Makamba!

0
Vervreemding en eigenheid

Fred de Haas

(2006) ― Heden en verleden van een omstreden ‘Antilliaans’ begrip ― de Makamba in Afrika en Latijns-Amerika ― Betekenissen: ‘meneer, vriend, zwarte, witte, stommeling, Afrikaan, Hollander’ ― het ‘Gueni’ ― W.F. Hermans had geen gelijk ― de Makamba op de rots der struikeling

De aanleiding tot het schrijven van dit artikel is gelegen in het toeval dat ik, bladerend in mijn Antilliaanse archief, plotseling stuitte op een column d.d. 28 april 2003 van de hand van de Nederlandse schrijfster Nelleke Noordervliet met als titel: Makamba!
De inhoud van haar column ― zij kende het woord ‘makamba’ een exclusieve negatieve betekenis toe ― was aanleiding voor de toenmalige Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen, de heer De Haseth, zijn pen te grijpen en op persoonlijke titel op 8 mei 2003 in dezelfde krant ― de Volkskrant ― een nogal grimmige reactie te geven.
Nee, zo betoogde hij, het woord ‘Makamba’ was een neutrale aanduiding voor ‘Nederlander’ en misschien moest Noordervliets negatieve uitleg van het woord wel worden verklaard uit ‘een latent masochisme van de Nederlander’.

A bon entendeur salut!

Nu, drie jaar later, besluit ik, naar aanleiding van die vergeten stukjes, zèlf eens op zoek te gaan naar de wieg van het woord en de inhoud van het begrip Makamba. In de loop van dit verhaal zal duidelijk worden welke een rijke, onverwachte historie er schuilgaat achter dit ― op de Antillen ― vaak gehoorde woord.
Ik zal u voor dit doel achtereenvolgens meenemen naar Angola, Brazilië, Uruguay, Venezuela en de Nederlandse Antillen.

Ki-Mbundu: de moeder van Makamba

Mbundu gebied[1]

Toen de Portugese handelaren (in suiker, specerijen, textiel, ijzerwaren, mensen, geweren etc.) rond 1520 vanuit São Tomé regelmatig het eiland Luanda begonnen aan te doen om slaven te kopen uit het in het binnenland gelegen Koninkrijk Ndongo, spraken de bewoners van het eiland en de tegenover gelegen kust de Bantoetaal Kikongo, toentertijd de meest prestigieuze taal van dat gebied.

Die bevoorrechte positie zou het echter vrij spoedig kwijtraken aan het Kimbundu dat zich in de loop van de volgende eeuwen zou gaan ontwikkelen tot de algemene taal van Angola, een taal die zowel door de Lusitaans-Afrikaanse elite als door de ‘gewone’ bevolking overal zou worden gesproken en verkozen boven het Portugees.

De Portugezen, die in 1575 officieel de kolonie Angola hadden gesticht, slaagden er de eerste eeuwen niet in om met hun wetten ook hun taal in te voeren. De reden hiervan lag voor de hand: ze waren te gering in aantal en verwekten, bij gebrek aan Portugese vrouwen, hun kinderen bij Afrikaanse vrouwen die vervolgens hun kinderen opvoedden in hun eigen taal (het Kimbundu[2]) en cultuur.

De eerste generaties slaven uit Angola sprak, behalve een te hooi en te gras in de bush en in de slavendepots ontwikkeld Afro-Portugees pidgin, na de tocht over de Oceaan ook nog hun moedertaal Kimbundu[3]. Het lag dus voor de hand dat menig woord uit die Bantoetaal terecht zou komen in de taal van de kolonisator.

Een van die woorden is: Makamba.

Het Bantoe labyrint

De schepen van de WIC voeren met hun menselijke lading de monding van de Sint Annabaai binnen ― foto FdH

Het is lastig om met enige precisie en wetenschappelijke juistheid te achterhalen in welke context het woord Makamba in de loop der eeuwen is gebruikt. Geschreven bronnen ontbreken veelal en we kunnen hoogstens nagaan wat er zoal staat in de woordenboeken van de verschillende Bantoetalen. We moeten daarbij oppassen niet in de val te lopen van makkelijke associaties naar aanleiding van geschreven woorden.

