Nomadisch denken

0

Giovanni Rizzuto

Hoofdstuk uit Mediale levenskunst, bewerkt voor het Wijsheidsweb, 2017-05

Deleuze en het nomadisme

Nomadisch denken[1] (pensée nomade) is een sleutelbegrip uit het denken van Deleuze wiens wijsbegeerte zich vruchtbaar betoont op verschillende terreinen van film en literatuurkritiek tot vrouwenstudies. Op dit laatste gebied beweegt de feministische filosofe Braidotti zich. Geïnspireerd door Deleuze heeft zij een boek geschreven waarin de mogelijkheid van nomadisch denken voor de eenentwintigste eeuw wordt verkend.[2]

Bruno-Granouillac [3]

Wij willen dit denken in gewijzigde vorm inzetten voor een laatmoderne levenskunst. Maar voordat we daartoe overgaan moeten we eerst aandacht besteden aan ‘nomadisme’ als metafoor voor de maatschappelijke en culturele situatie, waarin met name westerse landen zich bevinden. Bewustwording hiervan heeft een feitelijk en normatief of evaluatief aspect. Wat het eerste betreft, bestaat er nauwelijks verschil van mening. De postmoderne samenleving vertoont een aantal kenmerken die haar onderscheiden van het modernisme. We hoeven slechts te denken aan de gevolgen van de toegenomen communicatie en mobiliteit zoals globalisering, hybriditeit, diaspora en deterritorialisering.[4]

De wereld is hyperkinetisch geworden en brengt bestaande sociale verhoudingen, tradities, instituties en denkbeelden aan het wankelen, verandert of ondermijnt ze zelfs. We zijn op drift geraakt, ‘nomaden’ geworden of we dit nu op prijs stellen of niet. Belangrijker dan deze feitelijke constatering is de vraag of deze postmoderne conditie wenselijk is. Het zal een verademing en uitdaging betekenen voor degenen die niets moeten hebben van krampachtig vasthouden aan wat voorbij is. Terwijl verstokte conservatieven nostalgische traditionalisten het ongetwijfeld een gruwel zullen vinden. Maar zelfs wanneer onze sympathie uitgaat naar het eerste kamp moeten we op onze hoede blijven en waken voor voorbarig optimisme. Hyperkinetische verhoudingen worden immers moeiteloos ingelijfd en productief gemaakt door een neoliberale politieke economie die normaliseert en standaardiseert.

McDonaldisering

Met een term uit de sociologie van Ritzer wordt dit McDonaldisering genoemd. Daarmee wordt de standaardisering op wereldschaal bedoeld van productie, distributie en consumptie zoals dat bij Amerikaanse fastfood ketens voor het eerst is geformaliseerd en in de praktijk gebracht. Het laat zien hoe het neoliberalisme de globalisering heeft aangegrepen om nieuwe markten te veroveren. Zij stuurt de hyperkinetiek in de voor haar gewenste richting om wereldwijd zaken te doen en bovendien de ideologie van vrijheid en vooruitgang door marktwerking te verspreiden. We zien ook een streven om zich te keren tegen de gevolgen van een snel veranderde wereld. Deze door de feiten achterhaalde terugkeer naar een statisch denken wil identiteiten weer in ere herstellen. Verschillende vormen van politiek, etnisch en religieus essentialisme die bekend staan als populisme, neofascisme en fundamentalisme, voeren een dergelijk achterhoede gevecht. Het hoeft geen betoog dat dit volstrekt onrealistische en soms zelfs kwalijke regressieverschijnselen zijn gevoed door misplaatste nostalgie.
Er zit niets anders op dan een veranderende wereld te aanvaarden met alle gevolgen die daarbij horen en kansen die zij biedt. Daarmee zetten we een kritische houding niet buiten spel. Nomaden of nomadisch denken is een correctief voor persoonlijk en maatschappelijk gedrag dat het feitelijke nomadisme ontkent of misbruikt voor eigen doeleneinden.

Maar wat is een nomadisch denken?

