Marcel Reyners
Plempius Vobiscus Fortunatus – Academische carrière – anekdoten en faits divers – publicaties 1 – publicaties 2
Plemp duikt op in diverse medische en publieke discussies.
Klisteerspuit De Graaf
Rond 1668 maakte De Graaf een ontdekking wereldkundig die zowel voor de wetenschap van de ontleedkunde als voor de medische praktijk van belang was. Hij construeerde toen een spuit, die in de anatomie weldra voor de injectie van vaten van groot belang zou blijken te zijn, terwijl hij tevens een nieuw model voor het geven van klysma’s beschreef: de clysteerspuit, het begin van een periode van ongebreideld clysteren, met name in Frankrijk. Intussen had hij zich te Delft gevestigd, waar hij spoedig een goede praktijk kreeg.
In een brief van 14 maart 1669, ondertekend met
“uw meest onderdanige en uw meest toegewijde, Regnerus de Graaf”.
Uit: ‘De virorum organis generationi inserventibus de Clysteribus et de usu Siphonis in Anatomia 1668.’
Graaf de Peňeranda
Deze Spaanse diplomaat was de hoofdonderhandelaar in de gesprekken die uitmondden in 1648 in de vrede van Münster die een einde maakte aan de tachtigjarige oorlog tussen Spanje en de Republiek van de Zeven Verenigde (Noordelijke) Nederlanden.
De tweede editie van Plemp’s Ophtamographia verscheen in datzelfde jaar 1648, en is opgedragen aan graaf Peňeranda: ‘Illustrissimum & Excellemtisssimum Dominum D. Gasparem Bracamonte Gusman, Comitem de Pennaranda. Lovanii, Typisa c sumptibus Hieronymi Nempaei, Anno MDCXLLVIII’.
In de dedicatie werden de vredesbemoeienissen van deze Spaanse graaf met de hoogste lof bezongen en zijn persoonlijk aandeel in het succes van de onderhandelingen sterk benadrukt. De inleiding onderstreepte ook de nauwe verbondenheid tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Provinciën: “met hetzelfde geloof en heilige vriendschap, met een gemeenschappelijke taal…”
Er was oprechte vreugde toen de berichten over het succes van de vredesonderhandelingen binnenliepen. Begin juni 1648 werd de officiële afkondiging van de vrede bekend en in Leuven was er feest. De universiteitsraad besloot dat alle leden van de universiteit uitgenodigd werden om bij te dragen tot de feesten. Toen bekend werd dat de leider van de Spaanse delegatie, graaf de Peňeranda, op zijn terugreis Leuven zou aandoen, werd besloten hem op bijzonder plechtige wijze te begroeten. De hoogleraar die het nauwst bij deze ontvangst was betrokken, was geen jurist, maar wel … Plempius. Vreemd, want die eer zou de rector toekomen. Plemp werd in zijn hele loopbaan tot viermaal verkozen: aug 1634, feb 1637, feb 1647, aug 1649 terwijl in 1648 Andreas Laurent en Franciscus de Baillencourt als rector fungeerden. Mogelijk heeft Plempius’ afkomst uit de Noordelijke Nederlanden en, vrij uitzonderlijk, overtuigd katholiek, daarin een rol gespeeld.
Plica polonica

Plemp wijdt een heel hoofdstuk aan deze aandoening van het hoofdhaar in zijn boek ‘De Affectibus Capillorum et Unguium Tractatus’ (Verhandeling over aandoeningen van het haar en de nagels) uit 1662. Vreemd voor een hoogleraar in algemene ziektenleer. De waarschijnlijke reden is dat men toen dacht dat deze afwijking te maken had met andere (inwendige) ziekten.
De ‘Poolse’ vlecht is een zeldzame aandoening van de haarschacht. Het haar klit samen en vormt kronkels en wordt hard doordat de keratinemassa met stof aan elkaar plakt.
Purperen regen en Wendelen
In oktober 1646 werd in Brussel een vreemd fenomeen waargenomen dat vele geleerden heeft bezig gehouden, tot Descartes toe. Het werd uitvoerig beschreven door Godfried Wendelen, Vlaamse sterrenkundige, geboren in Herk-de-Stad, op 6 juni 1580.
Wendelen beschreef het fenomeen uitvoerig in 1647:
“De ongewone REGEN, omdat het hij een PAARSE kleur had (dat door de waardering voor wonderen al lang aan wonderen wordt toegeschreven en altijd is doordrenkt geweest met de inscriptie BLOED) die op de vorige dag, de negende oktober BRUSSEL neerviel, wekte bewondering bij iedereen, ontsteltenis bij velen”
In 1655 verscheen een heruitgave in Parijs en dat lokte reacties uit bij vele geleerden, ook van Plempius. Behalve de aandacht voor dit meteorologisch verschijnsel, dat zich vertoonde, in 1571, in 1590, in 1608, in 1638, in 1645, in 1646, bevat het een aantal gedachten over de samenstelling der aarde, over het bestaan van een vloeiend en gloeiend centrum, over de natuurlijke aantrekking van de aarde en de maan, oorzaak van ebbe en vloed en over de elliptische beweging der planeten.
Het was niet de eerste keer dat Wendelen dit fenomeen heeft waargenomen. Hij verbleef vele jaren in de Provence, in Forcalquier en zag daar een rode regen, voor het eerst in juli 1608. Dit meteorologisch verschijnsel deed zich diverse malen voor. Wendelen heeft opgevangen water geproefd en vond de smaak gelijk aan die van de bronnen van Spa. De roze kleur verklaart hij doordat deze regen vermeng is met harsachtige en zwavelige dampen.
We weten inmiddels dat de regen vermengd is net Saharazand.
Van Valckenisse, Maria Margaretha, mystica en stichteres van de Karmel van Oirschot
Maria Margaretha van Valckenisse werd op 26 mei 1605 te Antwerpen geboren als dochter van aanzienlijke ouders. Haar vader, Philips van Valckenisse, was secretaris van de stad Antwerpen. Maria Margaretha stierf op 5 februari 1658 in het door haar gestichte karmelietessenklooster te Oirschot.
Maria trad in 1624 toe tot het Antwerpse klooster van de ongeschoeide karmelietessen. Als kloosternaam nam zij de naam Maria Margaretha der Engelen aan. Al spoedig verwierf zij dankzij haar extreme versterving een reputatie van heiligheid.

In 1644 verliet Maria Margaretha de Karmel in Antwerpen om met enkele medezusters een nieuw klooster te stichten in Oirschot.
Maria Margaretha’s reputatie van heiligheid bleef ook in Oirschot groeien. Zij trachtte Christus na te volgen in zijn lijden en daardoor dichter tot God te komen door beproevingen als het eten van afval, het niet verzorgen van verwondingen en het vereren van het sacrament van de eucharistie tijdens de nacht. Maria Margaretha had voorspellende dromen, ze zou op twee plaatsen tegelijk kunnen zijn (bilocatie), was in staat gewetensgeheimen van derden te doorgronden en zou in 1654 de stigmata hebben ontvangen: wonden op haar lichaam, op dezelfde plaatsen als de wonden die Jezus werden toegebracht bij zijn dood aan het kruis.
Sinds het optreden van de heilige karmelietes en orde-hervormster Theresia van Avila in de tweede helft van de 16e eeuw had de vroomheid binnen de kloosters van de ongeschoeide karmelietessen een sterk mystieke inkleuring gekregen. Maria Margaretha deelde haar mystieke vroomheid dan ook met haar medenonnen.
Maria Margaretha der Engelen stierf op 5 februari 1658, waarna haar lichaam werd opgebaard in de kloosterkapel. Daar zou het – met onderbrekingen – gedurende bijna vijf en een half jaar blijven liggen. Na drie dagen werd er sectie verricht op het lichaam door de plaatselijke chirurgijn Arnold Fey die op dat moment al een internationale reputatie had als geneesheer. Fey zag voorwerpen in de ingewanden die in verband werden gebracht met de lijdensattributen van Christus. De aanraking met het lichaam van de Heilige Non zou het mes wonderbaarlijke kracht hebben gegeven.