Zo zou je bijvoorbeeld overhaast kunnen concluderen dat het woord Makamba een ongunstige betekenis had omdat het in het Shironga[4] van Moçambique ‘dief’ betekent. En het feit dat Macamba ook een vrucht is die bekend is in Azië, Afrika en Brazilië laten we ook maar voor wat het is.

Wij boren liever een andere bron aan: het Dicionário Çokwe-Português[5].

Het Ciokwé is een Bantoetaal die in het noordoosten van Angola wordt gesproken. In het woordenboek vinden we het woord ‘Kamba’ met daarachter de volgende verklaring:

‘tratamento de respeito, correspondente a “senhor”‘
‘beleefdheidsformule die overeenkomt met “meneer”.

En het grammaticale commentaar leert ons dat het voorvoegsel ‘Ma’ behoort tot de voorvoegsels die de categorie ‘seres inteligentes’ (‘met verstand begiftigde wezens’) aanduidt.
De auteur wijst ook nog op de betekenis ‘vriend’ van het woord ‘Ekamba’ in een andere Bantoetaal.

Als we kijken in het Dicionário rudimentar Português-Kimbundu[6] van Padre Antonio da Silva Maia, missionaris van het Aartsbisdom van Luanda, wordt het woord ‘amigo’ vertaald door onder andere ‘Dikamba’.
In de toelichting van Da Silva Maia lezen we dat het voorvoegsel Ma ― dat in de plaats van ‘Di’ kan staan ― een possessieve betekenis kan hebben. In beide woordenboeken wordt ook aangegeven dat ‘Ma’ in het Kimbundu ook een meervoud kan aanduiden.

Makamba zou dus in het Kimbundu zoiets kunnen betekenen als het Franse ‘mon ami’ of ‘mes amis’, het Zuid-Amerikaanse ‘compadre’, het Antilliaanse ‘kompai’ /’kompa’ of het Hollandse ‘joh’ /’ouwe jongen’. Het betreft hier in de praktijk dus niet letterlijk een goede vriend, maar iemand die je op een joviale, vertrouwelijke manier aanspreekt.

Omdat je uit het Kimbundu-woord Makamba niet kunt opmaken of er een mannelijk of vrouwelijk persoon mee wordt bedoeld, zou het zowel op mannen als op vrouwen kunnen slaan.

De Makamba steekt de Oceaan over

Van de markt in Afrika naar de markt in Suriname ― foto FdH

We weten nu dat het woord en het daaraan gekoppelde begrip ‘meneer’, ‘mevrouw’, ‘vriend’, ‘ouwe jongen’ uit het Kimbundu de reis heeft gemaakt naar gebieden aan de andere kant van de Atlantische Oceaan in een tijd waarin honderdduizenden Afrikanen uit Angola ― en vele andere gebieden langs de westkust van Afrika ― zijn weggevoerd.

In het begin van de 17e eeuw waren er al zo’n 300 schepen die, op gezag van de Spaanse regering, Afrikanen uit Angola naar Cartagena[7] brachten en vanaf 1645 werd de slavenhandel ‘principalyck op Guinea en Angola’ (zoals vermeld in een document van J.M.J. Hamelberg[8]) de voornaamste bezigheid van de West-Indische Compagnie (WIC) die voor dat doel een grote stapelplaats op Curaçao inrichtte. Ook werden er veel Afrikaanse Kimbundu sprekers uit Angola naar Brazilië gebracht.

Het is duidelijk dat er dus een aantal woorden uit Bantoetalen zijn opgenomen in de talen die werden gesproken in de gebieden waar veel Afrikanen terechtkwamen.
Met een beetje geluk zullen we misschien dan ook sporen vinden van het Bantoe woord Makamba.

De Makamba in Brazilië

Ooit aangekomen vanuit Afrika in Belém, Brazilië ― foto FdH

We beginnen ons onderzoek in de woordenschat van Brazilië.