‘Nomadisch denken leidt tot een deconstructie van het statische centrum, dat vasthoudt aan zijn traditionele macht en conventionele normen en waarden. Niet alle nomaden zijn wereldreizigers; de beste reizen kunnen soms plaatsvinden zonder het huis fysiek te verlaten. Het is de ontduiking van bepaalde conventies die de nomadische staat kenmerkt, niet de letterlijke daad van het reizen. In de nomadische subjectiviteit gaat het niet om ‘zijn’ maar om ‘worden’. Identiteit is immers een voortdurend, creatief proces. Het nomadisch subject is geen metafoor voor dakloosheid of gedwongen ontheemding, maar een project dat erop gericht is alle hunkering naar een oorsprong of naar onveranderlijkheid los te laten. Het bouwt een identiteit op die bestaat uit overgangen, verschuivingen en veranderingen, zonder dat er sprake is van een essentiële eenheid.’[5] Braidotti ontleent haar pleidooi voor een nomadisch denken zoals gezegd aan Deleuze. Het westerse denken is volgens Deleuze en andere postmoderne denkers een filosofie van het zijn en de identiteit. Zij is altijd op zoek gegaan naar dat wat onveranderlijk blijft in het onloochenbare vlieten van de dingen, naar de windstilte in het centrum van de orkaan. Dit statische centrum werd vervolgens geïnterpreteerd als fundament dat onontbeerlijk zou zijn voor de wijsgerige theorie en levenskunstige praxis. Of dit nu als idee (Plato), God, Geest (Hegel) of het denkende subject (Descartes) wordt gedacht doet minder ter zake. Wat er wel toe doet is dat dit denken in het teken staat van de representatie. Het zijn kan adequaat gekend en gespiegeld worden in het denkende subject. Deleuze vervangt dit denken als representatie door zijn theorie van de simulacra. Een simulacrum is een zuiver fenomeen dat verschijnt zonder begin, einde of fundament. De totaliteit van alle potentiële en actuele simulacra noemt hij het vlak van immanentie (plan d’immanence). In dit vlak is er geen onderscheid tussen potentialiteit en actualiteit. Het actuele is zwanger van oneindig veel mogelijkheden en elke mogelijkheid is in zeker opzicht al gerealiseerd; virtueel en actueel zijn twee kanten van dezelfde medaille. Het vlak van immanentie bestaat niet uit entiteiten of classificeerbare zijnden maar uit volstrekt unieke van elkaar onderscheiden singulariteiten.

Deleuze [6]

De dynamiek van het vlak leidt pas in tweede instantie, in het denken, tot de vorming van concepten. Hierdoor kan het differentiële worden ‘stollen’ tot discrete zijnden zoals de cartesiaanse ontologische tweedeling van autonome denkende subjecten die op zichzelf staande ruimtijdelijke objecten spiegelen. Deleuze wil vóór deze conceptuele ‘stollingen’ blijven denken en het vlak van immanentie als het radicale buiten trouw blijven. Opdracht van de filosofie is het her-denken van de differentie door voortdurend nieuwe concepten te creëren. Maar het zou een misverstand zijn concepten op te vatten als middel waarvan subjecten zich bedienen om chaos te transformeren tot kosmos. Het is eerder omgekeerd. Alle concepten, dus ook dat van autonome subjecten en objecten die worden gespiegeld, zijn voortgebracht door een differentieel spel. Dit gebeurt zonder reden of doel en ondanks dat deze dynamiek hiermee zichzelf virtueel stillegt. Net zo min als een bijenkorf het initiatief is van bijen, is er hier sprake van menselijk initiatief. Het vlak van immanentie is een verzameling singulariteiten, maar niet als identieke en uitwisselbare punten of plaatsen (topoi), laat staan dat er een bevoorrechte plaats (eutopos) in aanwijsbaar is.

