Het Spaans van Spanje, Latijns-Amerika en de Cariben 1

0

Fred de Haas

(2012) ― Het Spaans als lingua franca ― een stukje Spaanse geschiedenis ― het Spaans van Castilië en Andalusië ― Spaans Amerika in de 16e eeuw ― confrontatie met inheemse talen ― het Caribische Spaans ― Spaans uit het Andesgebied en Argentinië

deel 1deel 2
De eerste reis van Columbus naar de Nieuwe Wereld in 1492[1]

In dit artikel wordt u meegenomen op een zoektocht naar de totstandkoming van het Spaans van Latijns-Amerika. Zowel de geschiedenis van de taal in Spanje als de gecompliceerde geschiedenis van de volken van het Caribisch gebied en Latijns-Amerika hebben het Spaans de vele gezichten gegeven die zo kenmerkend zijn voor de verschillende landen van dit continent.

Als u het artikel heeft gelezen zult u weten in welk opzicht het Spaans van Santo Domingo verschilt van dat van Puerto Rico. Ook zal het u duidelijk worden waarom men in het Andesgebied anders Spaans spreekt dan in de kuststreek van Colombia of Venezuela.

Er zijn ook links toegevoegd die u in staat stellen verschillende soorten Spaans te beluisteren. Zij willen ook een aanzet zijn voor uw persoonlijke zoektocht in de boeiende geschiedenis van de inheemse talen en het Spaans van Latijns-Amerika.

Wie de ontwikkeling van de Spaanse taal in de verschillende gebieden van Latijns-Amerika wil beschrijven op een manier die ook voor een niet-taalkundige interessant zou kunnen zijn, staat voor de taak een groot aantal taalkundige bomen te rooien die je constant beletten om het Spaanse bos te zien.

Toch wil ik een poging wagen om de verschillende soorten Spaans te verklaren die zich hebben ontwikkeld in een nieuwe geografische omgeving, bij nieuwe volken en binnen een nieuwe geschiedenis.

Om iets te begrijpen van de ontwikkeling van het Spaans in Latijns-Amerika is het nuttig eerst even een korte blik werpen op het Spaans van het Iberisch schiereiland, de Europese bakermat van de Zuid-Amerikaanse varianten.

Spanje

Karel V – Titiaan of Lambert Sustris[2]

Over één ding lijkt iedereen het eens te zijn: het Spaans is door de eeuwen heen altijd een taal geweest die geen al te grote veranderingen heeft ondergaan. Met een beetje moeite kan de moderne Spanjaard ook nú nog teksten lezen uit de 14e eeuw en begrijpen waar het over gaat. Het Spaans is een taal gebleken waarin veel verschillende volken die heel verschillende talen spraken goed met elkaar konden communiceren. Het Spaans bleek in de koloniale tijd een voortreffelijke ‘lingua franca’ te zijn, te vergelijken met het Engels van tegenwoordig. Het is dan ook alleszins voor de hand liggend dat in de 19e eeuw de onafhankelijk geworden Latijns-Amerikaanse Republieken het ‘verbindende’ Spaans als officiële taal hebben gekozen.

Op het Iberisch schiereiland werden verschillende soorten Spaans gesproken, zoals het Spaans van Castilië, van Galicië en Andalusië. De onafwendbare loop van de geschiedenis heeft bepaald welk soort Spaans de taal zou worden die door de migrantengolven naar de Nieuwe Wereld zou worden gebracht.

Madrid, Sevilla, Granada

Huwelijksportret van koning Ferdinand van Aragon en koningin Isabella van Castilië – kunstenaar onbekend[3]

Een belangrijke factor voor de verbreiding van een taal is het aantal personen dat die taal spreekt. In de 14e eeuw had Castilië, waar het ‘Castellano’ werd gesproken, de meeste inwoners: drie tot vier miljoen. Aragón had er één miljoen en Navarra 80.000.
Het huwelijk van Ferdinand van Aragón en Isabella van Castilië in 1469 is van cruciaal belang geweest om de eenheid tot stand te brengen tussen Castilië en Aragón. Die eenheid zou beslissend zijn voor de geografische uitbreiding van het Spaans dat zich, nadat ook Navarra bij de Spaanse Kroon was gekomen, ook naar het Noorden kon uitbreiden.
Het Andalusische Sevilla was inmiddels ook onder Spaanse heerschappij gebracht en de zegetocht van het Spaans kon beginnen.

