Slavernijverleden van Nederland in Politiek en Onderwijs – 2

0
Vervreemding en eigenheid

Fred de Haas

(2015) – Nationale Herdenking in Nederland en Frankrijk – de Wet Taubira – discriminatie in Wassenaar – slavernij in de ‘geschiedeniscanon’

deel 1deel 2

Discriminatie in Wassenaar

Net voordat de Tula herdenking begon, sprak ik even met Gilbert W.

Gilbert is oud-directeur van de Shell en oud-staatsraad. Gilbert is ook een van de geestigste Antillianen die ik ken. Hij paart een grote intelligentie aan een onverwoestbaar sterk gevoel voor humor. Hij woont, evenals ik, in W. Tot grote tevredenheid. Hij heeft slechts één ‘handicap’: hij is zeer donker van kleur. Gilbert noemt zichzelf glimlachend ‘een gepensioneerde gastarbeider’.

Gilbert:

‘Het is me gisteravond wéér overkomen!’

‘Hebben ze je weer …?’

‘Ja!’.

U moet weten dat Gilbert één of twee keer per jaar in W. door patrouillerende agenten wordt aangehouden. Waarom? Tja …

Gilbert[1]

Als we ons even verplaatsen in de gedachten van een dienstdoende agent kunnen we ons het volgende tafereel voorstellen:
Gilbert komt aanrijden in een nette auto. Hij stopt voor zijn huis. Gilbert woont in een villa. Niet zomaar iets. Hij stapt uit zijn auto en maakt aanstalten om het pad op te lopen dat van zijn voortuin naar de voordeur leidt.

De politieauto houdt in. De hersens van de dienstdoende agent werken op volle toeren:

‘Hier klopt iets niet. Een donkere vent die het pad naar de voordeur van een groot Wassenaars huis oploopt. Foute boel’.

De agent stapt uit.

‘Mag ik uw papieren even zien?’

‘Maar natuurlijk’, zegt Gilbert.

‘Ja, dat is in orde’, zegt de agent, enigszins teleurgesteld …

‘U bent zeker nieuw bij het korps in W.?’, vraagt Gilbert.

‘Ja. Hoe dat zo?’

‘Nou, uw oudere collega’s kennen me allemaal. En die hebben me allemaal al een keer aangehouden. Maar dat doen ze nu dus niet meer’.

‘Oh, nou, dan ga ik maar’. De agent knikt beleefd en stapt weer in, op weg naar de volgende ‘overtreding’…

Bovenstaande berust op waarheid, beste lezer. Ik heb de scène wat aangekleed voor deze gelegenheid, maar de feiten zijn juist.

De conclusie van dit verhaal ligt voor de hand: overal liggen racisme en discriminatie op de loer, hetzij in gewelddadige, hetzij in milde vorm. Reden om voorlopig rustig door te gaan met herdenken.

Inmiddels heeft de woordvoerder plaatsgenomen achter het katheder en springt jolig van zijn ene been op het andere.

Na wat Excellenties te hebben begroet (Gilbert hoorde daar ook bij) heette hij ons hartelijk welkom op de herdenking. De inhoud van zijn korte welkomstwoord kwam erop neer dat we met zijn allen maar een heel bescheiden wens hadden: alleen een klein plaatsje voor een ‘stukje van onze geschiedenis’.

Nou, daar kon niemand wat op tegen hebben.

We begonnen te luisteren naar de keynote speaker, de heer Charles D. die speciaal was ingevlogen uit Curaçao om een verhaal te houden. Ik herinner me dat het een nogal saai, historisch verhaal was over de koloniale situatie in de 18e eeuw.
Ik herinner me ook, dat hij zei dat we niet stil moesten blijven staan bij de schrijnende details van de slavenhandel, maar dat we de waarden waar Tula voor stond zoveel mogelijk moesten uitdragen. Dat leek me een heel redelijk en goed standpunt.