Op last van het kerkelijk gezag had op 11 juni 1658 een onderzoek van het kadaver plaats door de geneeskundige faculteit uit Leuven, bestaande uit de professoren Michiel van Ophem, Vopiscus Fortunatus Plempius en Pieter Dorlix. De hooggeleerde heren verklaarden dat de toestand, waarin het lichaam verkeerde, aan de werking van een hogere macht moest worden toegeschreven.
Opmerkelijk genoeg vertoonde het lichaam volgens de betrokkenen na maanden nog geen enkel teken van bederf en werd het niet stijf. Wel ging het na twee maanden aanzienlijke hoeveelheden olieachtige vloeistof afscheiden. De ‘olie’ werd opgevangen in linnen doeken en in flesjes. Volgens de Oirschotse karmelietessen was met de olieachtige afscheiding het verlangen van Maria Margaretha in vervulling gegaan dat haar lichaam mocht oplossen in olie waarmee de godslamp brandend kon worden gehouden. Het lichaamsvocht bleek voor dit doel geschikt. Daarnaast werd de olie gebruikt voor het bestrijden van ongeneeslijke kwalen. Spoedig deden de eerste wonderen zich voor en ontwikkelde zich een bedevaart naar het lichaam van de Heilige Non van Oirschot.
Berichten van wonderbaarlijke genezingen met behulp van de olie bereikten ook de koning van Frankrijk, Lodewijk XIV. In 1663 verzocht hij de Staten-Generaal om wat olie ten behoeve van zijn zieke dochter. Daarmee was de maat vol bij het wereldlijke gezag van protestantse signatuur dat het ‘paapse bijgeloof’ diende te bestrijden, maar zich tot dan toe opmerkelijk rustig had gehouden. De Staten-Generaal besloten een einde te maken aan de ‘toverij’.
Op 10 juli 1663 werd het lichaam van de Heilige Non geconfisqueerd met behulp van een overmacht van 160 soldaten en naar Den Bosch gevoerd.
Oirschot werd een bedevaartsoord en dat was een doorn in het oog voor de hervormden. Om aan de onrust paal en perk te stellen besloot de Staten Generaal in 1663 een nieuw onderzoek te laten uitvoeren door Lodewijk de Bils bijgestaan door Florentius Schuyl, hoogleraar filosofie in Den Bosch, en Gerard Van Gutschoven, collega van Plempius in Leuven. In zijn rapport schrijft De Bils dat:
“het lijk van deze non binnen afzienbare tijd zou vergaan en dat er van een goddelijke invloed geen sprake was”.
Van Gutschoven en Schuyl waren deze mening ook toegedaan en ondertekenden het document. In feite veroordeelde Van Gustschoven hiermede de verklaring die zijn collega Plempius in 1658 had opgesteld.
Poeder van de kinabast, pulvis peruvensis, pulvis febrifugus, pulvis indicus, Jezuïetenpoeder, pulvis commitessae etc.
“No remedial plant in all the botanical world has been the subject of more controversy than the genus Cinchona.”
“One of the most striking characteristics of the whole of the voluminous literature of this dispute, is the profound ignorance of protagonists as well as opponents concerning the real identity and botanical features of the plant about which they wrangled.”
Haggis, 1941
Sprengel, in 1827, kwam al tot dezelfde conclusie:
“Van alle geneesmiddelen is het gebruik van Kinabast als medicijn de belangrijkste en merkwaardigste. De revolutie die dit geneesmiddel bewerkstelligde in de medische wereld is even groot en ingrijpend als zijn invloed op het behoud van het mensdom en op het genezen van een van de ergste ziekten”.
De volgehouden tegenstand van Plemp tegen het gebruik van kinabast en zijn extract kinine is wel zijn meest verkeerde inschatting geweest.
De geschiedenis van kinine begint met de vaststelling van Jezuïetenpaters-missionarissen rond 1630 in Peru dat koortsende ziekten gunstig reageren op de inname van een extract van de bast van een inheemse boom, later, door Linnaeus “Cinchona” benoemd, naar de tweede Gravin van Chinchon. De bewering door vele auteurs dat de tweede echtgenote van de graaf een van de eerst behandelde patiënten zou zijn geweest doet Haggis af als een fabel.
Het poeder van de bast (“quina” betekent in de inheemse taal in Peru: schors, bast) kreeg diverse namen: Jezuïetenpoeder, Peruviaans poeder, “pulvis comitissae” (gravinnenpoeder, naar de echtgenote van Graaf van Chinchon), pulvis indicus etc.
Politiek en geloof speelden een rol in deze controverse. Omdat het poeder gepromoveerd werd door Jezuïeten, niet alleen omdat het geneeskrachtig zou zijn maar ook omdat de prijzen van het poeder de hoogte inschoten (beter dan goud en zilver!) en verkoop door de apotheker van het Jezuïetencollege te Rome werd georganiseerd. Omdat het protestantse noorden afkeer had van het Spaans-Portugese monopolie.
Alexander von Humboldt zei:
“Het spreekt bijna voor zich dat onder protestantse artsen haat jegens de jezuïeten en religieuze intolerantie aan de basis liggen van het langdurige conflict over het goede of slechte effect van Peruaanse bast.”
De paters brachten specimens naar Italië en toonden het aan de Spaanse kardinaal Juan de Lugo, die het liet onderzoeken door de lijfarts van Paus Innocentius X. Het rapport was zeer lovend en Rome organiseerde lucratieve import uit Zuid-Amerika via Spanje.
Haggis stelt dat:
“Geen enkele geneeskrachtige plant in de hele botanische wereld is het onderwerp geweest van meer controverse dan het geslacht Cinchona. Bijna vanaf het moment dat het werd ontdekt en geïntroduceerd in Europa, begon de woordenstrijd en tegen het begin van de tweede helft van de zeventiende eeuw was Cinchona het onderwerp van een hectisch geschil dat werd gevoerd door Honoratus Faber tegen Chifflet, Plempius tegen Faber, Bado en Sturm tegen Chifflet en Plempius, met Brunacio en vele anderen zich in het conflict mengden”.
De Leuvense tegenstand
De afwijzing van het gebruik van het poeder van de cinchonaboom door Plemp speelt zich af in twee periodes, eerst in 1641 en 1642 en later opnieuw, in 1655. Rompel geeft details daarover in zijn ‘Kritische Studien zur altesten Geschichte der Chinarinde’ uit 1905.
Zowel Plemp als zijn student, Martinus Soers uit Bree, publiceren elk in 1642 bij uitgever Zegers in Leuven een reactie op het werk van Petro Barba.
Titelblad publicaties 1642 bij dezelfde uitgever Jacobus Zegers
Volgens Rompel heeft Soers zijn thesis onder leiding van Plempius geschreven en verdedigt ze op 26 November 1641. Het was geen toeval dat de strijdlustige Plemp deze datum heeft gekozen, twee weken na de dood van de stadhouder Aartshertog Ferdinand, op 9 november 1641, tijdens een veldtocht tegen Frankrijk. Hij overleefde deze uitputtende onderneming niet, mede ten gevolge van malaria.
Soers’ thesis, met als titel ‘Repetitio de Tertiana, praeside Clasiss. Vir Dom D. Vopisco Fortunato Plempio’ met 11 stellingen, verschijnt in gedrukte vorm in 1642 bij drukkerij Zegers als ‘Adsertio Thesium de Tertiana’.
Plemp’s ‘Animadversio in veram paraxim curandae Tertianae’ wordt gedrukt bij dezelfde uitgever, ook in 1642. Op het titelblad staat duidelijk tegen wie zijn publicatie gericht is: “a Doctore Petro Barba”.
Soers noemt geen naam maar uit stelling VIII en X is wel duidelijk wie hij bedoelt en hij neemt daarbij geen blad voor de mond:
Stelling VIII:
“Wie dus de Iberische geneeskunst beoefent in een land waar geen overvloed is en waar geen voedsel is, verwaarloost herhaaldelijk en vaak het eerste, en handelt dan in strijd met alle rede, autoriteit en ervaring; en doodt de zieken, en dit zowel op het Iberisch schiereiland zelf als in deze provincies.”