In de Dicionário Etimológico Nova Fronteira Da Lingua Portuguêsa van Antônio Geraldo da Cunha uit 1987 vinden we:

Macamba, ‘entre os escravos, nome com que nomeavam seus parceiros na mesma fazenda ou sujeitos ao mesmo senhor’
Macamba ‘onder slaven de naam waarmee ze hun lotgenoten aanspraken die werkten op dezelfde plantage of in dienst stonden van dezelfde baas’.

Er wordt nog verwezen naar het Kimbundu en ook het woord ‘macambúzio’ in de betekenis van ‘depressief’ wordt vermeld. We zullen dit laatste woord ook terugvinden in Cuba.

In de Dicionário Houaiss da lingua portuguêsa uit 2001 vinden we niet alleen dezelfde uitleg onder Macamba, maar ook nog enkele andere betekenissen van dat woord:

‘apelido dado pelas quitandeiras a seus freguêses e clientes’
‘(bij)naam die door marktkoopvrouwen aan hun klanten werd gegeven’.

De Christus van de Corcovado, Rio de Janeiro ― foto FdH

Interessant is hier dat het Portugese woord ‘Quitanda (Kitanda)’ óók uit het Kimbundu komt en in die taal dezelfde betekenis ‘markt’ heeft.
De derde betekenis die het Braziliaanse Macamba heeft is die van een vrouw die bij een bepaalde Afrikaans-religieuze gemeenschap hoort.
Ook in de Dicionário comtemporâneo da lingua portuguêsa[9], vinden we dat

Macamba een ‘freguês de quitanda’ is, een figuur die koopt (of verkoopt) op een markt.

Er wordt bij vermeld dat het een oud woord is dat werd gebruikt in de streek rond Rio de Janeiro.

De Makamba in Paraguay

Via Brazilië is het woord Makamba in de vorm ‘Kamba’ in Paraguay terechtgekomen. In Paraguay komt de uitdrukking voor in 1723 en duidt dan een Afrikaanse man of vrouw aan. Omstreeks 1860 ― gedurende de oorlog van Brazilië, Argentinië en Uruguay tegen Paraguay ― was het een benaming voor een (zwarte) Braziliaanse soldaat. Tegenwoordig duidt het een afstammeling van een Afrikaan aan en klinkt depreciatief.

Het woord ‘Kamba’ komt ook voor een van de inheemse talen van Paraguay, het Guaraní. Maar in die taal betekent ‘kamba’ niet ‘zwart’. De kleur zwart is ‘hû’. ‘Kamba’ is een zuivere ontlening aan het Ki-Mbundu.

De conclusie die we kunnen trekken uit het Braziliaanse gebruik van Macamba is dat het woord werd gebezigd onder Afrikanen om elkaar aan te spreken en wel op een gemeenzame, positieve manier.
In Paraguay heeft het een negatieve betekenis gekregen.

De Makamba in Uruguay

We zoeken nu verder in Spaanse bronnen en kijken in de Glosario de Afronegrismos Uruguayos[10] en zien op pagina 82 dat in Uruguay, een gebied dat grenst aan de zuidoostelijke Braziliaanse Staat Rio Grande do Sul, het woord Macamba betekent:

‘compañero, camarada, amigo (lenguaje negro arcaico)’
‘makker, kameraad, vriend (archaïsche negertaal)’.

Ook een positieve manier van elkaar aanspreken, dus.

De Macambusio in Cuba

We maken nu een sprong naar het Caribisch gebied en zien tot onze verrassing dat in Cuba het woord Macambusio[11] ― dat we al eerder tegenkwamen in het Portugees van Brazilië ― zijn betekenis ‘depressief’ in Cuba heeft verloren en daar gebruikt wordt in de betekenis van ‘vriend’:

‘Oye, macambusio, llámame’ (= luister, jongen, bel me) en in de betekenis van ‘stommeling’ (‘Ya me tiene cansado el macambusio ése = Ik heb genoeg van die kaffer).

Positief en negatief, dus.

