteit toegekend, wat later nog driemaal gebeurde, telkens voor een semester.

De universiteit Leuven en Isabella van Spanje: tien jaar “visitatio”.

Sinds haar stichting in 1425 was de universiteit een corporatie met een eigen statuut en bepaalde voorrechten die via de paus en de landsheren werden verkregen. Ze had haar eigen rechtspraak, een eigen fiscaal regime en een eigen politieofficier of ‘promotor’, die weerbarstige studenten in de universitaire gevangenis kon gooien. Ook bepaalde – bezoldigde – benoemingen in pakweg abdijen of kathedralen konden professoren dankzij die privileges bekleden.

Albrecht en Isabella willen dat alles niet afschaffen, maar het beter regelen. De universiteit zal worden doorgelicht, de kasboeken zullen worden geïnspecteerd en er komt een reglement. Albert en Isabella hebben zo een belangrijke rol gespeeld in regelgeving en verbeteringen aan de Leuvense Universiteit maar bovenal hun grip op de universiteit verstevigd.

‘visitatio’

De twee nemen hun tijd. Het zal tien jaar duren voor de visitatietekst klaar is. Het reglement werd een compromis tussen de aartshertogen en de universiteit. De universiteit erkent de autoriteit van de aartshertogen, en weet daarvoor een regeling te treffen met Rome – zonder de paus op de tenen te trappen.

Op 18 april 1617 ondertekenen aartshertogen Albrecht en Isabella de ‘visitatio’.

Voor de faculteit geneeskunde betekende dit charter een ingrijpende verbetering na een halve eeuw van oorlogen en anarchie. Het aantal hoogleraren wordt uitgebreid van 2 naar 4 en ook de lesstof voor studenten wordt omschreven.

Twee hoogleraren hadden de titel “primarius” en werden aangesteld door de magistratuur van Leuven; de twee anderen werden “regius” genoemd (koninklijk) en aangesteld door de regering.

De vier hoogleraren hadden elk hun afgebakend onderwijsterrein:

  1. De eerste behandelt de “institutiones” (institutions de médecine volgens Broeckx), gebaseerd op het eerste boek van Avicenna’s Canon van Geneeskunde (al- Qanun fi ttib). De duur van de lessen was 3 tot 4 uren gedurende de winterperiode, ‘s zomers, 4 tot 5 uren.
  2. De tweede hoogleraar doceert theoretische geneeskunde: gebaseerd op de Ars medicinae van Galenus, de Aforismen van Hippocrates en praktijkvoering. Volgende onderwerpen werden behandeld: purgeren, aderlating, het voelen van de pols en “piskijken”: urineonderzoek. Tijd van deze cursus was dagelijks van 10 tot 11 uur ‘s ochtends.
Titelpagina van Rhazes’ ‘het allesomvattende boek’
  1. Praktische geneeskunde was voor de derde, iedere ochtend van 8 tot 9 u. Alle ziekten kwamen aan de beurt, van hoofd tot voeten “a capite ad calcem”. De cursus is gebaseerd op het “Kitab al-Hawi”, in het latijn bekend als “Liber Continens” van Rhazes (het ‘Allesomvattende boek van Geneeskunde’.
  2. De vierde hoogleraar was belast met doceren van de anatomie, dagelijks van 14 tot 15 uur, inbegrepen anatomische demonstraties op lijken, tenminste als die beschikbaar waren.

De duur van de opleiding bedroeg 3 jaren.

Het charter bepaalde ook

“dat adellijke studenten met dolk, degen of pistool door Leuven ogen trekken; dat de universiteit een bier- en wijnkelder had, waar je accijnsvrij een voorraadje kon inslaan; dat een avondklok voor studenten eerder regel dan uitzondering was”?

De universiteit had een eigen politieofficier of ‘promotor’ die weerbarstige studenten in de universitaire gevangenis kon gooien. Zo werd het dagelijks leven aan de universiteit in goede banen geleid….

In 1650, op 49-jarige leeftijd huwde hij met Anna Maria van Dieve, een dochter uit een Brussels-Leuvens geslacht.

Zijn opus magnum ‘Fundamenta seu institutiones medicinae, Libris VI’, verscheen in 1638 en lokte een hevige polemiek uit, onder anderen met Descartes, die van 1629 tot 1649 in Nederland verbleef en met wie Plemp een langdurige vriendschap onderhield en een uitgebreide briefwisseling voerde.

Plemp werkte ruim 30 jaren aan een vertaling van Avicenna’s Canon, een werk dat gold als een der hoogst gewaardeerde geneeskundige boeken, op gelijke hoogte van de publicaties van Hippocrates en Galenus.

Veel informatie door: Banga, Tricot, Haan Broeckx, Allard, Kerkhoff, Vanagt, DELPHER.

[1] Zie: statues.vanderkrogt.net/object.php?record=bevb001

Avatar foto

studeerde Grieks-Latijnse humaniora aan het St Michielscollege te Bree, België, en daarna geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven en specialiseerde in verloskunde en gynaecologie, eerst in Leuven/Duffel en daarna in Sittard.

Schrijf een reactie