Stelling X:
“Bovendien werkt de maag bij de derdedaagse koorts zeer moeizaam en is verzwakt; daarom moet er zorgvuldig voor gezorgd worden. Hij moet daarom worden versterkt met verwarmende en samentrekkende afkooksels en soortgelijke voorschriften: tabletten en brouwsels moeten worden gegeven om te versterken. Wie daarom in zo’n geval in plaats daarvan onzuiver water aanbiedt, gekoeld met sneeuw en ijs, meloenen, verse pruimen, eetwaren die zeer vatbaar zijn voor bederf. Daarom is die medicus de naam van Geneesheer onwaardig en dient daarom van de lijst van Geneeskundigen te worden geschrapt en te worden beschouwd als een lijkendrager die heult met de Duivel.”
Dat liet Barba zich niet zeggen. Hij was er zich van bewust dat achter de licentiaatsstudent de hoogleraar Plempius zelf stond.
Zijn verdediging en antwoord luidt dan ook:
“Vera Praxis de Curatione Tertianae stabilitur: falsa impugnatur liberantur Hispani medici a calumniis aq Doctore Petro Barba regiae Majestatis st serenissimi Hispaniarum Infantis Ferdinandi” is ook in datzelfde jaar verschenen.
De vertaling van de lange titel luidt:
“De ware behandeling van de derdedaagse koorts wordt bevestigd: de valse geneeskunst wordt aangevallen en de Spaanse artsen worden door dokter Peter Barba, behandelend arts van zijne koninklijke majesteit, de doorluchtige Infante Ferdinand van Spanje, bevrijd van laster.”
De ontdekkingsreiziger, arts en Spaanse Jezuïet, Christophorus Diatristan de Acuña heeft zich ook in het strijdgewoel gemengd met zijn ; ‘Antithesis: Ad Repetitionem de Tertiaba pro Medicina Iberorum’. En zowaar uitgegeven door Jacobus Zegers, in 1642 en volgens Wellcome tegen de thesis van Soers in.
Nog een ander mengt zich in de discussie, nl. Mohy Eric: ‘Tertianæ crisis: qua P. Barbæ praxis curandæ tertianæ et V. F. Plempii animadversio discutitur, ac legitima demum tertianæ curatio exponitur’, gedrukt bij J. Mommaert in Brussel in 1642.
Een tweede strijdschrift van Plempius verschijnt in 1655 en zijn tegenstand tegen het gebruik van de kinabast blijft onverminderd. De Franse jezuïet Honoré Fabri publiceerde in 1655 onder het pseudoniem Antimus Conygius een verdediging van het gebruik van het Jezuïetenpoeder. Plemp riposteert meteen en niet erg zachtaardig, integendeel zijn taalgebruik is effenaf grof. Het is meer een aanval op de persoon Fabri dan weerleggen van argumenten. Is het daarom dat hij onder pseudoniem Melippus Protimus schrijft?
De pseudoniemen zijn niet zo maar gekozen: (Kämpf/Rompel) Conyga = vlooienkruid; Antitimus = terugbetalen. De vertaling: “een schrijver die muggenachtige aanvallen afweert op de manier van vlooienkruid. Terugbetalend”
De titel luidt aldus:
“Antimus Conygius, de verdediger van het Peruaanse koortsbestrijdende poeder, word weerlegd door Belgische Melippus Protimus. Vaarwel aan het Peruaanse koortsbestrijdende poeder, waarvoor het goed uitkomt om te gaan; zijn tijd is gekomen.”
Enkele citaten:
“Wat voor iemand Antimus Conygius is, weet ik niet, net als zovele anderen, en ik doe geen moeite om het te weten. Het zou passend zijn om te zeggen dat hij antithymus is, dat hij een rivaal ofwel een afgunstige man is. Hij herhaalt tweemaal dat hij zeker geen arts is, dat hij ongeschoold is in de geneeskunde.”
Hij besluit aldus:
Hij waarschuwt een ander: in dit hoofdstuk, meer dan eens, dat dit middel niet mag worden gegeven, behalve op advies van de artsen. Echter, in hetzelfde hoofdstuk, pagina 42, zegt hij: zo zijn sommigen volledig van koorts bevrijd door dit advies. Hij heeft gezondigd tegen de wetten, die hij zelf in acht wilde nemen. Laat de betrokkenen hun eigen conclusies trekken. Het is een teken van een geest die niet geheel gezond is, of hij beweert dat het de minste roekeloosheid en onnadenkendheid is voor een natuurlijk mens, ongeschoold in de medische kunst, om het publiek en de hele wereld een bepaald middel tegen koorts op te leggen. Dit behoort tot de praktische arts en is inderdaad perfect in de praktijk. Laat iemand als Fonseca of zijn soort naar voren komen en we zullen meer aandragen uit het heiligdom van de praktische geneeskunde, die onze gewone natuuronderzoeker niet begrijpt: en daarom moet niet naar hem geluisterd worden noch is hij het waard om hem van antwoord te dienen.”
Volgens Plemp kan een natuurkundige (Fabri/Conygius had geen medicijnen gestudeerd) niet oordelen over de werking van een geneesmiddel. (Zie Paul Kämpf, Der Artz Baldo). Plemp vermeld Fonseca als beter geplaatst dan Fabri om over geneeskunde te discussiëren. Gabriele da Fonseca was lijfarts van paus Innocentius X.
Dezelfde Kämpf noemt Fonseca samen met kardinaal de Lugo. De Lugo speelde een grote rol aan het pauselijke hof en was een promotor van kinabast, een rijke bron van inkomsten voor Rome.
En dan is daar weer Badus in 1656 in zijn Anastasis (opstanding, (her-)geboorte) met als volledige, veelzeggende, titel:
“Anastasis van de Peruaanse schors, of verdediging van de china china, door Sebastian Badi van Genua, tegen de Ventilaties (beweringen??) van Chifletius en het gekreun/zuchten van Plempius, de illustere Medici.”.
Deze uitgave telt drie grote onderdelen, het eerste over ‘De Cortice Peruviae’, het tweede ‘De Cortice Peruviae, continens Responsiones ad Obiectiones Chifletianas et aliorum.’ En het derde ‘De Cortice Peruviae, continens experimenta Corticis et Testimonia Medicorum, aliorumque Praelustrium Virorum’.
Boek drie heeft als ondertitel: ‘Continens experimenta Corticis et Testimonia Medicorum, aliorumque Praelustruim Virorum.’ (Bevat experimenten met de cortex en getuigenissen van artsen en andere vooraanstaande mannen.). Hoongelach, sarcasme?…
Badus verzamelde in totaal 39 getuigenissen van het succesvol toepassen van het Peruviaanse poeder. Hoewel de twee tegenstanders van Peruviaans poeder op de voorpagina worden vernoemd, wordt Plempius nauwelijks vermeld in de tekst, aan Chiflet daarentegen is het hele tweede deel gewijd.
Badus vermeld correspondentie tussen Plempius en hem maar ook tussen Hieronymus Bardi met hem.
“Het is in de eerste plaats opmerkelijk dat Bardi zelf aan Plempius schrijft. Hij schrijft namelijk dat hij het vertrouwen of het handschrift van Zijne Doorluchtigheid Prins Leopold in zijn bezit heeft, waarin hij zich verbaast dat de heer Chifletius (de woorden van Bardi staan in die brief) zijn bevelen aan zichzelf heeft bevestigd, wat Melippus) heeft bevestigd, aan wie hij zich vooral door Sturmius te bestraffen helemaal in het zweet werkt, aangezien dit niet waar is. Sterker nog, hij getuigt dan met grote kracht (vervolgt Bardi) dat Chifletius onmiddellijk en haastig schreef over medicijnen waarvan hij absoluut geen kennis had.”
Als laatste in de rij van voor- en tegenstanders laat ik Sturmius (Roland Storms) aan het woord.
Roland Storms is geboren in Leuven, eind 15e eeuw, en studeerde er medicijnen. Hij bezocht ook, gelijk Plempius, de universiteiten van Padua en Bologna. Aan de laatste behaalde hij zijn doctorsbul, in zowel geneeskunde als filosofie. Uiteindelijk vestigde hij zich in Delft, de Noordelijke Nederlanden.