De Macambo in Venezuela

We naderen nu de zuidelijke rand van het Caribisch bekken en zien dat in de Venezolaanse staat Zulia, gelegen tegenover de Nederlandse Antillen, de term Macambo wordt gebezigd om een inwoner van Curaçao aan te duiden:

‘Individuo de piel blanca y cabello rubio rojizo ensortijado, especialmente los nativos de Curazao[12]
‘persoon met een blanke huid en rossig krulhaar, meer in het bijzonder degenen die in Curaçao zijn geboren’

Se vende (te koop), Caracas, Venezuela, 1967 ― foto FdH

Let wel: geen Afrikaan, maar een Europeaan of afstammeling daarvan.

Als voorbeeld van het gebruik van macambo (waarschijnlijk hebben de Spaanssprekende Venezolanen gedacht dat macambo het mannelijk moest zijn van macamba …) wordt een passage aangehaald uit de Memorias van J.R. Pocaterra (1927), waarin de gouverneur van Curaçao op bezoek kwam in Venezuela:

‘De Curazao vino en visita también el Gobernador; Un ‘macambo’que llegó y se fue en una sola borrachera’
‘Ook de gouverneur van Curaçao kwam op bezoek; een ‘macambo’ die vanaf zijn aankomst tot zijn vertrek stomdronken was’.

Het woord ‘macambo’ staat bij Pocaterra tussen aanhalingstekens omdat hij kennelijk wilde aangeven dat het geen Venezolaans woord was.

Jammer, dat we toen in Venezuela een minder goede indruk hebben achtergelaten.

De Makamba op de Nederlandse Antillen

Laten we na deze speurtocht in Angola, Brazilië, Cuba en Venezuela eens te rade gaan bij Nederlands-Antilliaanse bronnen en citeren uit de Geschiedenis van de Nederlandse Antillen[13] waarin Johan Hartog op bladzij 343 het volgende schrijft:

Een Curaçaos meisje en een Makamba jongetje ― foto FdH

‘Omstreeks 1779 zouden ongeveer 2000 blanken op Curaçao hebben gewoond, te weten Joden en nazaten van hoofdzakelijk noord- en middel-Europese volken.
De Nederlanders onder hen ging men als macamba aanduiden, vermoedelijk de naam van een negerstam in het Oostelijk Congogebied. Latour[14] meent, op grond van goede argumenten, dat de slaven, die hun benaming ‘neger’ als een scheldwoord opvatten, op hun beurt, de blanken de naam gaven van een als dom en achterlijk bekend staande negerstam, de macamba’s. Een scheldwoord is het woord nú evenmin als het woord ‘neger’, al kunnen beide woorden bij woordentwist een denigrerende bijklank krijgen’.

Deze verklaring van de oorsprong van het woord macamba lijkt mij niet juist, omdat de Akamba (of: M’kamba) uit het zuiden van midden Kenya, voor zover mij bekend uit de literatuur, een ontwikkeld volk waren en beslist niet dom of achterlijk.

De socioloog Harry Hoetink oppert over onze Makamba het volgende[15]:

‘Het Papiamentu bezit een aantal uitdrukkingen, meest van denigrerende aard, die op negers van verschillende Afrikaanse afkomst betrekking hebben. […] Verder betekent ‘canta Macamba’ volgens Latour: onzinnige, domme dingen doen, evenals ‘canta Guenee’. Eenzelfde betekenis tenslotte heeft de uitdrukking ‘haci co’i Bobo’ (als een Bobo doen), die echter in het hele Spaanstalige gebied voorkomt.

Het is helaas niet mogelijk de reden van deze depreciatieve uitdrukkingen op te sporen. Ze kunnen zijn ontstaan binnen de negergroep zelve, en slaan op lieden, die wegens een afwijkend gebied van herkomst zich in taal en gedrag van de overigen sterk onderscheidden etc.’

Het patroon van de oude Curaçaose samenleving, Harry Hoetink

Hoetink vertrouwt hier mijns inziens als ondersteuning van zijn stelling teveel op pater Latour die de uitdrukking ‘Canta Makamba’ uitlegt als ‘domme dingen doen’.