Toen D. zijn toespraak had beëindigd, pakte hij zijn papieren en stapte naar voren, maar werd door de schokgolf van het donderende applaus bijna weer achter het spreekgestoelte geslingerd. Zijn gezicht drukte een soort schrikachtige, stomme verbazing uit. Zoveel succes had ie nou ook weer niet verwacht. Gilbert vloog hem om de hals en gaf hem de accolade. D. was per slot niet voor niets uit Curaçao ingevlogen. Wat overdreven allemaal.

Een vlotte gastvrouw praatte alles moeiteloos aan elkaar.

Er kwam nu een aantal mensen aan het woord die allemaal een persoonlijke boodschap uitdroegen. Hun optreden werd ondersteund door de klanken van een voor die middag speciaal geformeerd creools ensemble. Het liep allemaal vlekkeloos en de sprekers zeiden zeer persoonlijke en rake dingen.
Psychiater Helberg had niet zoveel moeite met het beschrijven van details en vertelde dat

‘alle botten in Tula’s lichaam met een ijzeren staaf werden gebroken, te beginnen bij zijn voeten. Vervolgens werd zijn gezicht verbrand en uiteindelijk werd hij onthoofd’.

Zo deden we dat vroeger.

Tula – interpretatie Edsel Selberie[2]

Ja, onze voorouders konden er wat van. Balthasar Gerards’ rechterhand, waarmee hij het wapen dat de Vader des Vaderlands had gedood had vastgehouden, werd in een soort wafelijzer verpletterd. Daarna werden zijn armen en benen bewerkt met gloeiende tangen, zijn geslacht werd afgesneden, zijn borst opengesneden en zijn hart werd eruit gerukt en in zijn gezicht geworpen. Ten slotte werd hij onthoofd en gevierendeeld. Op een plein in Delft.

Ik vond overigens dat Helberg gelijk had met het beschrijven van de dood van Tula. Hij hield het kort genoeg om toch het juiste gevoel bij het publiek teweeg te brengen. Overigens sloot hij zich aan bij Charles D. en zijn boodschap was dat wij op zoek moesten gaan naar ‘de Tula in onszelf’, de mens die opkwam voor zijn vrijheid en de vrijheid van anderen, de mens die, bijvoorbeeld, het goede wilde voor het – Antilliaanse – kind dat nog zoveel zorg en bescherming moest ontberen.

Eenvoud is het kenmerk van het ware

Ook werd ik getroffen door de woorden van de leider van het creoolse muziekensemble. Hij begon aanvankelijk in het Nederlands te spreken, maar ging snel over in zijn moedertaal: het Papiaments. Hij verontschuldigde zich hier bijna voor en we moesten dit maar begrijpen:

‘M’a nace na Papiamentu’, zei hij. ‘Ik ben geboren in het Papiaments’.

Een betere statement had ik nooit eerder gehoord en ik moest denken aan het allereerste begin van de slavernijgeschiedenis, aan wat er gebeurd was met de mensen die in vroeger eeuwen aan hun Afrikaanse land, familie, gewoonten en taal waren ontrukt. Hoe ze werden geanonimiseerd en monddood gemaakt. Hoe ze maar moesten zien dat ze zich onderling verstaanbaar konden maken. En wat deden ze? Ze probeerden net zo te spreken als hun Portugese overweldigers, deden hun mimiek na en creëerden zo een Creoolse taal waar de Nederlandse kolonisator vervolgens eeuwenlang doof voor bleef.

De Afrikaanse slaven werden in de koloniën gedwongen om Spaans, Frans, Engels of Nederlands te spreken, eerst zonder enig onderwijs, later via de scholen. En sommigen van hen werden zó goed in die talen dat ze erin gingen schrijven en literaire prijzen kregen.
De stem van de mulat Delgrès, de man die zich samen met 300 opstandelingen opblies in Guadeloupe omdat hij niets kon uitrichten tegen het oppermachtige Franse leger, spreekt tot de blanke burgers van Guadeloupe met de kracht van een Lamartine, in de taal van hen tegen wie hij in opstand is gekomen (1802):

“Citoyens de la Guadeloupe, vous dont la différence de l’épiderme est un titre suffisant pour ne point craindre les vengeances dont on nous menace – à moins qu’on ne veuille vous faire le crime de n’avoir pas dirigé vos armes contre nous – vous avez entendu les motifs qui ont excité notre indignation … […] Nous vous jurons solennellement de respecter vos femmes, vos enfants, vos propriétés, et d’employer tous nos moyens à les faire respecter par tous. Et toi, postérité! Accorde une larme à nos malheurs et nous mourrons satisfaits. ”

