Susanne van Lent
Uit: Pabode, intern blad van de Pabo-opleiding HAN
“Ik heb een goed idee! Bij elk biggetje krijgen jullie een paasei.”
Het was paaszondag, een lange, lome dag lag voor ons. De kerk was uit en mijn ouders deden op eerste paasdag vooral niks omdat ze met het werk op de boerderij altijd werkten, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat en dit soort dagen vooral gebruikten om een beetje uit te rusten.
Voor mij en mijn broers waren het hele saaie dagen. Stil op straat en de verveling kwam onherroepelijk.
Onze vader vroeg of we wilden opletten bij de zeug die nu aan het biggen was. Dit omdat het weleens gebeurde dat de zeug op een big ging liggen of dat er iets mis ging. Aan ons de taak om er bij te gaan staan en op te letten. En zoals gezegd, bij iedere big mochten we een chocolade paasei bij mijn vader in de woonkamer halen.
Zo gezegd, zo gedaan. Mijn broer en ik hingen rond in de varkensstal en bij ieder nieuw big ging een van ons een ei halen. Op enig moment ontstond het idee om wat vaker een paaseitje te halen. Dus ook als er nog geen nieuw big was. Met een uitgestreken smoel ging een van ons naar de woonkamer om weer een nieuwe geboorte aan te kondigen.
En zo hadden wij aan het eind van de middag minstens 18 eitjes op terwijl een zeug vaak maximaal 12 biggen kreeg.
Ieder jaar als Pasen dichterbij komt denk ik met een grote glimlach terug aan die dag. Het mooiste was achteraf gezien dat mijn vader het spel zo fantastisch meespeelde en wij dachten dat hij ons geloofde. Vergeving vanuit zijn luie stoel.