Verder wil het loutere feit dat er een Afrikaanse stam met de naam ‘Bobo’ zou bestaan in Afrika nog niet zeggen dat het woord ‘bobo’ (= dom in het Spaans en Portugees) uit Afrika in het Spaans-Portugese taalgebied zou zijn terecht gekomen. Alsof de Spanjaarden niet zelf in staat zouden zijn geweest om een naam te geven aan hun eigen ― Spaanse ― stommelingen!

Interessant is de uitleg die het Groot Woordenboek Papiaments-Nederlands geeft aan de uitdrukking ‘kantika makamba’: liedjes die door de slaven bij het oogstfeest werden gezongen in de ‘geheimtaal’ ‘gueni’ (= Guinees)’.
Het woordenboek vertaalt de uitdrukking

‘no ta kos di kanta makamba’ met:
‘het is niet veel soeps’.

‘Kanta makamba’ wordt hier dus als een positieve bezigheid gewaardeerd; de uitdrukking ‘no ta kos di kanta makamba’ betekent dat iets niet de moeite waard is om er in het Makamba (= aanduiding van een Afrikaanse taal) over te zingen.
Men zong kennelijk alleen in het ‘Afrikaans’ bij een gebeurtenis die wèl de moeite waard was, bijvoorbeeld bij het oogstfeest.

Ook het Dikshonario Papiamentu-Hulandés (1991) van Joubert vermeld bij Makamba:

‘door afstammelingen van slaven gesproken of gezongen (Afrikaanse) taal’.

Beide woordenboeken vermelden ― naast de neutrale betekenis ‘Hollander’ ― ook het woord Makamba in combinaties met andere woorden die het een denigrerende betekenis verlenen[16].

Woordenboeken ― foto FdH

Het wordt nu tijd om ons licht op te steken bij iemand die diep is doorgedrongen in de Curaçaose taal en cultuur en ― noblesse oblige! ― in de ziel van het Curaçaose volk: Pater Brenneker O.P.

In zijn Curaçaoensia[17] lezen we op bladzijde 118 onder het hoofdje ‘Macamba’ het volgende:

‘Macamba is een mysterieus woord. Het schijnt Afrikaans te zijn en in oorsprong te betekenen: vreemd, van verre, autochtoon, afrikaans.

Zo zingt een negerslaaf in een lied’ (wij citeren de hele tekst uit Benta[18], eveneens van de hand van Pater Brenneker):

Mi tata ta macamba (mijn vader is een macamba)
Mi mama ta macamba (mijn moeder is een macamba)
Mi tata ta macamba (mijn vader is een macamba)
Mi mama ta macamba (mijn moeder is een macamba)
Mi ta dande (?)
Ah dande mi pon (?)
Mi mama ta hulandes (mijn moeder is een Hollandse)
Mi tata ta macamba (mijn vader is een macamba)
Mi ta dande (?)
Ah dande mi pon (?)

Dit plaatst ons voor een dilemma: wie is er in dit liedje nu Afrikaans en wie Hollands? Gaat het over een Afrikaanse vader en een Afrikaanse moeder? Over een Afrikaanse vader en een Hollandse moeder? Dit laatste lijkt me onwaarschijnlijk.
Het woord macamba klinkt in dit liedje overigens niet ongunstig.

De vraagtekens staan achter de woorden die worden gezongen in de taal die men ‘gueni’ noemde op Curaçao.
Ik weet niet wat ze betekenen. Misschien wijst het woord ‘Dande’ op de naam van de gelijknamige rivier in Angola. Het woord ‘gueni’ zelf is afgeleid van ‘Guinee’, waaronder men de hele westkust van Afrika van Senegal tot Angola verstond.

