Het tijdschrift Watapana

0
Vervreemding en eigenheid

Fred de Haas

(2010) ― Kritische Curaçaose en Arubaanse studenten in het Nederland van de jaren 1960 en 1970 ― de naam ‘Watapana’ ― ‘mislukt’ Papiamentstalig podium ― moedertaal ― spelling ― identiteit en vervreemding

Het literaire tijdschrift Watapana werd in 1968 opgericht in Nederland door de op Aruba geboren Antilliaan Henry Habibe, die in die tijd Spaanse taal- en letterkunde studeerde in Nijmegen.

Het zou in drie tot vier afleveringen per jaar verschijnen tot september 1972. De eerste redactie werd aanvankelijk gevormd door H. Habibe, G. Pestana, R. López-Ramírez, O. Kwas en A. Daal. Later zouden R. Todd Dandaré, P. Velásquez, C. de Haseth en L. Narain de redactie komen versterken. In september 1972 waren de eerste twee personen van beide groepen nog over.

Er waren al een aantal tijdschriften met eenzelfde ― literaire ― doelstelling verschenen vóór Watapana, zoals het geheel in het Papiaments geschreven Simadan (Oogstfeest) uit 1951.
Simadan, dat werd opgericht door Nicolás A. Piña-Lampe e.a. en dat helaas maar drie afleveringen heeft gekend (waarvan de laatste verscheen in 1961), wilde een forum zijn voor Papiamentstalige auteurs.

Ook de Antilliaanse Cahiers (1955-1967) die niet uitsluitend op één taal waren gericht en onder redactie stonden van Cola Debrot, Henk Dennert en Jules de Palm publiceerden literaire kunstuitingen.

Watapana was een podium voor schrijvers die in het Papiaments schreven. Het tijdschrift zou echter ook bijdragen publiceren in het Nederlands en het Spaans, mits deze in het teken stonden van de Antilliaanse taal en cultuur.

Hoewel een uitputtende bespreking van de inhoud en de grote verdienste van dit tijdschrift buiten het kader van dit artikel valt is het alleszins de moeite waard om, althans in het kort, de ― nu meer dan ooit actuele ― onderwerpen te bespreken die in het tijdschrift Watapana al veertig jaar geleden aan de orde kwamen.
We moeten hierbij ook vooral in het oog houden dat Watapana verscheen in een tijd dat de Antillen nog één politiek geheel waren en het nog een jaar of vijftien zou duren voordat Aruba zijn Status Aparte verwierf en voordat er een aanvang zou worden gemaakt met de herstructurering van het Koninkrijk.

De achtergrond van degenen die in Watapana schreven was sterk gekleurd door het groeiend besef en beleven van de eigen Antilliaanse identiteit die in de koloniale periode ernstig in de verdrukking was geraakt.
Een zekere Henry Tai zegt in zijn bijdrage aan de Watapana van mei 1972:

Wat van mij is
Moet ik dreggen uit een diep verleden
[…]
Voordelen hebben al die jaren
Van indoctrinatie niet gebracht
Wel afhankelijkheid en chaos
Die verdoezeld worden door een aalmoes
Waarvoor wij stommelingen dank je wel zeggen

Bovenstaande regels hebben geen hoog poëtisch gehalte, maar ze geven wel een gevoel weer dat door velen in die tijd werd gedeeld.

Een volk dat gebukt gaat

In het volledig in het Spaans uitgegeven nummer van oktober 1970 wordt uitgelegd dat de naam ‘Watapana’ niet willekeurig is gekozen.

‘Watapana’ ― op Curaçao dividivi genoemd ― is de Indiaanse (Taíno) naam voor een boom die karakteristiek is voor de Antillen en waarvan de kruin door de altijd waaiende passaatwind naar de grond toe is gebogen.
Habibe zelf zegt hierover het volgende:

‘we hebben de naam ‘Watapana’ gekozen omdat deze welluidender is dan ‘dividivi’. Maar belangrijker is dat de watapana voor ons het symbool is van een volk dat gebukt gaat’.

Uit deze woorden blijkt zonneklaar dat het tijdschrift van plan is duidelijk stelling te nemen in een situatie die door velen als pijnlijk en onjuist wordt ervaren.
Het blad streeft naar verduidelijking en afbakening van een eigen, Antilliaanse identiteit die lang verscholen ging onder een voor Antillianen wezensvreemde cultuur en taal die, hoe kon het ook anders, door het op Nederlandse leest geschoeide en door Nederlandse onderwijzers en leraren verzorgde onderwijs aan de Antillianen werd opgedrongen: het Nederlands.