Sevilla, de hoofdplaats van West-Andalusië, was in de Middeleeuwen een van de grotere steden van Spanje. Nadat de stad in de 13e eeuw op de Arabieren was heroverd kon het echt kosmopolitisch worden. Er vestigden zich migranten uit Noord-Spanje, Catalonië, Aragón, Galicië, Portugal, Italië, Frankrijk en Duitsland. De stad had ook nog een kleine Arabische wijk, de Morería, en een grote Joodse wijk, de Judería. Door die grote aantallen migranten kon het Andalusische Spaans van Sevilla, waarvoor in de tweede helft van de 15e eeuw de basis werd gelegd, zich vernieuwen en ook, in bepaalde opzichten, vereenvoudigen.

In de 16e eeuw was Sevilla, waar het koloniale Handelshuis ― de Casa de Contratación ― was gevestigd, de poort van de handel met en het personenvervoer naar Amerika.

Toen het onder Arabische heerschappij staande Granada in 1492 werd heroverd zou dat in de verdere toekomst ook gunstig werken voor de verbreiding van het Spaans. De Arabieren en het Arabisch werden verjaagd en niet lang daarna ook de Joden, die hun 15e-eeuwse Spaans met zich meenamen naar hun migratielanden waar het zich kon ontwikkelen tot het Sefardische Spaans, het judeo-español.

De verdrijving van de Joden was voornamelijk het werk van de Spaanse Inquisitie, het machtige vervolgingsapparaat van de katholieke kerk, dat Ferdinand en Isabella voortdurend onder druk zette om de Joden het leven zo zuur mogelijk te maken. De Joden konden kiezen: of zich laten dopen en Christen worden of vertrekken. Velen lieten zich van ellende en met grote tegenzin dopen.

Ongeveer 150.000 Joden verkozen de ballingschap. Velen vluchtten naar Portugal waar ze acht cruzados moesten betalen om een verblijfsvergunning van acht maanden te kunnen krijgen. Wie ‘illegaal’ en zonder te betalen Portugal binnenkwam werd als slaaf verkocht of naar de Atlantische eilanden gestuurd.
Toen de Joden in 1496 ook uit Portugal werden verdreven vluchtten er velen naar Nederland en, veel later, ook naar het Noordoosten van Brazilië dat een tijd onder Nederlandse heerschappij stond.
Toen Nederland daar door de Portugezen werden verjaagd, vertrokken er veel ― Portugees of Judeo-Español (‘Jodenspaans’) sprekende ― Joden met hun Afrikaanse slaven naar de Nederlandse kolonie Curaçao.

Standaardisering

Dank zij geleerden als Antonio de Nebrija en Sebastián de Covarrubias werd het Spaans al in een vroeg stadium gestandaardiseerd. Nebrija schreef de eerste grammatica van een Romaanse taal[4] die in Salamanca werd gepubliceerd. Ook het werk van de Koninklijke Spaanse Academie[5] was heilzaam voor de vastlegging van de taal. In de eerste helft van de 18e eeuw publiceerde de Koninklijke Academie een woordenboek[6] en in de tweede helft een grammatica[7] . Nu werkt dit gezaghebbende instituut samen met de Academies van 21 Spaans sprekende landen in de ‘Asociación de Academias de la Lengua Española’.

Het Spaans breidde zich uit naar Noord-Afrika, de Canarische eilanden en, door het contract dat Columbus afsloot met de Katholieke Koningen Ferdinand en Isabella, naar de ‘Nieuwe Wereld’: Spaans Amerika.

Intermezzo: slavenhandel en ‘negertaal’

Lang voordat de eerste slaven omstreeks 1650 uit Afrika en uit het Noorden van Brazilië naar Curaçao kwamen was er in het midden van de 14e eeuw in Portugal en Spanje al sprake van handel in slaven. In de Rua Nova in Lissabon was een plaats gevestigd waar slaven gekocht konden worden. Dat waren over het algemeen gevangen genomen Arabieren (‘Moros’) en Afrikanen, van wie sommige aangevoerd werden uit het Spaanse Sevilla waar ook een slavendepot was gevestigd.