Rizomatisch vertakken

Het vlak is niet hiërarchisch geordend en oorzaak, doel of motivering zijn evenmin op haar van toepassing. Zij is een kolkend en borrelend bellenvat van differenties die zich rizomatisch vertakken zonder ooit tot rust te komen. Het beeld van het rizoom of wortelstok benut Deleuze in plaats van de boom der kennis uit de religieuze en wijsgerige traditie. De boom was al in het mythisch denken een krachtige metafoor om verschillende domeinen zoals onder- en bovenwereld van elkaar te scheiden. In de filosofie maakt Descartes er gebruik van om de verhouding tussen de wetenschappen te visualiseren. De wortels symboliseren de metafysica terwijl de stam staat voor de fysica en de takken voor de overige wetenschappen. In tegenstelling tot de boom en centrale wortelstok is het rizoom een kluwen van netwerken waar het ene netwerk niet fundamenteler is dan het ander. Zij zijn beweeglijk en plastisch en transformeren zich voortdurend. ‘Het rizoom kan op zich de meest uiteenlopende vormen aannemen, vanaf de vertakking en uitbreiding in alle richtingen aan de oppervlakte tot aan de vorm in bollen en knollen.’[7] Het vlak van immanentie woekert rizomatisch naar alle kanten zonder begin of einde, fundament of doel. ‘Een rizoom kan op elke willekeurige plaats gebroken en vernietigd worden; het woekert langs eigen of andere lijnen verder. Je kunt mieren niet uitroeien, omdat zij een dierlijk rizoom vormen waarvan het grootste deel vernietigd kan worden zonder dat het rizoom ophoudt zich opnieuw te vormen.’[8] In het rizoom beweegt het vlak van immanentie zich van virtueel naar actueel en van territorialisering naar deteritorialisering. Dit laatste betekent dat in rizomatische beweging het ongecodeerde wordt gecodeerd en het al gecodeerde gedecodeerd, waarna het weer openstaat voor een nieuwe code (herterritorialisering).

Herterritorialisering

Wanneer Duchamps een urinoir in een museum exposeert deterritorialiseert hij dit object door het van zijn gebruikelijke context los te maken. Maar het wordt onmiddellijk weer geherterritorialiseerd als kunstobject en daarmee bekleed met nieuwe betekenissen. We herhalen dat dit niets heeft te maken met menselijk initiatief. Het is het virtuele veld dat nieuwe betekenissen verleent door ze uit oneindige mogelijkheden naar voren te schuiven en te actualiseren. Nomadisch denken betekent de moed bezitten om te leven in het teken van ontkaderen en herkaderen. ‘De nomade met zijn oorlogsmachine staat tegenover de despoot met zijn bestuursmachine; de extrinsieke nomadische eenheid staat tegenover de intrinsieke despotische eenheid. En toch zijn zij dermate korrelatief of van elkaar doordrongen, dat het een probleem van de despoot is de nomadische oorlogsmachine te integreren, te verinnerlijken, en een probleem van de nomade een bestuursvorm voor het gewonnen gebied uit te vinden.’[9] De nomade voert een permanente strijd tegen regel geleid gedrag en geconsolideerde kaders, maar steeds vanuit het besef dat een zich vestigen in het ‘buiten’ onmogelijk is. Hij blijft onderweg en heen en weer bewegen tussen de kaders en vlak van immanentie.

Geweld of contrageweld

Nomadisme is daardoor ook verbonden met geweld of beter contrageweld. Het keert zich namelijk tegen het geweld van de coderingen die ons beperken en limiteren. Een levenskunst die dit geweld serieus neemt is daarom geen sinecure. Zij is het tegendeel van romantisch dwalen door vreemde, aanlokkelijke plaatsen, wachtend tot het avontuur zich aandient. Zo’n levenskunst is te vrijblijvend. Bovendien is er nauwelijks sprake van betrokkenheid. Het quasi nomadische subject kijkt immers vanaf een veilige afstand naar het landschap dat hij fysiek of geestelijke bereist zonder er zelf door te veranderen of ontwricht te raken. Het nomadische subject zoals wij dat opvatten heeft niets lieflijks maar is intrinsiek gewelddadig.[10] En dat geweld is niet in de laatste plaats tegen haarzelf gericht. Want naast bestaande codes en de ermee corresponderende werkelijkheid ontwricht zij ook haar eigen identiteit als effect van deze codes.