Op 2 november 1968 zou voor het eerst het gedicht verschijnen dat door menig Antilliaan in het hart is gesloten en dat het karakteristieke symbool zou worden voor het literaire verzet tegen de culturele onderdrukking:

Lanta para, Watapana!
Baha barank’i nostalgia
Fo’i bo lomba,
Doblá te na tera!
Lanta bo kurpa na laria
Manera kadushi di sabana
Hankrá den trankera!
Lanta para, Watapana!
Pinta un indján den bo kara
I klaba bo flechanan
Den e shelu di plata!
Ranka vigor fo’i bo brasa
I graba viktoria den
Bo palu di bandera!
Lanta para Watapana

Strek je waaistam, Watapana!
Werp de last van jaren terug
die als een steenrots op je drukte
van je rug!
Sta als de wilde cactus, hecht
verankerd in de heining:
recht!
Strek je waaistam, Watapana!
Maak je op als Indiaan
en jaag je pijlen recht omhoog
in ‘t zilver van de hemeltoog!
Bal je vuist en win de slag,
grif ‘Victorie’ in je mast,
je kruin: je vlag!
Strek je waaistam, Watapana!

Henry Habibe

 

Bewustwording van de eigen geschiedenis

Tegen die als vervreemdend ervaren situatie verzetten zich in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw ook dichters als Pierre Lauffer, Elis Juliana, Nicolás Piña-Lampe en Luis Daal die voornamelijk in het Papiaments schreven, de door het koloniale bewind zo miskende en verguisde moedertaal.
Pierre Lauffer schreef al in 1955 in ‘Kumbu’ (dwaallichtje):

‘Sintimentu di nos ta skondí pa esnan ku no por komprende, pero nos ku ta yiu di tera nos ta biba ku nos ideal’

‘Onze gevoelens zijn verborgen voor degenen die niet in staat zijn ons te begrijpen, maar wij, kinderen van het land, leven zoals wij denken dat we móeten leven’.

Ook heeft het tijdschrift in het oktobernummer van 1970 veel waardering voor de romanschrijver Guillermo Rosario die door het gebruik van het Papiaments in zijn werk getuigde van verbondenheid met de Antilliaanse identiteit en die, door de historische inhoud van zijn roman ‘E raís ku no ke muri’ (De wortel die niet sterven wil), had bijgedragen tot de bewustwording van de eigen, Antilliaanse, geschiedenis.

Het belang van de kennis van die geschiedenis, hoe pijnlijk die ook is, wordt nog eens onderstreept in de afleveringen van mei en september 1972, waarin de stukken Tula en Tochi van Pacheco Domacassé worden besproken.
In Tula vestigde Domacassé de aandacht op de opstand van de ‘slaaf’ Tula in 1795 tegen het Nederlandse gezag en in Tochi werd de rol belicht die Venezuela in het verleden speelde ten aanzien van de Antillen.

De tweede taal in het onderwijs

In Watapana wordt ook een begin gemaakt met de discussie over wat de tweede taal in het onderwijs zou moeten zijn. Het was toen al duidelijk dat het Papiaments een taal naast zich moest hebben die de grote wereld zou ontsluiten voor het Antilliaanse kind.
Het Nederlands werd niet langer als zaligmakend beschouwd. Integendeel, de redactie vond dat het Nederlands het contact belemmerde tussen de eilanden en de directe, Spaanstalige, buren.
De discussie raakte verhit. De redactie is geporteerd voor het Spaans als tweede taal, anderen, zoals Frank Martinus, voelen meer voor het Engels, omdat zij Latijns-Amerika niet bepaald beschouwen als het vermeende Eldorado waar de Antilliaan zich op zou moeten richten.
En Nederland? Nederland begrijpt niets van het wezen van de Antilliaan, die, als hij eenmaal in Nederland heeft gestudeerd, een zwalkend schip wordt dat nergens meer kan aanleggen (F. Martinus) en dat ook in zijn eigen land geen veilige haven meer vindt.
Een teleurgestelde Leo Henríquez richt zich, in Watapana van mei 1972, tot zijn vaderland:

[…]

Awor ku mi ta hecho, yen di forsa i
Gozando di un fortalesa enorme,
Awor bo ta nenga ami komo
E fruta di bo barika.