Sommige slaven kregen zelfs een opleiding en werden ― voor de ontdekkingsreizen en de handel met West-Afrika ― ingezet als tolken en verkenners voor de koning van Portugal, Enrique o Navegador (Hendrik de Zeevaarder).
Vanaf het midden van de 15e eeuw werden er zo’n 150.000 Afrikanen als slaaf naar Portugal vervoerd waar ze moesten werken op het ontvolkte platteland of in de stad. In die tijd was 15% van de bevolking van Lissabon (± 100.000) Afrikaans.

Braziliaanse Cacaobonen ― foto FdH

De Afrikanen spraken aanvankelijk een soort beginners-Portugees (en in Spanje beginners-Spaans) waarvan we voorbeelden vinden in de toneelstukken van de 15e en 16e eeuw (onder andere van Gil Vicente). De verbasterde taal die de Afrikanen spraken werd in het Portugees ‘lingua de guiné’ genoemd, de taal van Guinea. Ook wel ‘lingua de negro’.

Een voorbeeld van dat taalgebruik vinden we bij de 15e-eeuwse Portugese auteur Enrique da Mota in de ‘Lamentaçao do clérigo’ (de klacht van de priester):

‘A mim logo vai ‘té lá’ (letterlijk: ik ga meteen daarnaartoe).

Iemand die Papiaments kent zal onmiddellijk de woorden ‘Ami’, ‘lo’, ‘bai’, ‘(a)té’ herkennen. Iemand die Portugees kent ziet meteen dat het geen correct Portugees is.

Portugese handelaren en zeelui zullen zich ongetwijfeld van dat vereenvoudigde Portugees hebben bediend om te kunnen communiceren met de bevolking van de westkust van Afrika.

Het Spaans van Castilië (Castellano)

De uitspraak die het meest opvalt in het Spaans van Castilië, het ‘Castellano’, is de uitspraak van de C vóór de e en de i, en de Z als een Engelse th-klank, meestal fonetisch weergegeven als Ө: Zumo (sap) [Өumo], Centro [Өentro], Cinta (band) [Өinta].

De uitspraak Ө is in Spaans Amerika, naar analogie van het Andalusisch, vervangen door een scherpe S. Dit fenomeen wordt ‘SESEO’ genoemd.

Omgekeerd hoort men af en toe in geïsoleerde gebieden van Zuid-Amerika een Ө waar dit in het Castellano helemaal niet hoort: ‘Sacar’ wordt, bijvoorbeeld uitgesproken als ‘Өacar’. Dit fenomeen heet ‘CECEO’ (ӨeӨeo). Ook dit, in Zuid-Amerika zeldzaam voorkomende verschijnsel is afkomstig uit Andalusië en kan plotseling opduiken in het binnenland van Colombia of op het platteland van Chili. Het wordt als ‘boers’ beschouwd.

Het Castiliaanse Spaans gebruikt ook het persoonlijk voornaamwoord ‘vosotros’ om de tweede persoon meervoud aan te geven. In Zuid-Amerika gebruikt men dan ‘Ustedes’ dat ook voor intimi wordt gebruikt en dat de unieke Castiliaanse betekenis van het beleefde ‘U’ heeft verloren. Tenslotte: de dubbele L (LL) wordt in het Castellano uitgesproken als LJ.

We besteden nu niet verder aandacht meer aan het Spaans van Castilië en gaan naar een taalfamilie die een zeer grote invloed heeft gehad op de uitspraak van het Spaans van Zuid-Amerika en het Caribisch gebied: het Spaans van Andalusië en de Canarische eilanden.

Het Spaans van Andalusië

We kunnen onderscheid maken tussen West-Andalusië (de provincies Córdoba, Sevilla, Huelva, Cádiz) en Oost-Andalusië (Jaén, Almería, Málaga, Granada).

West-Andalusië was vanaf de 13e eeuw in handen van Castilië en vanuit West-Andalusië vond de vaart op Zuid-Amerika plaats.

Omdat de ― door Andalusiërs gekoloniseerde ― Canarische eilanden op de route lagen van de schepen die naar Zuid-Amerika voeren en veel migranten afkomstig waren van de Canarische eilanden vinden we veel kenmerken van het ‘Andalusische’ Spaans van de eilanden in Zuid-Amerika terug, met name in het Caribisch gebied en de kuststreken van Spaans Amerika.

Ik zal hieronder de voornaamste kenmerken van dat Andalusische Spaans weergeven. Ook de niet-taalkundige zal dit makkelijk kunnen begrijpen en vergelijken met de uitspraak in Zuid-Amerika.