In het Spaans en Portugees van de tweede helft van de 15e eeuw kende men trouwens op het Iberisch schiereiland de uitdrukkingen ‘hablar en guineo’ en ‘falar guiné’ (= guiné spreken).
Met guineo en guiné werd het Luso-Afrikaanse pidgin bedoeld dat de Afrikanen spraken, die te werk werden gesteld in Andalusië, voornamelijk in de drie provincies Huelva, Sevilla en Cádiz. De aanduiding ‘gueni’ hoort dus niet typisch bij Curaçao en een geheimtaal was het al evenmin, al vonden de Curaçaose Afrikanen het misschien interessant om dit te suggereren.
Dat laatste zou heel begrijpelijk zijn, want je moet toch íets als er op je eigen identiteit en cultuur vernietigende kaalslag is gepleegd en slechts de mythe overblijft om je aan op te trekken.

Het wordt echter nog íets ingewikkelder met de betekenis van Makamba

In 1963 gaf pater Brenneker een boekje uit waarin hij tal van Papiamentstalige spreekwoorden en gezegdes opnam, waarvan hij zelf de vertaling verzorgde na overleg met zijn lokale, ervaringsdeskundige informanten. Het boekje heet Proverbio en op bladzij 55 treffen we de volgende gezegdes aan.

Een van de boeken van Paul Brenneker over de Curaçaose folklore

(No 596): ‘Macamba, poeshi, palomba, animal di mas falsu cu tin’
Vertaling Brenneker: ‘Hollanders, katten en duiven zijn de kwaadste dieren die er bestaan’

Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat macamba hier een ongunstige betekenis heeft … .

(No 597): ‘Macamba di: kani mi pa mi kani bo’.
Vertaling Brenneker: ‘De Afrikaan zegt: geef mij, dan geef ik jou’.

Dat gezegde getuigt van realiteitszin en klinkt niet zo ongunstig. Maar de Macamba is nu ineens een Afrikaan geworden.

Toch kan dat geen vergissing zijn van de pater. Makamba kan kennelijk zowel het een als het ander betekenen en je kunt het in gunstige en ongunstige zin gebruiken. En je schijnt de suggestie die ervan uitgaat wel ‘per keer’ op zijn merites te moeten beoordelen.

Lust u nog peultjes? We hebben er nog een paar voor u in petto!

In de Antilliaanse Cahiers, vijfde jaargang nummer 1, 1962, kunnen we een gedicht lezen van de jonge Frank Martinus Arion, student te Leiden. Hij schrijft:

Bo n’ta korda
Kon nos dos
Sa kamna tene man huntu
Na Hulanda –
Hunga den sneeuw
Manera Makamba

‘Weet je nog hoe we in Holland allebei hand in hand liepen en, net als Makamba’s, stoeiden in de sneeuw?’.
Het woord Makamba is hier neutraal bedoeld als aanduiding van de blanke Hollander.

In E dia di mas históriko[19], een historische roman over de arbeidersopstand en de brand van Willemstad in 1969 lezen we op bladzij 106 onderaan:

‘Un hòmber makamba, kompaña pa su kasá, pará na Awa Sa di Punda, tabata wak den un kijker’.
‘een Hollandse man stond met zijn echtgenote op Awasá in Punda door een verrekijker te turen’.

Geen vergissen mogelijk! Makamba is hier een neutrale uitdrukking voor Nederlander.

De laatste restjes Makamba

Eind jaren 1960 was ik aanwezig op een zogenaamde ‘Teach-in’, de in die tijd gebruikelijke naam voor een discussieavond waarop iedereen kon zeggen wat ie wou. Het speelde zich allemaal af in de Ballroom van het Hilton op Curaçao.

Er viel cultuur te halen en als speciale gast was de Nederlandse schrijver Willem Frederik Hermans uitgenodigd, die op uitnodiging van de Sticusa een serie lezingen kwam geven om de ‘culturele elite’ van het eiland bij te voeden.
Alle kleuren waren die avond welkom, maar ik denk niet dat er veel mensen van Barber of Boka San Michiel bij waren … .

Hermans had voor die avond zijn gebruikelijke grote mond maar thuisgelaten, want de stemming in de zaal was verre van pro-Nederlands en de gemoederen liepen hoog op. Het was vooral één grote scheldpartij op de Nederlandse ontwikkelingshulp en subsidieregelingen. Hiermee is de sfeer wel getekend.