‘Burgers van Guadeloupe, u, van wie het verschil in huidskleur genoeg reden is om niet bang te hoeven zijn voor de wraakacties waarmee men ons dreigt – tenzij men het u kwalijk neemt dat u uw wapens niet op ons hebt gericht – u heeft de redenen gehoord die onze verontwaardiging hebben gewekt…’ [….] Wij zweren u plechtig dat wij uw vrouwen, uw kinderen en uw bezittingen zullen respecteren en al onze middelen zullen aanwenden om dit respect bij iedereen af te dwingen’.
En jullie, die na ons komen! Moge er tranen wellen in jullie ogen als je verneemt van de ellende die ons is overkomen; dan zullen wij tevreden sterven.”

Ja, herdenken heeft zin.

De herdenking op de Dam

Een andere zinvolle herdenking was die van 20 augustus 2015 op de Dam, de herdenking van de moord op Kerwin Duinmeijer, de jonge Antilliaan die in 1983 door bruut geweld om het leven kwam en een symbool is geworden voor iedereen die zich inzet voor een nieuw humanisme, een boodschap die niet ophoudt bij de grens waar de blanke huidskleur donker wordt.

Kerwin Duinmeijer[3]

Dit laatste wordt duidelijk als we luisteren naar de woorden van de heer Severina[4] uit zijn toespraak op de Dam van 20 augustus 2015 ter gelegenheid van de herdenking:

“Ik wil graag over één ding duidelijk zijn: racisme beperkt zich niet tot blanken. Ook zwarten maken zich hier schuldig aan. Ook voor deze racistische zwarten heb ik een boodschap: ook het zwarte racisme zullen we bestrijden! Samen! U en ik! Omdat wij óók niet geloven in zwarte suprematie. Elke vorm van vermeende suprematie is immers verwerpelijk? Ook als dit gevoel van zwarten komt!

[…] Deze jaarlijkse herdenking is vooralsnog nodig om ons bij de les te houden. Om ons steeds opnieuw eraan te herinneren dat racisme bestreden moet worden. Om het vele leed dat racisme met zich meebrengt te beperken. Om het aantal slachtoffers te verminderen. Vrienden van Kerwin, ga dus door met het organiseren van deze manifestatie!”

Hiermee betuigt hij zijn instemming met wat de Franse staatssecretaris voor overzeese gebiedsdelen Yves Jego zei op 10 mei 2008 toen hij sprak op de herdenkingsdag van de afschaffing van de slavenhandel en de slavernij en ter gelegenheid van de opening van een expositie over de herinnering aan de slavernijgeschiedenis:

“l’Humanisme aujourd’hui, c’est donc renoncer à toute prétention absolue de supériorité, celle d’une couleur de peau comme celle d’une victime sur une autre. L’humanisme aujourd’hui c’est de regarder en face toute notre histoire sans renoncer à nos responsabilités pour l’avenir”.

‘eigentijds humanisme houdt in dat we afzien van elke pretentie van superioriteit, zowel van die van de ene kleur boven de andere als van die van het ene slachtoffer boven het andere. Eigentijds humanisme houdt in dat wij onze hele geschiedenis recht in de ogen moeten zien zonder dat we ons onttrekken aan onze verantwoordelijkheden voor de toekomst’.

Ja, herdenken heeft zin.

“De donkere slavernijgeschiedenis hoort thuis in ons onderwijs”

We gaan weer terug naar het begin en kijken wat voor consequenties de oproep van onze premier in de alledaagse, weerbarstige praktijk kan hebben.

De premier stond niet alleen in zijn verlangen om de slavernijgeschiedenis onder te brengen in het onderwijs. Sarkozy ging hem al voor.