Zijn eerste werk over kinabast verschijnt in 1659.
“Het eerste deel van de beweringen van de Peruaanse koortsbestrijders. Het omvat de geschiedenis van het poeder en beschrijft de kracht en eigenschappen ervan volgens de opvatting van de dogmatici”.
Uit 1681 dateert zijn tweede bijdrage: ‘Corticis Chinae Chinae, ejusque virtutum et virium descriptio’ of ‘De bast van China China en een beschrijving van haar goede eigenschappen en krachten’, met daarin 13 beschrijvingen van patiënten die gunstig reageerden op de behandeling.
De beschouwingen die Broeckx geeft in zijn artikel over Roland Storm betreffende de twee belligerantengroepen zijn pertinent.
Plemp en zijn medestanders zijn verstokte galenisten[2], baseren zich, ook wat medicijnen betreft, op de oude begrippen zoals warmte en kou, droogte en vochtigheid, enkelvoudig en samengesteld, weekmakend of verhardend etc. Daarom beweerden zij dat kina, met zijn bittere smaak en samentrekkend vermogen dus verwarmend en koudmakend zou moeten zijn. Deze dingen pasten niet in de oude theoretische schema’s. Zo schrijft Storm (pag. 31):
“Over het temperament en de sterkte van Peruaans poeder.
Ik heb in het vorige hoofdstuk al het een en ander gezegd over de eigenschappen van deze bast, namelijk de kleur, geur en smaak, dat hij roodbruin of kaneelachtig, geurig en enigszins wrang is. Als je dat weet, kun je gemakkelijk raden welke de belangrijkste eigenschappen zijn die je met je zintuigen kunt waarnemen, en met name de smaak en de tastzin; en kun je iets zeggen over het temperament. Want als, volgens de leer van Galenus en andere artsen, wat scherp, bitter en zout is, is heet; wat wrang, streng en zuur is, is koud; wat zoet, vet en flauw is, is gematigd. Maar de Peruaanse bast is zowel bitter als wrang en kan worden beschouwd als heet en droog van aard; en daarom verwerpen, teniet doen en verijdelen.”
De behoudsgezinden volgden de theorieën van Galenus over kenmerken van medicijnen en de ziekten die ze wel en niet kunnen verhelpen terwijl Badus en later ook Sturmius proefondervindelijk tot hun vaststellingen kwamen. Dat de therapie van de kinabast niet altijd succesvol was hebben Chiflet en Plemp aangegrepen om hun standpunt te blijven verdedigen.
Storms besluit aldus op pag. 50:
“Ik zal namelijk tevergeefs argumenten aanvoeren en tevergeefs veel vertellen over de verborgen vermogens, en vooral over de oorzaken van de effecten van de Peruaanse bast, tenzij ik eerst duidelijk maak dat deze effecten erin zitten. Het is immers noodzakelijk om de vraag naar het feit op te heffen voordat de reden voor het feit wordt gegeven. Anders verschijn ik, samen met een aantal fantastische filosofen, als een reden voor dingen die niet zijn en ook niet kunnen zijn.”
Vanaf 1660 wordt kina alsmaar meer gebruikt, ook in België waar Sturmius een grote voorstander was. De doorslag kwam eerst uit Engeland. Thomas Sydenham, de “Engelse Hippocrates” was de eerste die in 1666 het Peruviaanse poeder voorschreef bij intermitterende koortsen. Het was echter Talbor, die het meest bijdroeg toot het algemeen gebruik van het poeder. Hij had een praktijk in Essex, een moerasrijke regio met vele patiënten met koorts. Hij legde zijn bevindingen vast in 1672 in ‘Pyretologia, a rational account of the cause and cure of Agues’.
Later volgde ook Frankrijk waar de Blegny Talbor ’s boek vertaalde.
Sydenham Thomas pag 414 Opera Medica 1762
“Waarom is de Peruaanse schors, waarvan ik eerder al had erkend dat hij gunstig is bij koortsen die ontstaan door deze complexe aandoening, dan te danken aan zijn vermogen om te kalmeren en in bedwang te houden? Waarom wordt diezelfde schors gebruikt bij intermitterende koortsen, waarvan we de aard hebben afgeleid uit de overheersing van mineraalzuur, waarvan het vermogen is om alles in bedwang te houden en te kalmeren? Waarom, vraag ik, wordt diezelfde schors gebruikt bij intermitterende koortsen en is hij overal een zeer veilige bescherming, en wordt hij beschouwd als een specifiek koortsverlagend middel dat zo hoog wordt geprezen?”
“Het zou een te omslachtige kwestie zijn om te beslissen. Moet ik zeggen dat ik met remedies speel, net als met ziektes? Zou iemand me berispen als ik ze met loze veronderstellingen uitroei?”[3]
Om dit onderwerp af te sluiten nog even het woord laten aan een hedendaagse Spaanse historicus over Plempius, Soers en zijn mening over deze twee:
De Spaanse historicus Javier Puerto Sarmiento vermeldt de Leuvense bijdrage in de discussies in zijn ‘La Primera Globalizacion Metales Preciosos’ uit 2008:
“In Leuven was Voscopus (sic!) F. Plempius, hoogleraar geneeskunde aan de universiteit, op 9 november 1641 presideerde de promotie van Marin (sic!) Soers, een Vlaamse kandidaat, die kritiek uitte op de Spaanse artsen vanwege de behandeling van tertiaire koorts en het gebruik van kinabast en aderlatingen, een betoog waarin wetenschappelijke criteria van Galenus en politieke haat, aangewakkerd door de lange geschiedenis van Spaanse overheersing, met elkaar vermengd waren. Soers werd onder andere beantwoord door Pedro Barba (1642), arts van de kardinaal-prins, die in 1642 door Plempius zelf werd aangevallen en in hetzelfde jaar door de Vlaming Mohy. Een andere Vlaming, Chifflet, publiceerde in 1653 het klinische geval van aartshertog Leopold van Oostenrijk, die hij niet definitief van de malaria kon genezen met kinabast. Antimus Conygius, pseudoniem van de jezuïet Honoré Fabre (1655), antwoordde hem met een pamflet waarin hij kinabast prees. Pemplius (resic!), een protestant die gedwongen was zich tot het katholicisme te bekeren om zijn leerstoel te kunnen behouden, reageerde met verdubbelde woede in twee pamfletten die in hetzelfde jaar werden gepubliceerd. De professor uit Leuven kreeg in 1656 antwoord uit Italië van Bado en in 1659 uit Nederland zelf van Sturm, maar de controverse had al haar facetten laten zien: wetenschappelijke, politieke met betrekking tot de haat tegen de Spanjaarden en religieuze met betrekking tot de wrok tegen de katholieke religie en de jezuïeten.”