[…]

Nu ik rijp ben,
Levenskrachtig, groot,
Nú erken je mij niet
Als de vrucht van je schoot

Moedertaal, spelling en identiteit

Ook de geschiedenis van het Papiaments begint nu eindelijk de welverdiende aandacht te krijgen. Watapana publiceert (1968) in drie afleveringen opnieuw het in 1958 in het wetenschappelijk tijdschrift Neophilologus verschenen artikel van dr. H.L.A. van Wijk over de oorsprong van het Papiaments.
Van Wijk trotseert de kritiek van Antoine Maduro en Prof. J.P. Rona van de Universiteit van Ottawa in 1970 en 1971. Hij houdt staande dat het Papiaments oorspronkelijk een Afro-Portugees idioom is dat later met Spaanse en Nederlandse woorden is verrijkt.

De literaire bijdragen van jonge en oude Antilliaanse auteurs bevolken de bladzijden van Watapana: Daal, Lauffer, Marugg, Habibe, Martinus, de Haseth, Dennert, Wong, Todd Dandaré, Velásquez, Oduber, Palm, Römer, Tai, Narain, Peñon de Abbad en vele anderen wier namen vaak weer zouden verdwijnen in de allesverzengende schoot der vergetelheid.

Belangrijke onderwerpen die nog tientallen jaren zouden blijven spelen werden al door Watapana onder de kritiese loupe genomen. De ‘spelling van Römer’ wordt besproken in 1970, er wordt verwezen naar het fonologische spellingvoorstel van Daal uit 1961 dat hiervan nauwelijks afweek maar in een bureaula van de Antilliaanse overheid verdween.
Een schimmige en, volgens de redactie, achterbakse geschiedenis.

Voor alle duidelijkheid zegt redacteur Habibe dat de spelling niet het wezen van de taal aantast. ‘Kombersashòn’? ‘Conversación’? Lood om oud ijzer! Het is geen aanslag op de ziel …

In de in het Spaans uitgegeven derde jaargang van oktober 1970 licht hij zijn visie op een belangrijke functie van de taal toe:

‘Como neerlandoantillano voy en busca de mi mismo, de mi propia identidad. Tiene sentido agarrarse, en una situación como ésta, a algo que es enteramente de uno mismo. Para mí como poeta este algo propio es mi lengua; el papiamento es mío; de ahí que busco en esta lengua mi propia identidad’

‘Als een kind van de Nederlandse Antillen ga ik op zoek naar mijzelf, naar mijn eigen identiteit. Voor mij als dichter is dit eigene mijn taal; het Papiaments is van mij; vandaar dat ik in deze taal mijn eigen identiteit zoek’.

De grote vervreemding

Ook weldenkende Nederlanders krijgen toegang tot Watapana. Dr. L.F. Triebels, cultureel antropoloog, schrijft in januari 1971:

‘De Nederlandse Antillen vormen binnen het Caribisch gebied geen uitzondering, integendeel: ze zijn een vrijwel volmaakt voorbeeld van de absurditeit van de geschiedenis. […] Door eeuwenlange concentratie op economische aspecten […] heeft men niet alleen de nationale ideologie verwaarloosd of onthouden aan de mensen, maar door de eigen houding het wel zeer aanvechtbaar gemaakt of Nederland en de Nederlanders als een algemeen aanvaard cultureel en sociaal referentiekader kunnen dienen. De houding van de Nederlanders op de Antillen ― de weinige goeden niet te na gesproken ― heeft zeker niet bevorderend gewerkt. Men kan gerust zeggen dat grote delen van de Antilliaanse samenleving volstrekt vreemd zijn gebleven voor Nederland en, omgekeerd, dat Nederland grote groepen van zich vervreemd heeft. Het had natuurlijk niet zo hoeven te zijn, maar hier ligt dan weer eens de tragiek van het menselijk falen’.

Anno 2009 had Triebels de volgende waarneming uit zijn betoog opnieuw kunnen noteren:

‘Wat Nederland betreft: via zo’n machtig massamedium als de televisie komen meestal slechts beelden van de Antillen over naar het Nederlandse publiek als er iets ‘aan de hand’ is.

De vaak eenzijdige, oppervlakkige en op sensatie gerichte berichtgeving verhindert een zelfs maar elementaire kennisname van de Antillen’.

Wij schrijven nu december 2009. Welcome to the past!
Avatar foto

studeerde cum laude af in de Franse, Spaanse en Portugese taal- en letterkunde. Vanaf het begin combineerde hij zijn functies met werkzaamheden als literair vertaler. Fred de Haas vertaalde onder meer uit het Papiaments, het Frans, het Spaans en het Russisch. Hij is leider, zanger en gitarist bij het Latijns-Amerikaans ensemble Alma Latina.

1 2 3 5

Schrijf een reactie