Nomadisch denken en verwondering

We brengen het differentiedenken van Deleuze ter sprake omdat het overeenkomsten vertoont met gedachten die ik heb ontwikkeld in mijn boek Mediale levenskunst (2014) Door dit boek loopt als een rode draad de notie van het medium als omvattende bron (religio) en verbinding (synapsis) tussen conceptuele stollingen. Dit medium is vergelijkbaar met het vlak van immanentie en vereist van onze kant een vernemende en beschouwelijke houding waarin wij geen initiatief voor onszelf opeisen. Zo kunnen we onverwachts overvallen worden door een ervaring waarbij het singuliere of eenmalige dwars door de vanzelfsprekendheid van de dingen heen dringt. Vanzelfsprekend is het algemene waar het eenmalige ondergeschikt is gemaakt aan en gerangschikt onder concepten en categorieën. We hebben dan de pretentie de dingen zo uitputtend te beschrijven dat er niets meer te kennen overblijft. Maar er gaapt een ontologische kloof tussen het singuliere en het algemene, het eenmalige en de herhaling. In de beschouwelijkheid kan deze ontologische differentie ervaren worden door ons open te stellen voor de transversale beweging van het medium. Het ‘object’ van beschouwing is het zo-zijn van de dingen, niet als verwondering over het anders-kunnen-zijn, maar als een ‘samenvallen met zichzelf’ tegen de achtergrond van en gezien vanuit het perspectief van het medium als omvattende bron (religio). Ongeveer zoals voorwerpen pas diepte en reliëf krijgen in het zicht van de horizon.

Synapsis

Anders dan deze ervaring van het medium verwijst het nomadisch denken eerder naar worden dan naar(zo-)zijn. Zij voltrekt een longitudinale beweging die niet lang stilstaat bij het singuliere omdat ze daar te dynamisch voor is.
Het singuliere wordt dan afwisselend opgenomen binnen een conceptueel veld, ondergeschikt gemaakt aan herhaling, en er weer uit bevrijd. Deze overgang en verbinding (synapsis) tussen kaders is dus de tweede manier waarop het medium ervaren kan worden. Beide manieren staan niet los van elkaar. Zonder beschouwelijkheid of verwondering kan de nomade nooit met reizen beginnen, en zonder nomadisch denken zal beschouwelijkheid niet tot zelfbegrip komen. Deleuze vat het nomadisch denken op als een circulaire beweging die gaat van territorialisering over deterritorialisering weer terug naar herterritorialisering. We weten nu wat dit inhoudt. De wijsgerige nomade reist van vocabulaire naar vocabulaire vanuit het besef dat elk vocabulaire tekort schiet als uitdrukking van het differentiële spel van het vlak van immanentie.

Richard Giblett, Mycelium Rhizome, 2009, Collection of the artist, Represented by Galerie Dusseldorf [11]

Zijn denken kent geen rustmoment maar beweegt zich rizomatisch voort tussen verschillende zijnsniveaus. Daarbij ligt het initiatief van de creatie van concepten of vocabulaires niet bij het subject. Maar waarom zouden we moeite doen om zo veel mogelijk concepten te produceren wanneer het initiatief ligt bij het vlak van immanentie? Deleuze antwoordt in navolging van Nietzsche met een vitalistisch argument. ‘Life is difference, the power to think differently, to become different and to create differences. The philosophical ability to think this concept will help us to live our lives in a more joyful and affirmative manner.’[12] ‘The ethics of thinking lies in the opposite direction of reducing difference to common forms; we think when we differentiate.’[13] Het leven, een andere naam voor het vlak van immanentie, parasiteert op zichzelf, is tegelijkertijd zelfbehoud en zelfverlies.

Verwondering

Bij de klimplant die de sapstroom van de boom langzaam afsnijdt is er geen sprake van gescheiden levens maar van één leven dat zich voortstuwt voorbij elke begrenzing en obstakel. Op dezelfde manier moet het nomadisch subject zich volgens Deleuze invoegen in de vitaliteit en dynamiek van het vlak van immanentie, door concepten te creëren en weer af te breken in een proces dat nooit tot een einde komt. De paradox is dat zowel begrenzing als ontgrenzing uitkomst zijn van een differentieel spel. Nomadisch denken is een pleidooi voor een radicale verwondering als oorsprong van ons filosoferen. Oorsprong in de zin van begin (initium) en beginsel (principe). Want verwondering wekt de wijsgerige activiteit niet op om haar vervolgens achter zich te laten. Zij blijft een voortdurende inspiratie van het filosoferen die zij nooit te boven komt. Bovendien zijn in de verwondering beide bewegingen, de transversale en longitudinale, met elkaar vervlochten. Tenminste wanneer we aannemen dat er meerdere ervaringen van verwondering mogelijk zijn die van elkaar verschillen in intensiteit. In de verwondering toont het medium haar twee aspecten: religio of verbinding met een ‘transcendente’, omvattende bron en synapsis of verbinding van het ene kader met het andere. ‘De verwondering is niet een huis waar iemand in kan wonen; het is zelfs geen welomschreven toestand. Het is eerder ontheemd zijn dan thuis zijn… Verwondering is niet iets wat er is, waartoe men langs bepaalde wegen kan inleiden en waarin men zich kan vestigen. Zij moet worden opgewekt.’[14]