Tijdlijn geschiedenis van het kinabast poeder
|
1532 |
Francisco Pizzarro verovert Peru (Rocco Fiametta) |
|
1568 |
Jezuïeten arriveren in Peru |
|
1620 |
Expeditie van paters naar Loxa waar ze Inca’s thee zien maken van boomschors. Een van de paters had malariakoorts en geneest door drinken van deze thee |
|
1632 |
Padre Bernabe de Cobo beschrijft de cinchona schors en brengt schors van Lima naar Spanje |
|
1640 |
Graaf Cinchon en zijn arts Juan de Vega brengen het mee |
|
1641 |
Soers Martinus (leerling van Plempius) Assertio thesium de tertiana (gepubliceerd 1642) |
|
1641 |
Soers Martinus Repetitio de Tertiana Praeside D. Vopisco Fortunato Plempio. Lov. 26 nov 1641 |
|
1642 |
Barba Petro ‘Vera Praxis de curatione tertianae stabilitur’, eerste gedrukt werk dat refereert naar Cinchona. |
|
1642 |
Soers Martinus Stricturae, controversio de curanda tertiana D. Barbam et V.F. Plempium |
|
1642 |
Plempius Animadversio in veram praxim curandae tertianae propositam a D. Petro Barba. Plempius geeft eerst de bevindingen van Barba en weerlegt die een voor een. |
|
1643 |
Bartolome Tafur brengt een grote hoeveelheid mee; jezuïet theoloog John de Lugo is lovend en verspreidt bark |
|
1643 |
Vander Heyden Herman vermeldt Pulvis Indicus als mogelijke behandeling van de tertiana koorts: ‘Discours et advis sur les flus de ventre duoloureux, soit quíl y est du Sang ou point, sur le trousse-galant dict cholera-morbus’. |
|
1649 |
Publicatie van Schedula Romana, het voorschrift van behandeling met kinabast |
|
1650 |
Badus of Baldus verklaarde dat “Deze bast is waardevoller gebleken voor de mensheid dan al het goud en zilver dat de Spanjaarden ooit uit Peru hebben meegenomen.” |
|
1651 |
Pucciarini P.P. “Modo di adoprare la Corteccia chiamata della Febre”. |
|
1553 |
Chiflet uit Brussel: anticinchona pamflet Aartshertog Leopold Wilhelm 1652 |
|
1654 |
Chiflet: Pulvis febrifugus orbis Americani ventilatus (Barbier uitgever) |
|
1655 |
Honoré Fabri verdedigt kinabast onder pseudoniem Antimus Conygius (conyga=vlooienkruid; antimus=vergeldend; (Kämpf Paul over Baldo, 1931) |
|
1655 |
Melippus Protimus (Pseudonem van Plempius) ‘Antimus Conygius, peruviani pulveris febrifugi defensor repulsus a Melippo Protimo.’ |
|
1656 |
Baldus Sebastianus ‘Cortex peruviae, profligator febrium, a Sebastiano Baldo’. Chincona= “Arbor vitae.” Tegen Plempius. |
|
1658 |
Robert Brady professor in Cambridge schrijft jezuïetenpoeder voor om malaria te genezen |
|
1659 |
Sturmius Rolandus Febrifugi Peruviani pars prior Petrus Oosterhout |
|
1663 |
Badus Sebastianus Ventilationes tegen Chiflet en Plempius ‘Anastasia corticis Peruviani seu Kina Kinae defemsio contra ventilationem J.J. Chifletii et V.F. Plempii, 1663, Genua’. |
|
1666 |
Thomas Sydenham beveelt Peruviaanse poeder aan bij intermitterende koortsen maar heeft nog twijfels. |
|
1670 |
Robert Talbor ontwikkelt een infusie van poeder van cinchona in witte wijn en publiceert zijn gunstige ervaringen, eerst in 1672 en later in 1682. |
|
1682 |
Talbor ‘s werk wordt vertaald in het Frans door de Blegny. |
|
1709 |
Torti Francesco “mal aria: slechte lucht” en geeft een boek uit over de therapeutische waarde van de schors van cinchona. |
|
1714 |
Ramazzini Barth. pag 211 |
|
1742 |
Linnaeus klasseert de boom met als naam cinchona, naar de gravin, tweede echtgenote van de graaf van Chinchon (maar hij vergat een “h”..) |
|
1820 |
Pelletier en Caventou vinden het antimalaria alkaloïd “quinine” in de bast van de Cinchona boom. |
|
1898 |
Rosss Ronald ontdekt de malaria parasiet die overgebracht wordt door muggen en krijgt hiervoor de Nobelprijs in 1902. |
|
1934 |
Resochin of chloroquine wordt door Hans Andersag van de farmaceutische firma Bayer gesynthetiseerd. In de daaropvolgende jaren volgt synthese van Paludrine, Primaquine en, in 1974, van Mefloquine; Artemisine tenslotte, in 2001. |

Plempius’ Betekenis
De moderne manier om de betekenis, zowel kwalitatief als kwantitatief, van iemand te schatten is Eugen Garfield‘s Science Citation Index. Toegepast op Plempius’ publikaties levert dat een wisselend getal op. Een search op de website van de Bayerische Staatsbibliotheek levert honderden verwijzingen naar zijn naam op.
Vele (medici-)auteurs na Plempius verwijzen naar hem en zijn werken. Van Meekeren doet dat 8x, Van Beverwyck 2x. In een heruitgave in 1666 van Veslingius’ ‘Syntagma Anatomicum’ door Gerardus Blasius wordt Plempius zelfs 21x geciteerd. Ook Rega in zijn ‘De sympathia’ verwijst 2x naar Plempius. Leonardus Dinghens, uit Bree afkomstig en latere hoogleraar in Leuven, spant de kroon met 99 vermeldingen. Deze laatste gebruikt ook lovende termen zoals:
|
Noster: |
onze |
|
Clarissimus: |
zeer bekende |
|
Ingeniosissimus: |
zeer ingenieuze |
|
Vir certo sapientissimus: |
een zeer wijze man inderdaad |
|
Oculatissimus: |
zeer in het oog springend |
Zuiver kwalitatief zijn opmerkingen zoals Michaud in zijn Biographie Universelle, van 1773:
“Il mérite une place parmi les médecins célèbres de son temps”.
Eloy is evenzeer lovend want
“Plempius a fait honneur à l’Université de Louvain par son savoir”.
Allard noemt hem:
“Een zeer geniale man, een bijzondere en aller vertrouwelijkste vriend”.
Daniel Leclerc,
in zijn ‘Biographie médicale par ordre chronologique Tome 1’ (heruitgegeven door Bayle en Thillaye in 1855) vat het aldus samen:
“Plempius a fait honneur à l ‘Université de Louvain par son savoir. C’était un homme d’esprit; il aimait a être éclairci sur les matières controversées, et il se faisait un vrai plaisir de discuter les questions les plus agitées de son temps.”
“Plempius heeft de Universiteit van Leuven eer aangedaan met zijn kennis. Hij was een geestig man; hij hield ervan om duidelijkheid te krijgen over controversiële onderwerpen en vond het een waar genoegen om te discussiëren over de meest actuele kwesties van zijn tijd.”
Alhoewel Banga vrij terughoudend is over de invloed en betekenis van Plemp zegt hij
“dat hij in België een grote naam en invloed had en de roem van de Leuvense hogeschool een tijdlang gevestigd en uitgebreid heeft”.
Om zijn hoofdstuk over Plemp te eindigen met:
“Hij was zekerlijk een werkzaam man, van goede aanleg en scherp oordeel. Zijn ongeluk was, dat hij in zijn vroege jeugd te Leuven onderwezen werd in een twistzieke redeneerkunde. Het gezag van de kerk onderdrukte zijn neiging tot vrij onderzoek. Ware hij te Leiden goed onderwezen in de ontleedkunde, hij zou mogelijk van vele aanvallen van zijn beoordelaars bevrijd zijn gebleven, terwijl hij nu, hooghartig en driftig van aard, op de hoogleraarsstoel gezeten, door een bitse tegenspraak hen nog meer verbitterde en zijn eigen rust verstoorde, waardoor zijn roem en goede naam bij de nakomelingschap schier vergeten zijn.”
Hedendaagse auteurs
Tricot-Royer vindt Plemp:
“een van onze meest verdienstelijke medische voorvaderen” en zegt dat hij “een briljante carrière had.”
Tricot (JP) stelt vast dat
“Plemp een zeer gerespecteerd hoogleraar was, want viermaal tot rector verkozen en dat hij een enorme wetenschappelijke productie had.”
Kerkhoff vraagt zich af
“of Plemp gerekend mag worden tot de belangrijke wetenschapsbeoefenaren die de 17e eeuw heeft voortgebracht.”
Maar in zijn vertaling van het boek
“De togatorum” vindt hij “dat het werk teveel weg heeft van een losse verzameling wijsheden en wetenswaardigheden, uit antieke bronnen bijeengesprokkeld. Er is geen sprake van een originele aanpak, van nieuwe kennis of inzichten.”
De mening van Vanagt tenslotte is
“dat Plempius zeker in zijn jonge jaren een briljant onderzoeker was, een goed anatoom en een knap experimentator en voorvechter en uitdrager van nieuwe inzichten.”
Conclusie
Plemp was geen verlichte geest of vernieuwer, integendeel. Nieuwe ontwikkelingen zoals Harvey’s ontdekking van de gescheiden kleine en grote bloedsomloop of de introductie van de kinabast, bestreed hij te vuur en te zwaard. Al was hij een bedreven anatomist, geen enkele ontdekking staat op zijn naam, in tegenstelling tot een van zijn leerlingen, Reinier de Graaf, wiens naam verbonden blijft aan de rijping van de follikel en de eisprong.