Luister maar naar een gedeelte uit de toespraak van de Franse president op 10 mei 2008 bij de nationale herdenking van de slavernij en de afschaffing hiervan:

“Deze geschiedenis moet worden opgenomen in de schoolboeken, zodat onze kinderen kunnen begrijpen wat de slavernij echt heeft betekend, zodat onze kinderen een goed idee kunnen krijgen van het grote lijden dat de slavernij teweeg heeft gebracht en welke wonden dit heeft geslagen in de ziel van hen die door niets bevrijd kunnen worden van dat tragische verleden.

De slavenhandel, de slavernij en de afschaffing hiervan zullen dus worden opgenomen in de nieuwe programma’s van de basisschool vanaf het begin van dit schooljaar.

Ik wens ook dat deze geschiedenis wordt bestudeerd uit literaire werken als die van Aimé Césaire[5]; ik wens dus dat het werk van Aimé Césaire wordt opgenomen binnen het raam van de nieuwe programma’s op de onderbouw en bovenbouw van de middelbare school.

Ziet u, in mijn gedachten als President van de Republiek, hecht ik eraan dat, door deze beslissing te nemen, de Fransen dit deel van hun geschiedenis gaan begrijpen in zijn geografische, culturele, economische en sociale dimensies, omdat deze geschiedenis verscheidene dimensies heeft, ook al gaat het om dezelfde tragedie. En omdat de Fransen deze geschiedenis zullen hebben begrepen, zal hij onze gemeenschappelijke geschiedenis worden. De geschiedenis van alle Fransen, niet alleen de geschiedenis van een deel van hen ….”

Aan retorisch talent ontbreekt het Sarkozy niet. Maar de Fransman bemoeit zich wel met zaken waar hij geen verstand van heeft en waarmee hij zich dus beter niet kan bemoeien. Hij schrijft als een ware culturele Napoleon voor wat de scholen volgens hem verplicht moeten lezen: het werk van Aimé Césaire.

Er is Césaire vaak verweten dat hij kolonisatie en nazidom op één lijn met elkaar heeft gesteld. Daarom verbaasde de gedeputeerde Alain Griotteray in de Assemblée Nationale zich in 1994 erover dat

‘een werk dat zo politiek getint is, dat ‘t het nazidom durft te vergelijken met het kolonialisme, op het programma Frans van de eindexamenklassen staat’.

Het jaar daarop, in 1995, werd het werk van Aimé Césaire door de toenmalige minister van onderwijs, François Bayrou, van het onderwijsprogramma gehaald.

Een complexe geschiedenis

Executie van Tula – interpretatie Edsel Selberie[6]

Herdenken is geen taak van de school, herdenken is een taak van de politiek. Scholen zouden de lijn die loopt van kolonisatie/slavernij naar dekolonisatie en emigratie inzichtelijk moeten maken. Zij zouden het koloniale systeem moeten schetsen in al zijn complexiteit en aangeven wat schadelijk en/of nuttig is geweest en voor wie. Kolonisatie en dekolonisatie moeten worden geïntroduceerd als mondiale verschijnselen (Afrika, Azië, Caraïbisch gebied, Noord- en Zuid-Amerika); en de behandeling ervan mag niet beperkt blijven tot één gebied zonder de mondiale dimensie te hebben verduidelijkt.

De volgende vragen komen op bij het onderwerp ‘slavenhandel’:

  • Welke landen deden aan mensenhandel?
  • Welke organisaties waren erbij betrokken?
  • Hoe werd de mensenhandel door de verschillende regeringen goedgepraat?
  • Welke rol heeft de Kerk gespeeld?
  • Wie leverde de slaven?
  • Wie vervoerde ze?
  • Wie verkocht ze?
  • Wie kocht ze?
  • Hoe liepen de slavenroutes?
  • Welke rol speelden de Afrikaanse potentaten ten tijde van de slavenhandel? Nota bene: de Afrikaanse Yoruba en Ashanti waren zeer betrokken bij de mensenhandel.
  • Welke rol speelde de veelomvattende Arabische slavenhandel?
  • Hoe wordt de geschiedenis beleefd vanuit het perspectief van de landen die onder de slavernij hebben geleden?