Als herinnering aan die avond heeft Hermans later een boekje geschreven waarin hij vertelt over zijn culturele reis naar de Antillen en Suriname met als fraaie titel: De laatste resten tropisch Nederland[20]

Op pagina 138 van zijn boekje schrijft hij het volgende:

‘Bakra[21], zoals de Nederlanders in Suriname (soms met onvriendelijke bedoeling) genoemd worden, betekent tenslotte alleen maar ‘blanke’. Maar op Curaçao noemt men ons macamba, dat betekent ‘indringer’.
Een ander lief woord is ook ‘pletter’ (= Nederlander van niet zo rijke familie). Een op de Nederlandse Antillen bijzonder gehate groep is voorts die van de onderwijzers en leraren: heel begrijpelijk’.

Ja, Frederik Willem Hermans kon het weten, want, zoals hij elke Nederlander heeft ingepeperd: ‘Ik heb altijd gelijk’!

Men kan zich alleen maar verwonderen over de mate waarin iemand die altijd gelijk heeft kan dwalen!

De Makamba op de rots der struikeling

Een van de meest humoristische schrijvers van de Antillen vind ik Boeli van Leeuwen, een vlijmscherp, kundig en eerlijk observator van het menselijk bedrijf.
In De rots der struikeling[22] schrijft hij over de Hollandse jongen Karel, lasser van beroep, die op een dag de buurman werd van Da, de Curaçaose vrouw met wie hij later wilde trouwen. Karel was

‘een grote, lelijke Hollander met rood haar en goedige ogen. Hij had vuile nagels en sprak met een plat Haags accent, waarin de achterbuurten van de stad doorklonken’.

Op een goede dag ging Karel kennis maken met de broer van Da die

‘met één oogopslag de pretendent classificeerde: macamba (Nederlander op Curaçao) en pletter (Nederlander uit de arbeidersstand) bovendien’.

De broer van Da:

‘En omdat we je welzijn op het oog hebben, geloven we dat je niet langer om moet gaan met die macamba, die maar een gewone werkman is, lasser of zoiets, een pletter die in Nederland driehoog achter woont in een van die huizen waar het wasgoed achter uit de ramen hangt’.

Tja, erg gunstig klinkt dit allemaal niet in die context.

Tenslotte

We zijn aan het eind van een lange reis gekomen en we hebben onderweg kunnen constateren dat Makamba niet een eenduidig begrip is, historisch gezien niet en ook niet in het licht van déze tijd.

Het kan zowel betrekking hebben op Afrikanen als op blanken, op goede en minder goede vrienden, het kan gunstig en ongunstig worden bedoeld en ook volkomen neutraal zijn. Ja, het kan in een bepaalde context zelfs enige meerwaarde krijgen.

Om dit laatste te illustreren wil ik tenslotte nog het woord geven aan de door mij zo gewaardeerde Papiamentstalige schrijver en dichter Pierre Lauffer.

Het was op een warme Curaçaose avond en ik vroeg Pierre Lauffer om zijn boekje Ora solo baha[23] voor me te signeren.
Pierre keek me even aan met zijn trieste ogen en schreef:

Pa un makamba
Ku ta latino
I bohemio[24]

Een mooie herinnering voor een makamba!