Hij bleef zich baseren op Galenus’ geschriften zoals die ook samengevat waren in Avicenna’s Canon, wiens boek de basis was voor zijn hoofdwerk, Fundamenta medicinae dat in de tijdspanne van 25 jaren vier drukken beleefde. Ook zijn vinnige manier van discussiëren streek velen tegen de haren en maakte hem weinig geliefd bij collega’s.
Met zijn dertigjarige carrière als hoogleraar in Leuven en zijn vele publicaties blijft hij een centrale figuur in het geneeskundig onderwijs van de 17e eeuw, zeker in de Lage Landen.
Veel informatie door: Banga, Tricot, Haan Broeckx, Allard, Kerkhoff, Vanagt, DELPHER.
- Alberti Kyperi (1645) … Institutiones physicae: in fine adjecta est Confutatio pseud-apologematis, quod plempius fundamentis suis medicinae subjunxit: tomus prior org/details/bub_gb_iJvUd9erKWcC
- Allard H.J. (1873) Leden der Sociëteit van Jesus in het Haarlemse geboren. In: Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom van Haarlem, eerste deel,. (Via DELPHER).
- Allard H.J. (1885) Dr. Vopiscus Fortunatus Plempius. In: Volks-Almanak voor Nederlandsche Katholieken,
- Aloud A. Ibn Nafis and the discovery of the pulmonary circulation. The Southwest Respiratory and Critical Care Chronicles 2017; 5(17):71–73. net/publication/312645988_Ibn_al-Nafis_and_the_discovery_of_the_pulmonary_circulation
- Analectes pour servir à l’histoire ecclésiastiqu… (1903) Digital Library (mil.be)
us.archive.org/28/items/analectespourse06unkngoog/analectespourse06unkngoog.pdf - Baker G. (1818) Medical Tracts, read at the College of Physicians between the years 1767 and 1785.London. ca.archive.org/0/items/b33279780/b33279780.pdf
- Banga Jelle (1868). Geschiedenis van de Geneeskunde en vaan hare Beoefenaren in Nederland. Geschiedenis van de geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland, vóór en na de stichting der Hoogeschool te Leiden tot aan den dood van Boerhaave; uit de bronnen toegelicht: Banga, Jelle: Free Download, Borrow, and Streaming: Internet Archive
- Baumann E.D. (1910) Johan van Beverwijck, in leven en werken geschetst. Academisch proefschrift. org/details/b28038083
- Blok PJ en Molhuysen PC. (1924) Plemp, Vopiscus Fortunatus. In: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6 [Plemp, Vopiscus Fortunatus], Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6, P.J. Blok, P.C. Molhuysen – DBNL
- Blumenfeld-Kosinski R. (2019) Not of Woman Born. Representations of Caesarean Birth in Medieval and Renaissance Culture. Cornell University Press. pub/not-of-woman-born-representations-of-caesarean-birth-in-medieval-and-renaissance-culture-9781501740480.html
- Broeckx C. (1855) Notice sur Roland Storms in: Annales de la Société de Medicine d’Anvers.
- Broeckx Corneille (1865) Prodrome de l’Histoire de la Faculté de Médecine de l’ancienne Université de Louvain depuis son origine jusqu’à sa suppression. Anvers.
- Broos Paul (2014). Meesters met het ontleedmes. De invloed van Vesalius op de anatomie en de heelkunde. Davidsfonds Uitgeverij.
- Broos Paul (2024). Snijden in dode lichamen. De ontdekking van het menselijk lichaam in de Lage Landen. Historiek, online historiekmagazine. Geschiedenis van de anatomie in de Lage Landen | Historiek
- Broos, Paul (2014). Meesters met het ontleedmes. De invloed van Vesalius op de anatomie en heelkunde. Davidsfonds.
- Broos, Paul (2019). Anatomia. De ontdekking van het menselijk lichaam in de Lage Landen (16e-18e eeuw), ISBN 9789462985810
- Conrad F.W. (1860) Over de verzinkingen van het Westerhoofd der nieuwe IJjdijken te Amsterdam. (over zandplempingen).
- Dalton J.C. (1884) Doctrines of the Circulation. A History of Physiological Opinion and Discovery, in Regard to the Circulation of the Blood”. org/details/doctrinescircul02daltgoog
- De Blegny N.(1682). Le remède anglais pour la guérison des fièvres: avec les observations de Monsieur le premier médecin de sa majesté… bnf.fr/ark:/12148/bpt6k57432d.image#
- De Feller F.X. (1840) deel 19 Geschiedkundig woordenboek of Beknopte Levensbeschrijvingen.
- De la Condamine Charles-Marie (1737). Sur l’arbre du quinquina. hathitrust.org/cgi/pt?id=hvd.32044107251456&seq=6
- De Moreau E. (1918) La Bibliothèque de l’Université de Louvain 1636 – 1914. Fonteyn Louvain. org/details/labibliothquedel00more
- De Nave, Francine (1986). Philologia Arabica: Arabische studies en drukken in de Nederlanden in de 16de en 17de eeuw. Museum Plantin-Moretus. ugent.be/en/catalog/rug01:000183159
- De Ram M. (1863) II. Anciens Statuts de la faculté de médecine de Louvain: appendice au Codex veterum statutorum Academiae Lovaniensis, avec une note sur le cérémonial et les fêtes d’une promotion au doctorat en médecine. In: Compte-rendu des séances de la commission royale d’histoire. Deuxième Série, Tome 5, pp. 391- 418. fr/doc/bcrh_0770-6707_1863_num_33_5_2770
- De Ram P., Reusens E. (1882) Analectes pour servir à l’ Histoire Ecclésiastique de la Belgique. Louvain. Bayerische Staatsbibliothek.
- Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Vopiscus Fortunatus Plempius. Vopiscus Fortunatus Plempius – auteur – DBNL
- Elaut en Plemp (BDNL) Kroniek, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 92 – DBNL
- Elaut L. (1976) Vopiscus Fortunatus Plempius en de ontwikkeling van de Nederlandse ontleedkundige vaktaal. Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, jg XXXVIII, 1976, nr 5.
- Ensie Encyclopedie over alle mogelijkheden van de naam Plemp, Plempius, Vopiscus, Fortunatus (1914): Wat is de betekenis van Plemp, Vopiscus Fortunatus (ensie.nl)
- Faculteit Geneeskunde, Katholieke Universiteit, Leuven.bib.kuleuven.be/exhibits/show/oude-universiteit-leuven/faculteiten/faculteit-geneeskunde
- Foppens JF. (1739). Bibliotheca Belgica sive Virorum in Belgio vita, scriptisque illustrium catalogus, librorumque nomenclatura. Deel 2, pag 1158 ev. Met afbeelding van Vopiscus Fortunatus Plempius be/brocade/imageviewer/universalviewer/uv.html#
- Glesinger L. History of medicine; the birth of Vopiscus Fortunatus Plempius. Scalpel, Bruxelles,1955 Jun 25;108(26):673-8.
- Gysel C. The dental teachings of the Louvain professor Vopiscus Fortunatus Plempius (1601-1671). Rev Belge Med Dent. 1976, 31(1).
- Haan P.J. (1963) Notice des manuscrits des docteurs en médecine Vander Belen, Plempius, Peeters, Rega, etc. In: Annuaire de l’université Catholique de Louvain.
- Haan P.J. Notice sur la vie et les ouvrages de V F Plempius, in Annuaire de l’université Catholique de Louvain. 9 (1845) 209-32. P 211.
- Haan P.J. Prof. Notice sur la vie et les ouvrages de Vopiscus Fortunatus Plempius, Professeur de Médecine à l’Université de Louvain. Annuaire de l’Université Catholique de Louvain. 1845. Pag. 209 -233.