Kenmerken van het Andalusisch: ‘seseo’ en ‘yeísmo’

In het Andalusische Spaans klinkt de laatste S van een woord als een H: ‘Tres’ wordt [TREH]. Soms valt ook de H-klank weg.
De dubbele L (LL) wordt uitgesproken als de Nederlandse J in ‘Papaja’: ‘Muralla’ (muur) wordt [Muraja]. Dit fenomeen heet ‘YEÍSMO’.
In het Andalusisch verdwijnt vaak de eindmedeklinker: ‘comer’ (eten) wordt [komé], ‘verdad’ (waarheid) wordt [berdá], etc.
De ‘D’ tussen twee klinkers verdwijnt. ‘Cansado’ (moe) wordt [cansao], ‘Venido’ (gekomen) wordt [venío].
In Andalusië worden de L en de R vaak omgewisseld: ‘albañil’ (metselaar) wordt [arbañil], ‘clavo’ (spijker) wordt [cravo]etc.
In Andalusië wordt de TH-klank (Ө) als een S uitgesproken (SESEO).

De Spaanse Jota (een J die als een Nederlandse G wordt uitgesproken) wordt tussen twee klinkers een H: caja (kist) wordt [caHa].
Tenslotte vinden we in het Andalusische Spaans het verschijnsel dat HEHEO wordt genoemd, een verschijnsel dat we ook veel aantreffen in de kuststreek van Colombia:

‘Si, señor’ wordt daar uitgesproken als [HiHeñó].

Het Canarische Spaans

De Canarische eilanden

Bovenstaande kenmerken vinden we ook terug in het Spaans van de Canarische eilanden dat nog het meest lijkt op het Spaans van Latijns-Amerika. Ook vind je daar het gebruik van ‘Usted’ en ‘Ustedes’ voor de tweede persoon enkelvoud en meervoud.

Er bestond een nauwe band tussen West-Andalusië en de Canarische eilanden die, zoals gezegd, door Andalusiërs werden gekoloniseerd. Ook kwamen er veel Portugezen op de Canarische eilanden. Sinds het verdrag van Tordesillas in 1494 hadden de Portugezen immers toestemming om de Afrikaanse kusten en Brazilië te koloniseren. Dat verklaarde hun aanwezigheid in het gebied.

Het Spaans van de Canarische eilanden klinkt meer Caribisch dan ‘Iberisch’.
‘Los guardan’ (ze hoeden ze) klinkt als [lo hwardan], ‘las gallinas’ (de kippen) klinkt als [la ha.ji.na]. ook zijn er nogal wat woorden uit het Portugees overgenomen: ‘jeito’ in de betekenis van ‘handigheid, ‘kundigheid’, dat we ook in het Papiaments terugvinden (‘jeitu’). In plaats van ‘tirar’ gebruikt men het Portugese ‘botar’, in plaats van ‘volver’ zegt men ‘virar’.

Het Spaans van Venezuela is erg ‘Canarisch’ getint. Men noemt Venezuela daarom wel eens ‘La octava isla’ (= het achtste eiland). Voor een goed begrip: er zijn 7 Canarische eilanden.

Bovenstaande invloeden vinden we dus vooral in het Caribisch gebied en langs de kust van Spaans Amerika.

Beeldvorming rond het Spaans van Latijns-Amerika

Men denkt wel eens dat de mensen die in het begin voet aan wal zetten in Latijns-Amerika voor het merendeel uit schooiers en platvinken bestond. Dat beeld is onjuist:

‘La sociedad hispanoamericana del siglo XVI […] se constituyó con una proporción muy alta de hidalgos y una proporción también muy alta de clérigos, licenciados,bachilleres y gente culta, mayor que la que se daba en la sociedad europea de la época. Llegaron también, claro está, campesinos (en cantidad sorprendentemente pequeña), gentes de los diversos oficios (en cantidad algo mayor) y sobre todo marinos y soldados de los más diversos sectores sociales. Pero ya en la misma hueste conquistadora, y aún más al constituirse la sociedad hispanoamericana, se produjo una nivelación hacia arriba, una ‘hidalguización’ general’[8] .