Noten

[1] Bron: Mbundu gebied ― Kohirgabr, kaart gebaseerd op Bamse
[2] Het voorvoegsel ‘Ki’ betekent ‘taal’ en ‘Mbundu’ betekent ‘Mensen’, dus: Mensentaal. Het Kimbundu behoort tot de Bantoetalen die worden gesproken vanaf de evenaar tot ± 20° Zuiderbreedte (ongeveer waar Namibië begint). ‘Bantoe’ is dus geen ras maar een term die een taalfamilie aanduidt. De term ‘Ba-ntu’ is verzonnen door Wilhelm Bleek, de Duitse bibliothecaris van de gouverneur van Kaapstad, in zijn ‘A Comparative Grammar of the South-African Languages’, Londen, 1862-1869.
[3] Bijvoorbeeld in de gemeenschappen van gevluchte slaven in Brazilië en op de plantages. Aan het eind van de 17e eeuw kon je in Bahia nog mensen vinden die uitstekend Kimbundu spraken. Na die tijd is de taal langzaam uitgestorven in Brazilië.
[4] Dicionário Ronga-Português, Rodrigo de Sá Nogueira, Lisboa, 1960
[5] Dicionário Çokwe-Português, Adriano Barbosa, Instituto de Antropologia, Universidade de Coimbra, 1989
[6] 1a edição, editorial missões ― cucujães, 1964
[7] In het Spaans van Colombia kan men Bantu woorden aantreffen als ‘afunchado’ (= vochtige rijst; afgeleid van nfunji = gestampt maniokmeel (vgl. het Papyamentu: funchi); ‘cumbia’ (van Zuid-Kikongo nkumbi = trommel); ‘guaro’ = suikerrietbrandewijn (van Kikongo ngwala = alcoholhoudende drank).
[8] De Nederlanders op de West-Indische eilanden, Amsterdam 1901 en 1909
[9] Dicionário contemporâneo da lingua portuguêsa (1958) edição brasileira, Hamilcar de Garcia. Rio de Janeiro, Editôra Delta.
[10] Glosario de Afronegrismos Uruguayos, Alberto Britos Serrat (1999), ediciones Mundo Afro ― el Galeón
[11] Diccionario mayor de Cubanismos (1999) Miami, Florida: ediciones universal.
[12] Diccionario de Venezolanismos (1993) Caracas: Universidad Central de Venezuela.
[13] Geschiedenis van de Nederlandse Antillen (1961) dr. Johan Hartog, Oranjestad, Aruba: uitgegeven bij D.J. de Wit
[14] M.D. Latour O.P. (1935) West-Indische Gids, p. 256 e.v.
[15] Het patroon van de oude Curaçaose samenleving (1966) De Wit N.V. Oranjestad-Aruba, tweede druk, p. 70 e.v.
[16] Makamba kachikambito, makamba kulu bèrdè, makamba stinki
[17] Uitgever: Boekhandel St Augustinus, Curaçao, 1961
[18] Benta (1959) Curaçao: uitg. Boekhandel St Augustinus.
[19] In eigen beheer uitgegeven door Edward A. de Jongh, mei 1970
[20] Uitgegeven bij De Bezige Bij, Amsterdam (1972)
[21] In het Efik, een van de talen die in Nigeria wordt gesproken betekent ‘Mbákara’ : blanke Europeaan. In de Dictionary of the Efik Language, Rev. Hugh Goldie, Republished in 1964 by the Gregg Press Incorporated, Ridgewood, New Jersey, U.S.A. staat: ‘…the term is applied to the white men not on account of colour, but because of their superiority in arts & customs, and hence, black men practising the arts and customs of civilized life, are sometimes called Mákara, or by way of distinction, Obubit mákara, Black mákara’. N.B. Op de Antillen kennen we het verschijnsel van de Makamba pretu; daarmee duidt men een zwarte Antilliaan aan die zich zozeer heeft vereenzelvigd met de Nederlandse taal en cultuur dat zijn eigen identiteit praktisch lijkt te zijn verdwenen.
[22] Uitgegeven bij Querido (1965)
[23] Vertaling: Als de zon ondergaat. Uitgegeven door Librería Salas, Willemstad, Curaçao.
[24] Vertaling: Voor een Makamba die een Latijn en een bohémien is.

Avatar foto

studeerde cum laude af in de Franse, Spaanse en Portugese taal- en letterkunde. Vanaf het begin combineerde hij zijn functies met werkzaamheden als literair vertaler. Fred de Haas vertaalde onder meer uit het Papiaments, het Frans, het Spaans en het Russisch. Hij is leider, zanger en gitarist bij het Latijns-Amerikaans ensemble Alma Latina.

Schrijf een reactie