De stelling “De donkere slavernijgeschiedenis hoort thuis in ons onderwijs” is makkelijker geponeerd dan ingevuld en de vraag is of die geschiedenis überhaupt in de structuur van het huidige Nederlandse onderwijs kan worden ingepast.

Laten we daartoe de professionals aan het woord laten en allereerst een belangrijk citaat reproduceren uit de Huygenslezing (25 april 2007) van Prof. dr. Maria Gevers van de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Het citaat refereert niet direct aan de inpassing van de slavernijgeschiedenis in het Nederlandse onderwijs, maar het schetst wel een situatie waarop door leraren moet worden ingespeeld. Het citaat leidt ons tevens naar een van de voor de hand liggende mogelijkheden om ‘de donkere slavernijgeschiedenis’ in te passen in ons onderwijs: de canon van de vaderlandse geschiedenis.

“Veel scholen in de grote steden zijn multiculturele laboratoria. Klassen met dertig leerlingen afkomstig uit vijftien landen zijn geen ongewoon verschijnsel. Deze leerlingen hebben bindingen met het woonland en het herkomstland, met hun familie en godsdienst, kaders met alle daarbij behorende culturele codes en tradities. Uit onderzoek blijkt dat de verhalen van deze leerlingen onvoldoende ruimte krijgen in de les, dat ze conflicteren met hetgeen docenten vertellen of dat er onderlinge ruzies ontstaan. Juist in deze situatie is het van belang dat we jongeren goed begeleiden bij het verwerken van informatie en dat we ze leren luisteren naar elkaar bij discussies. De keuze van de leerstof blijft een moeilijke kwestie, maar zal gemaakt moeten worden door capabele docenten. Ik heb geen bezwaar tegen de vensters van de canoncommissie, maar wel tegen het centraal opleggen ervan. […] Het is echter zaak om deze normatieve kennis te verbinden met cognitieve kwaliteiten als logica en oordeelsvorming, en om deze kennis zo te formuleren dat Nederland wordt verbonden met Europa en de wereld. Daarbij horen ook weerbarstige onderwerpen als slavernij, nazisme, communisme, mensenrechten en democratie. Het gaat om een grondige verwerking van het verleden, zonder dat dit leidt tot het cultiveren van slachtofferschap of tot collectieve schuldgevoelens” (cursivering van mij).

Slavernijgeschiedenis en De Nederlandse Canon[7]

In de brief d.d. 11 december 2007 van de minister van onderwijs, cultuur en wetenschap aan de Tweede Kamer kunnen we het volgende lezen:

“De canon van Nederland presenteert de 50 belangrijkste personen, uitvindingen en gebeurtenissen als vensters op het verleden. […]. De canon past bij de ambitie van dit kabinet de onderwijskwaliteit te verbeteren. Historische en culturele kennis is hiervan een onderdeel. De canon wordt daarom opgenomen in de kerndoelen van het primair onderwijs (bovenbouw) en het voortgezet onderwijs (onderbouw)” .

Ook belooft de minister te zullen zorgen voor les- en ondersteunend materiaal.

Om het belang van de invoering van deze Canon te benadrukken, trok er een ‘Canoncaravaan’ door Nederland die in alle provincies voorlichtingsbijeenkomsten voor mensen uit het onderwijs belegde.

Kritiek op de Canon

Vernieuwde Canon in 2020[8]

Het Instituut voor Geschiedenisdidactiek vindt dat ‘Slavernij’ niet zo goed als Canonvenster of ankerpunt in het geschiedenisonderwijs kan functioneren omdat het hier gaat om een langdurig proces. De vensters van de canon stellen over het algemeen goed hanteerbare concrete gebeurtenissen (bijvoorbeeld Beeldenstorm), locaties (bijvoorbeeld de Haven van Rotterdam) en objecten (bijvoorbeeld de Statenbijbel) als concrete ankerpunten voor, maar de canoncommissie heeft dit principe niet consequent doorgevoerd. Het venster ‘Slavernij’ biedt net zo’n breed panorama als bijvoorbeeld de vensters ‘De Republiek’, ‘de Eerste Wereldoorlog’ en andere. Ze zijn als zodanig niet geschikt om als ankerpunten te dienen.

