Susanne van Lent
Uit: Pabode, intern blad van de Pabo-opleiding HAN, 16 november 2018
Ze zwaaiden, 5 jongens op een rij, achterin de collegezaal.
Ik zag ze en kon een glimlach niet onderdrukken. Maar mijn zwaai en lach was iets minder uitbundig dan dat ik eigenlijk wou.
Wat was dat nou, dat ik me daar zo ongemakkelijk bij voelde?
Wat is er nou leuker dan dat studenten, die je pas een keer hebben gezien, spontaan contact met je maken. Zo blij, als dat ik vandaag tijdens een stagebezoek op een school, kinderen op het raam zag tikken om even contact te maken met hun juf.
En in plaats van dat ik uitbundig terugzwaaide, sta ik onhandig met de microfoon in mijn ene hand, tegen het katheder aangeplakt, afgepast te reageren.
De dag ervoor had ik de jongens gesproken na afloop van de eerste les in een reeks van vijf. Het kostte me moeite om contact te maken met deze klas en vroeg aan hen hoe dat kwam. Ze herkenden het en gaven aan dat ze elkaar nog niet zo goed kenden.
Een van de jongens gaf ik gekscherend de opdracht om voor de volgende les een activiteit te bedenken om aan de slag te gaan met de groepsdynamiek waarmee hij ook een onderdeel van de toets kon verzilveren. We grapten er wat over en zo gingen zij en ik blij uit elkaar.
Mocht ik in het bijzijn van al die andere studenten niet laten zien dat ik met een paar studenten lol had? Alsof ik hiermee als het ware mijn eigen ongeschiktheid als docent aantoonde; namelijk dat ik zo mijn voorkeuren had?
Terwijl ik nog eens pieker over het voorval verzucht ik waarom ik nou zo moeilijk doe.
Ik troost me met de woorden van Aaf Brandt Corstius:
“In het echt is iedereen een moeilijk mens!”
Voor wie nieuwsgierig is naar die column:
- Brandt-Corstius, A. (11-05-2006). Iedereen is in het echt een moeilijk mens. NRC. Geraadpleegd op 15 november 2018, van https://www.nrc.nl/nieuws/2006/05/11/iedereen-is-in-het-echt-een-moeilijk-mens-11126931-a118201