- Harris A.W. (1941) Fundamental Errors in the Early History of Cinchona. Reprint from Bulletin of the History of Medicine, Vol. X. 3 and 4, October and November. us.archive.org/19/items/sim_bulletin-of-the-history-of-medicine_1941-10_10_3/sim_bulletin-of-the-history-of-medicine_1941-10_10_3.pdf
- Heiser Laurentius (1718). De Valvula Coli, dissertatio anatomica.
ca.archive.org/0/items/b30539869/b30539869.pdf
deutsche-digitale-bibliothek.de/item/OFSDA5XILOET6CYRE6C5ZZV2NGZHX76R - Hermans A. De arts Baldo en de kinabast. Pharmaceutisch Tijdschrift voor Nederlands-Indië, No 5, 1930.
- Hirsch, August, “Plemp, Vopiscus Fortunatus” in: Allgemeine Deutsche Biographie 26 (1888), S. 270-271 deutsche-biographie.de/pnd124460623.html
- Houtzager H.L. Reinier de Graaf (1641-1673). In sijn leven naukeurig ontleder en gelukkig geneesheer tot Delft. Ferring Nederland BV, 1991. Idem, gepubliceerd in Regionaal-historisch tijdschrift, 23e jaargang, nummer 3, juni 1991
- Houtzager L. (1993). Het Cartesianisme in de medische faculteit te Leuven. Scientiarum Historiae 19, 2 pag. 143-148
- Houtzager L. (1993). Medical relations between the Northern and the Southern Netherlands in the 16th and 17th centuries. Sartoniana vol 06 1993
- Houtzager H.L. Plempius en de wetenschappelijke betrekkingen tussen de zuidelijke en noordelijke Nederlanden in de 17de Tijdschr. voor Geneeskunde, 36. Nr. 14-15, 1980.
- Jansma JR. (1919) Louis de Bils en de Anatomie van zijn Tijd. objects.library.uu.nl/reader/1874-269232?page=1
- Juynboll W.M.C.(1931) Zeventiende-eeuwsche beoefenaars van het Arabisch in Nederland. Utrecht. library.uu.nl/reader/index.php?obj=1874-300282&lan=en
- Kerkhoff A.H.M. (2016) Hoe worden we gezond oud? Een leidraad voor Heren met een zittend Leven. Enschede. utwente.nl/files/5134651/Plemp_totaal%2021-4-2017.pdf
- Kleijntjens J. (1924) Plemp Vopiscus Fortunatus. In: Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, VI, Leiden. org/tekst/molh003nieu06_01/molh003nieu06_01_1754.php
- Kok J. (1791). Vaderlandsch Woordenboek. 24ste deel, P-R, Amsterdam. org/arch/kok_013vade24_01/pag/kok_013vade24_01.pdf
- Kämpf P. (1931) Der Arzt Baldo als Förderer der Verbreitung der Chinarinde. Schweizerischen Apotheker-Zeitungm No 38,. org/details/b30628544
- Elaut wijdde een beschouwing aan de geboren Amsterdammer (1601-1671), sinds 1633 hoogleraar te Leuven, Vopiscus Fortunatus Plempius en de ontwikkeling van de Nederlandse ontleedkundige vaktaal (Mededelingen Koninklijke Academie van Wetenschappen in België, Klasse der wetenschappen, XXXVIII, nr. 5; Brussel, 1976, 35 blz.). Vopiscus kvab.be/sites/default/files/Fondscatalogus_KVAB_0.pdf
- Le Journal des Sçavans (1758), tome 8. Paris. Plempius pag. 97 bnf.fr/ark:/12148/bpt6k571944?rk=21459;2
- Lenarduzzi CM (2018). Katholiek in de Republiek: subcultuur en tegencultuur in Nederland, 1570 – 1750. universiteitleiden.nl/handle/1887/66483
- Lijfspreuk: zie: Portrait II 4225 – Porträtsammlung der HAB
- Lindeboom G.A. (1973) Reinier de Graaf, Leven en Werken. Elmar B.V. Delft
- Lindeboom G.A. (1974) Florentius Schuyl (1619-1669) en zijn betekenis voor het Cartesianisme in de geneeskunde. Martinus Nijhoff.
- Michaud, Louis Gabriel (1862). Biographie universelle ancienne et moderne ou histoire, par ordre alphabétique, de la vie publique et privée de tous les hommes qui se sont fait remarquer par leurs écrits, leurs talents, leurs vertus ou leurs crimes. Paris pag 514 digitale-sammlungen.de/BOOKS/download.pl?id=bsb10050450
- Monchamp G. (1886) Histoire du Cartesianisme en Belgique. Mémoires couronnés Académie Royale, Bruxelles. ‘Mémoires couronnés et autres mémoires. Collection in-8°. 39. 1886’, Image 82 of 656 | MDZ (digitale-sammlungen.de)
- Monchamps G. (1903) Plemp Vopiscus Fortunatus. Biographie Nationale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts, vol 17, pag 803/4. be/Academie/documents/FichierPDFBiographieNationaleTome2059.pdf
- Narbutt S. (1879) Über den Weichselzopf plica polonica. Disssertatie, Munchen.
digitale-sammlungen.de/de/view/bsb11387850 - Nelissen M. Plemp, het anatomisch theater en Vounck. Nieuwe stukken in het Universiteitsarchief. Ex Officina, Nieuws uit de Universiteitsbibliotheek, Jaargang 27/3, 2014.
kuleuven.be/over-ons/publicaties/ex-officina/exofficina-2014-3.pdf en ook:
heron.libis.be/virtuele-leeszalen/files/original/cfd85393d2fd698619e8e1137ccfdd085804b776.pdf - Patin Guy (2022). Correspondance complète et autres écrits de Guy Patin. parisdescartes.fr/patin/
- Petrescu Lucian ( 2014). Meteors and Mixtures. Problems of hylomorphtion in Aristotelian natural philosophy. Proefschrift. ugent.be/publication/8504510
- Plempius Cornelius Gysbertus (1616) . Amsterodamun Monogrammon. us.archive.org/6/items/corneliigiselber00plem/corneliigiselber00plem.pdf
- (1938) Natural History, Volume I: Books 1-2. Translated by H. Rackham. Loeb Classical Library 330. Cambridge, MA: Harvard University Press. Pag 38
- Portal Antoine (1770). Histoire de l’anatomie et de la chirurgie. Tome 2. . pag. 517 e.v. org/details/bub_gb_9UYIF1PCfZ0C
- Rega Henri-Joseph (1721). De sympathia, seu Consensu partium corporis humani, ac potissimum ventriculi, in statu morboso: dissertatio medica. google.be/books?id=mq9bAAAAQAAJ&redir_esc=y
- Reusens E. en Barbier V. (1925) Analectes pour servir à l’ Histoire Ecclésiastique de la Belgique; Deuxième série; Tome onzieme (XXVIIe de toute la collection). bnf.fr/ark:/12148/bpt6k1177770k?rk=21459;2
- Reyners M. (2021) Avicenna en de Canon van Geneeskunde in de Lage Landen.
Avicenna en de Canon van Geneeskunde – Wijsheidsweb – Quest for Wisdom - Roegiers J. De universiteiten in de Zuidelijke Nederlanden. In: De Zeventiende Eeuw. JG 13, 1997. org/tekst/_zev001199701_01/_zev001199701_01_0021.php
- Rolf van Tilburg.Voorouders (en nakomelingen) van Vopiscus Fortunatus Plempius nl/stamboom-van-tilburg-en-ferwerda/I17954.php#tab-directe-familie
- Rolleston H. (1930) History of Cinchona and its Therapeutics. An address at the Cinchona Tercentary Celebration at the Wellcome Historical Medical Museum, London, December 10. ncbi.nlm.nih.gov/articles/PMC7945151/pdf/annmedhist148140-0015.pdf
- Rompel J. (1905) Kritische Studien zur ältesten Geschichte der Chinarinde. Feldkirch. org/details/b2486061x/page/n5/mode/2up
- Sarmiente (2008), Javier Puerto. La Primera Globalizacion Metales Preciosos,. edu/50932249/LA_PRIMERA_GLOBALIZACI%C3%93N_METALES_PRECIOSOS
- Scheltema P. (1863) Aemstel’s Oudheid of Gedenkwaardigheden van Amsterdam, vijfde deel. Amsterdam, JH Scheltema, Plemp, naam
- Schuermans LW. Hoogleeraar Plempius in: De Eendracht, Zondag 19 maart 1865, nr 19 p 422
- Singer C. (1922) The Discovery of the Circulation of the Blood. ca.archive.org/0/items/discoveryofcircu00sing/discoveryofcircu00sing.pdf
- Siraisi Nancy G (1987). Avicenna in Renaissance Italy. The Canon and Medical Teaching in Italian Universities After 1500. Princeton University Press.
