Niek van den Raad
Uit de verhalenbundel: Zo maar variaties
Op mijn wekelijkse wandeling door het stadspark zag ik een keer een oude man op een bankje zitten. Hij viel me op omdat hij voorovergebogen zat. Hij leek uiterst vermoeid. Naast hem op de bank stond een grote leren tas. De man wekte mededogen bij me op.
Ik ging naast hem zitten en vroeg hem:
‘Gaat het wel goed met u?’
Hij rechtte zijn rug en keek me verrast aan:
‘Ja hoor, ik ben alleen een beetje moe. Als ik voldoende heb gerust dan gaat het wel weer. Dank u.’
We bleven even zwijgend zitten, maar toen vroeg ik, nieuwsgierig geworden:
‘Waar bent u zo moe van?’
‘Ach’,
zei de man,
‘dat is een lang verhaal, daar zal ik u niet mee vermoeien.’
‘Ik heb de tijd’,
antwoordde ik,
‘en het is mooi weer.’
De man keek me aandachtig aan, zijn grijze ogen begonnen te glimmen en hij stak van wal.
‘Ik ben een verwachtingenvanger en omdat ik vaak ook ‘s avonds en ‘s nachts werk, maak ik lange dagen en dat is soms te vermoeiend.’
Ik reageerde verbaasd:
‘Een verwachtingenvanger? Wat doet een verwachtingenvanger?’
‘Ik vang verwachtingen van mensen die ongelukkig worden van verwachtingen die niet uitkomen.’
‘Maar waarom en hoe doet u dat?’
‘Ik heb het vak van mijn vader geleerd. Hij was ook een verwachtingenvanger en hij had het weer van zijn vader geleerd.
Ik wandel door de wereld en luister naar de mensen, hoor hun gesprekken aan en zie hoe ongelukkig ze worden als hun verwachtingen niet uitkomen. Ik spreek ze dan aan en zeg dat ik ze kan helpen als ze dat willen.
Veel mensen weigeren hulp, die zijn te zeer aan hun verwachtingen gehecht, anderen aanvaarden mijn hulp. Die laat ik hun verwachtingen uitspreken, ik vang ze en stop ze in mijn tas.’
‘En dan?’
‘Dan trek ik verder tot ik weer iemand tegenkom, die zijn verwachting los wil laten.’
‘Nee, ik bedoel, wat doet u met die verwachtingen?’
‘Niets, als ze lang genoeg in mijn tas zitten verschrompelen ze en verdrogen tot stof. Als mijn tas vol is, dan schud ik hem leeg in een rivier, die voert ze mee naar de oceaan en dan verdwijnen ze achter de horizon.’
‘Worden de mensen daar gelukkiger van, ik bedoel als ze hun verwachtingen los laten?’
‘O ja, hoor, zeker weten.’
Hij opende zijn tas en haalde er een pakje brieven uit en gaf er mij een.
‘Hier, lees maar.’
Ik pakte de brief aan waarop een hartje was getekend en las:
Lieve verwachtingenvanger, dank u wel. Dank zij u slaap ik beter, ik verwacht niet meer elke dag dat papa bij ons terugkomt. Soms lukt het niet, maar dan denk ik aan u en gaat het weer beter. Kusjes, Anita.
Ik gaf de brief terug. Hij gaf mij een andere brief.
‘Deze moet je ook lezen.’
Beste verwachtingenvanger,
Reuze bedankt voor uw hulp. Ik verwacht niet meer dat mijn zoon me elk weekend komt opzoeken in het zorgcentrum waar ik woon. Mijn zondagen verlopen nu veel rustiger en zonder verdriet. Nogmaals, hartelijk dank.
Mevrouw Verdonk.
Ik gaf de brief terug, ook deze had me ontroerd. De man stopte de brieven terug.
‘Wat doe jij eigenlijk?’
vroeg hij mij.
‘Ik verzamel dromen.’
‘Wat leuk en wat doe je met die dromen?’
‘Daar maak ik verhalen van, waarmee ik anderen blij kan maken.’
De oude man knikte en glimlachte daarbij. Hij stond op, gaf me een hand en zei:
‘Kom, ik trek maar weer eens verder.’
Toen keek hij me indringend aan en sprak vriendelijk doch beslist:
‘Blijf dromen verzamelen, die hebben we nodig’
‘Dat zal ik doen en u ook succes met uw werk en wellicht tot ziens.’
‘Wie weet.’
Hij wandelde weg. Ik keek hem na, tot hij verdwenen was achter een grote rododendron.