Het Instituut stelt voor om concretere vensters in te voeren en in plaats van ‘de Slavernij’ bijvoorbeeld het venster ‘Afschaffing van de Slavernij’ te introduceren.

Persoonlijk heb ik tegen een ankerpunt als ‘Afschaffing van de slavernij’ bezwaar omdat dan het accent teveel kan komen te liggen op de voortreffelijkheid van de actie om de slavernij af te schaffen in plaats van op de florerende handel en de slavernij zelf. Een venster als ‘De West-Indische Compagnie’ zou meer voor de hand liggen wellicht.

Het zal al met al nog een hele toer zijn om de slavernij in te passen in het onderwijs op de manier die onze minister-president zich in zijn stoutste dromen misschien zou wensen. Het vak Geschiedenis is bijna geruisloos opgegaan in de zogenaamde ‘leerstofprofielen en domeinen’ en na de onderbouw van de middelbare school zal een zeer groot aantal leerlingen nooit meer in aanraking komen met Geschiedenis. Er zal dus op zijn minst ook moeten worden gekeken naar alternatieve vormen van bewustmaking binnen het onderwijs. Bijvoorbeeld naar het uitvoeren van steeds terugkerende projecten. Er zijn al scholen die zulke projecten hebben opgezet in samenwerking met het op 1 juli 2003 geopende Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis ‘NiNsee’.

Ik zou op deze plaats ook een lans willen breken voor een zeer gegronde noodkreet van het Instituut voor Geschiedenisdidactiek en uw aandacht willen vestigen op het volgende in hun commentaar op de Nederlandse Canon:

“Het garanderen van de positie van geschiedenis als schoolvak (en dus het terugdraaien van de invoering van algemene leergebieden waarin geschiedenis onherkenbaar verdwijnt) is voor het historisch besef in Nederland van veel groter belang dan het publiceren van lijsten met “wat iedereen moet kennen” terwijl het op scholen ontbreekt aan lessen geschiedenis en gekwalificeerde geschiedenisleraren”.

De premier en de minister van onderwijs staan waarschijnlijk ook niet stil bij het feit dat de meeste leerlingen op het VMBO zitten en na de tweede klas niet of zeer weinig meer met geschiedenis in aanraking zullen komen. En in de bovenbouw van het middelbaar onderwijs is geschiedenis alleen verplicht in het profiel ‘Cultuur en Maatschappij’.

De oproep van de premier krijgt zo onbedoeld een wat holle klank ….

Overigens zegt het Instituut voor Geschiedenisdidactiek loyale medewerking toe aan het inpassen van de Canon.

Tenslotte

In bovenstaande heb ik een bijdrage proberen te leveren aan de beeldvorming rondom de slavernij en de door de Nederlandse minister-president geuite wens om de slavernij structureel in te passen in het onderwijs. Ik heb ook de aandacht willen vestigen op het feit dat ook andere landen nog steeds worstelen met het verwerken van hun slavernijverleden en deze donkere tijd een adequate plaats proberen te geven binnen hun eigen vaderlandse geschiedenis.

Als laatste wil ik het woord geven aan de beroemde Franse Abbé Grégoire (1750-1831) die als een van de eersten zijn landgenoten bewust heeft willen maken van de tragische slavernijgeschiedenis en, om zijn betoog kracht bij te zetten, het volgende scenario schetste[9].

“Mais si les Nègres, brisant leurs fers, venaient (ce qu’à Dieu ne plaise) sur les côtes européennes arracher des Blancs des deux sexes à leurs familles, les enchaîner, les conduire en Afrique, les marquer au fer rouge; si ces Blancs volés, vendus, achetés par le crime, placés sous la surveillance de ‘géreurs’ impitoyables étaient sans relâche forcés, à coups de fouet, au travail sous un climat funeste à leur santé, où ils n’auraient pas d’autre consolation, à la fin de chaque jour, que d’avoir fait un pas de plus vers le tombeau …. Si, blasphémant la Divinité, les Noirs prétendaient faire intervenir le Ciel pour prêcher aux Blancs l’obéissance passive et la résignation; si des pamphlétaires cupides et gagés imprimaient que l’on exerce contre les Blancs révoltés, rebelles, de justes représailles et que, d’ailleurs, les esclaves blancs sont plus heureux que les paysans au sein de l’Afrique …. Quel cri d’horreur retentirait dans nos contrées!”