- Soers M. (1641) Assertio Thesium de Tertiana. deutsche-digitale-bibliothek.de/item/R3X5PL3OWT7TB4ZKEJCCI3XSBH5VADTI
- Soers M. (1641). Repetitio de Tertiana. deutsche-digitale-bibliothek.de/item/YJCTYGKPHAXYHE7QY7NRSDVKUJU7ADSO
- Sprengel Kurt ( 1827). Versuch einer pragmatischen Geschichte der Artzneykunde, Halle.
- Sterck J.F.M (1932) Oud en nieuw over Joost van den Vondel. Verspreide opstellen. De Spieghel, Amsterdam. org/tekst/ster002oude01_01/ster002oude01_01_0014.php
- Stėvart A. (1871) Procès de Martin Etienne Van Velden. Société de l’Histoire de Belgique, Bruxelles. us.archive.org/29/items/bub_gb_BuD0Jd0i4bAC/bub_gb_BuD0Jd0i4bAC.pdf
- Stoett F.A., Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. W.J. Thieme & Cie, Zutphen 1923-1925 (vierde druk). Verantwoording over Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden, F.A. Stoett – DBNL Zie voor verantwoording: org/tekst/stoe002nede01_01/colofon.php
- Stolk A (1973) Johan van Beverwyck, zijn werken en zijn tijd. Philips-Duphar, Amsterdam. Plemp en bloedcirculatie Deel 6, pag 47
- Temkin O. Was Servetus influenced by Ibn An-Nafis? Bulletin of the History of Medicine. Vol.8 No 5, Mei 1940, pp. 731-734. org/stable/44442739
- Thiery M en Houtzager H. (1997) Der Vrouwen Vrouwlijcheit. Erasmus Publishing, Rotterdam. pag 77
- Thiery M. Reinier de Graaf (1641-1673) and the Graafian follicle. Gynecol Surg 2009 6: 189-191 springeropen.com/counter/pdf/10.1007/s10397-009-0466-6.
- Titsingh Abraham (1750). Diana, ontdekkend het geheim der dwaazen, die zich vroedmeesters noemen. Amsterdam. google.nl/books/about/Diana_ontdekkende_het_geheim_der_dwaazen.html?id=j6NlAAAAcAAJ&redir_esc=y
- Tollebeek Voorgeschiedenis en vormverandering. Historische tijdschriften in België, 1870-1922 Revue belge de Philologie et d’Histoire Année 1998 76-4 pp. 847-870 fr/doc/rbph_0035-0818_1998_num_76_4_4303
- Torello J. Michael Servetus on “Pneuma”. J of Psychology & Clinical Psychiatry. Vol 2, issue 2, 2015. com/JPCPY/JPCPY-02-00060.pdf
- Tricot JP. Vopiscus Fortunatus Plempius, Vesalius, VI, 1,11-19, 2000 parisdescartes.fr/ishm/vesalius/VESx2000x06x01.pdf
- Tricot-Royer J (1925). La Bibliotheque de Vopiscus Fortunatus Plempius. Bruxelles, Goemare. La bibliothèque de Vopiscus Fortunatus Plempius, professeur de médecine au XVIIe siècle / par le Dr Tricot-Royer,… | Gallica (bnf.fr)
- Van der, A.A. (1852) Biografisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1. J.J. van Brederode, Haarlem. org/tekst/aa__001biog01_01/colofon.php
- Van der, A.A. (1872) Vopiscus Fortunatus Plemp of Plempius. [Vopiscus Fortunatus Plemp of Plempius], Biografisch woordenboek der Nederlanden. Deel 15, A.J. van der Aa – DBNL
- Van Hee R. (2020) The Influence of Arabic medicine on surgery in the Lower Countries. Acta Chirurgica Belgica, February. The influence of Arabic medicine on surgery in the Low Countries (researchgate.net)
- Van Houdt, T. ‘Cornelius Giselbertus Plemp’ in: Jan Bloemendal en Chris Heesakkers, Eds., Biobibliografie van Nederlandse Humanisten. Digitale uitgave DWC/Huygens Instituut KNAW (Den Haag 2009). knaw.nl
- Van Houdt, T. Over boeken en gezondheid. Enkele gezondheidsboekjes uit de Nederlanden. Geschiedenis der Geneeskunde, nr. 3, mei 1995.
- Van Meekeren, Job (1979) Heel- en Geneeskonstige Aenmerkingen. Facsimile, Librije der Geneeskonst, Stafleu ‘s Wetenschappelijke Uitgeversmaatschappij.
- Vanagt Katrien (2010). De emancipatie van het oog: V.F. Plempius’ Ophtamographia en de Vroegmoderne medische denkbeelden over het zien. Proefschrift. De emancipatie van het oog: V. F. Plempius’ Ophthalmographia en de vroegmoderne medische denkbeelden over het zien – Ghent University Library (ugent.be)
- Vanpaemel Geert (2012). The Louvain printers and the establishment of the Cartesian curriculum net/publication/290893578_The_Louvain_printers_and_the_establishment_of_the_Cartesian_curriculum
- Verbeek T. (2016) Plempius (Plemp), Vopiscus Fortunatus (1601-1671). Cambridge University Press. Plempius (Plemp), Vopiscus Fortunatus (1601-1671) – The Cambridge Descartes Lexicon
- Verbeek T. et al. (2003) The Correspondence of Rene Descartes 1643. Quaestiones Infinitae. Department of Philosophy Utrecht University, Vol XLV.
- Vincent, Jean-François and Chloé Perrot (2016) Van Horne J en Sagemolen’ s myology.
u-paris.fr/medica/bibliotheque-numerique/assets/pdf/van-horne_en.pdf
Zie ook: dn790004.ca.archive.org/0/items/BIUSante_ms00030/BIUSante_ms00030.pdf - Vopiscus Fortunatus Plempius, Portret op 47-jarige leeftijd van Paulus Pontius (vermeld op object), 1648 van Paulus Pontius naar een schilderij van Gerard ter Borch, Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-1905-4472
- Vopiscus Fortunatus Plempius. Gravure door Theodor Matham naar schilderij (1643) van Jacob Adriaensz. Backer, Rijksmuseum Amsterdam, RP-P-OB-23.255
- Wapenschild familie Plemp (1758). Historische Geslachtswapens (wazamar.org)
- West John (2017). Ibn al-Nafis, the pulmonary circulation, and the Islamic Golden Age. com/pulmonary-circulation
- Wingens M. (2017) nl/personen/v/valckenisse-maria-margaretha-van Valckenisse
- Wingens, M., “A ‘holy nun’ in a Protestant country: Maria Margaretha van Valckenisse (1605-1658)” , in: Jürgen Beyer, Albrecht Burkardt, Fred van Lieburg en Marc Wingens (red.), Confessional Sanctity (ca. 1550-ca. 1800) Frankfurt am Main.
- Wingens, M., “Oirschot – Maria Margaretha der Engelen”, in: Peter Jan Margry en Charles Caspers (red.), met medewerking van Marc Wingens en Ottie Thiers, Bedevaartplaatsen in Nederland 2. Noord-Brabant, Hilversum, 1998, 669-677.
Noten
[1] Kopergravure uit een zeventiende-eeuwse biografie. (Bron: onbekend, 17e eeuw, Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland)
[2] De oude theorieën zijn mooi samengevat door Avicenna in zijn Leerdicht deer Geneeskunst:. Avicenna, Leerdicht de geneeskunst, 1991, uitgeverij Boom, Meppel/Amsterdam; ingeleid en vertaald uit Frans en Latijn door M.M.J. Reyners
[3] De Blegny N.(1682). Le remède anglais pour la guérison des fièvres: avec les observations de Monsieur le premier médecin de sa majesté… gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k57432d.image#