‘De Spaans-Amerikaanse samenleving uit de 16e eeuw […] werd voor een zeer groot deel gevormd door mensen van adel en ook voor een zeer groot deel uit geestelijken, academici, mensen met een middelbare schoolopleiding en ontwikkelde lieden, een deel dat groter was dan dat in het Europa van die tijd. Natuurlijk kwamen er ook mensen van het Spaanse platteland (een verrassend klein aantal), ambachtslieden (een wat groter aantal) en vooral zeelui en soldaten uit de meest verschillende lagen van de bevolking. Maar ook al bij de massa veroveraars en nog meer bij de vorming van de Spaans-Amerikaanse gemeenschap vond er een nivellering naar boven plaats, een algemene ‘veredeling’’.

De inheemse talen van Latijns-Amerika

Merkwaardig is dat de meeste inheemse talen geen invloed hebben gehad op de structuur van het Spaans. Natuurlijk wel op de woordenschat. Alleen al op het gebied van de flora, de fauna en de aardrijkskundige namen. Daar waren nu eenmaal geen Spaanse woorden voor. Tot op heden vinden we die woorden uit de inheemse talen niet alleen terug in het Spaans, maar ook in andere talen die ze op hun beurt hebben ontleend aan het Spaans.

La vieja Trova Santiaguera

Uit het Caribisch kennen we de ‘caimán’ (kaaiman) en uit de taal van de Azteken, het Náhuatl, woorden als ‘tomate’, ‘cacao’, ‘chocolate’ en ‘tequila’. Ook zijn er bekende woorden aan het Quechua ontleend: pampa (vlakte), coca (cocaïne), llama (lama). Het Tupí-Guaraní heeft ons woorden gegeven als ‘maraca’ (het ritme instrument), ‘gaucho’ (de Zuid-Amerikaanse cowboy) en de ‘yaguar’ (jaguar). Uit de Afrikaanse talen kennen we de woorden ‘bongó’ (trommel), ‘banana’, ‘conga’ (trommel), ‘marimba’ enzovoorts.

Wie zich een beeld wil vormen van de hoeveelheid woorden die specifiek bij een bepaald Spaans sprekend land zijn gaan behoren hoeft alleen maar op het Internet te zoeken naar, bijvoorbeeld, ‘Diccionario de Cubanismos’ voor het Cubaanse Spaans en ‘Diccionario de Argentinismos’ voor het Spaans in Argentinië, etc.

Nogmaals: de syntaxis (taalstructuur) van het Spaans in Zuid-Amerika is ― met uitzondering van sommige gebieden waar Quechua wordt gesproken ― nagenoeg dezelfde als in Spanje. Er zijn wel bepaalde in het ‘gehoor’ springende kenmerken, zoals het veelvuldig gebruik van ‘nomás’: déle agua nomás (= geef hem maar wat water). Of de betekenis van ‘Uno’ in: Uno es débil (= een mens is nu eenmaal zwak). Grappig is ook de betekenis van ‘medio’ (half) in uitdrukkingen als: ‘ese tío es medio loco’ (= die kerel is niet goed snik).

Het Spaans van Zuid-Amerika is zeker niet uniform en vertoont van Noord naar Zuid telkens andere gezichten.
Laten we sommige van die gezichten eens nader bekijken.

Noten

[1] Bron: De eerste reis van Columbus naar de Nieuwe Wereld in 1492 (1893) Boston: The Prang Educational Co. Christoffel Columbus neemt bij zijn vertrek afscheid van de koningin Isabella van Castilië. Library of Congress, Washington, D.C. (LC-DIG-pga-02392)
[2] Bron: Karel V (1548) ― Titiaan of Lambert Sustris, Alte Pinakothek
[3] Bron: Huwelijksportret van koning Ferdinand van Aragon en koningin Isabella van Castilië (15e eeuw) ― kunstenaar onbekend, Avila Madrigal de las Altas Torres, Convento de las Augustinas
[4] ‘Gramática de la lengua castellana’, 1492
[5] Real Academia Española, 1715
[6] ‘Diccionario de la lengua castellana’, deel I, 1726
[7] ‘Gramática de la lengua castellana’, 1771
[8] Ángel Rosenblat, los conquistadores y su lengua, Caracas, 1977

Avatar foto

studeerde cum laude af in de Franse, Spaanse en Portugese taal- en letterkunde. Vanaf het begin combineerde hij zijn functies met werkzaamheden als literair vertaler. Fred de Haas vertaalde onder meer uit het Papiaments, het Frans, het Spaans en het Russisch. Hij is leider, zanger en gitarist bij het Latijns-Amerikaans ensemble Alma Latina.

1 2 3 5

Schrijf een reactie