Abbé Grégoire – Pierre Joseph Célestin François[10]

‘Maar als de Negers hun ketenen zouden verbreken en – wat God moge verhoeden – op de kusten van Europa blanke mannen en vrouwen aan hun gezin zouden ontrukken, in ketenen zouden klinken, naar Afrika zouden brengen en hen zouden brandmerken; als die op misdadige wijze geroofde, verkochte en opgekochte Blanken onder toezicht zouden worden gesteld van meedogenloze opzichters en met zweepslagen gedwongen zouden worden om van vroeg tot laat te werken in een ongezond klimaat waar ze als enige troost aan het einde van de dag de gedachte konden koesteren dat ze weer een stap dichter bij het graf hadden gezet …. Als de Zwarten – als ware godslasteraars – het in hun hoofd zouden halen om – met een beroep op de Hemel – de Blanken tot passieve gehoorzaamheid en berusting te manen; als begerige, betaalde pamflettisten in hun geschriften zouden aansporen tot het nemen van gepaste represailles tegen de opstandige, weerspannige Blanken en zouden schrijven dat de blanke slaven trouwens gelukkiger zijn dan de boeren in Afrika …. Welk een kreet van afschuw zou er dan opklinken in onze streken!’

Het zou nog tot 1848 duren voordat in Frankrijk de slavernij formeel zou worden afgeschaft.

Nederland zou, als een van de hekkensluiters in de rij van landen, volgen in 1863.

Noten

[1] Bron: Gilbert Wawoe – foto Caribiana
[2] Bron: Tula interpretatie (2012) – Edsel Selberie
[3] Bron: Kerwin Duinmeijer (1968-1983) – fotograaf onbekend
[4] De voorzitter van MAAPP (Movimentu Antiano I Arubano Pa Promové Partisipashón, een ‘vrijwilligersorganisatie bedoeld om de leden van de Antilliaanse gemeenschap in Nederland te activeren om als actieve medeburgers van deze Nederlandse samenleving volwaardig te participeren aan alle facetten van het samenleven in Nederland’ (definitie overgenomen van hun website). De heer Ruben Severina is nu – anno 2015 – voorzitter van SPLIKA, een organisatie die zich in Nederland inzet voor de promotie van taal en cultuur van de voormalige Nederlandse Antillen.
[5] Aimé Césaire (1913-2008) was de grote dichter van de ‘négritude’ (de ‘zwarte’ identiteit). Hij schreef talrijke gedichten en essays, waaronder Cahier d’un retour au pays natal (1939), Esclavage et colonisation (1958), Discours sur le colonialisme (1962), La Révolution française et le problème colonial (1962). Hij was de literaire en ideologische metgezel van de Senegalese dichter, later president van Senegal, Léopold Sédar Senghor en werd op handen gedragen door de filosoof Jean-Paul Sartre en de surrealist André Breton. Hij was meer dan een halve eeuw de belangrijkste politieke figuur van Martinique. Sarkozy onderschatte de moeilijkheidsgraad van het werk van Césaire, dat niet erg toegankelijk is voor middelbare scholieren.
[6] Bron: Executie van Tula – Edsel Selberie
[7] www.canonvannederland.nl
[8] Bron: Vernieuwde Canon in 2020 – Canon van Nederland
[9] Abbé Grégoire, De la traite et de l’esclavage des Noirs (1815), Paris, Arléa, 2005, p. 18
[10] Bron: Abbé Grégoire (1800) – Pierre Joseph Célestin François, Musée lorrain, Nancy

Avatar foto

studeerde cum laude af in de Franse, Spaanse en Portugese taal- en letterkunde. Vanaf het begin combineerde hij zijn functies met werkzaamheden als literair vertaler. Fred de Haas vertaalde onder meer uit het Papiaments, het Frans, het Spaans en het Russisch. Hij is leider, zanger en gitarist bij het Latijns-Amerikaans ensemble Alma Latina.