Evenals in het nomadisch denken zijn we in de verwondering telkens op weg zonder ooit tot rust te komen. Wanneer de beweging stopt verdwijnt de verwondering om plaats te maken voor de vanzelfsprekendheid en voorspelbare herhaling van hetzelfde. Verwondering is de bron van nieuwsgierigheid en filosofie ‘een radicaliseren van de verwondering naar alle kanten’.[15] Waar antwoorden zijn geformuleerd ontnemen deze aan de verwondering haar bewegingsvrijheid. Zij krijgen dan het stempel van waarheid opgedrukt, waar denken en zijn naadloos op elkaar aansluiten. Heeft kennis zich geconsolideerd dan kan zij een obstakel zijn voor verwondering want zij ‘maakt de vicieuze cirkel van de vanzelfsprekendheid dicht en beschermt die dichtheid.’[16] Het zijn van de dingen heeft echter geen grens maar is onuitputtelijk. ‘Het zijn is de oneindig uitgestelde eindterm van de kennis en daarom kan zij het maar voorlopig en zonder pretenties benaderen.’[17]

Verwondering is in de eerste plaats bewustwording van het anders-kunnen-zijn van de dingen. Het zo-zijn wordt in de verwondering betrokken op het onuitputtelijke anders-zijn of mogelijk-zijn. Juist door de zo begrepen principiële niet-identiteit van de dingen, wordt hun vanzelfsprekendheid aangetast. Er bestaan immers zo oneindig veel actuele en mogelijke perspectieven waarop naar de werkelijkheid gekeken kan worden, dat het van willekeur zou getuigen om een van deze perspectieven te beschouwen als samenvallend met de werkelijkheid zelf.

Zintuiglijke waarneming

Zelfs binnen de zintuiglijke waarneming speelt dit al een rol. Wanneer we een tafel waarnemen zien we een bepaalde vorm en kleur, voelen de textuur die ruw of glad, koel of warm is, en wanneer we erop kloppen horen we een geluid dat hol of solide klinkt. Op het eerste gezicht lijkt hier niets aan de hand te zijn en zal iedereen die de tafel waarneemt, instemmen met de beschrijving die anderen ervan geven. Maar wanneer we de tafel nauwkeuriger observeren merken we dat zij voortdurend verandert afhankelijk van het gezichtspunt. Haar vorm varieert van rechthoek tot parallellogram, de kleur afhankelijk van belichting en lichtinval, de textuur naargelang de kracht waarmee we op de tafel drukken enz. Dé vorm, kleur of textuur van de tafel ontsnapt telkens aan onze waarneming terwijl we toch het bestaan ervan veronderstellen. De werkelijke tafel nemen we nooit waar want zij is een constructie. We leiden haar af uit de verschillende gezichtspunten waaronder zij waargenomen wordt. ‘Wanneer wij in het dagelijks leven spreken over de kleur van de tafel bedoelen wij slechts de kleurindruk die zij maakt op een normale toeschouwer, die de tafel bekijkt vanuit een gewone gezichtshoek en bij een gebruikelijke belichting.’[18] Als de tafel vanuit verschillende menselijke gezichtspunten al anders waargenomen wordt, hoe zou zij er dan uitzien voor een kat, hond of insect? Zowel verwondering als nomadisch denken ontmaskeren de vanzelfsprekendheid en het zo-zijn door een vruchtbare confrontatie met anders-kunnen-zijn. Maar er zijn zoals gezegd in de verwondering gradaties in richting en intensiteit te onderscheiden.

Verwondering als deconstructie van vanzelfsprekendheid door contrast met anders-kunnen-zijn vormt de propedeuse tot een ervaring van het zo-zijn als onuitsprekelijke noodzakelijkheid van haar contingentie.[19] Wat moeten we ons hier bij voorstellen? Aan de minst intense kant van de schaal is verwondering een zich overrompeld weten door de toevalligheid van de zijnden. Daar wordt hun zo-zijn nog afgemeten aan anders-kunnen-zijn. Toch voelt dit zo-zijn al enigszins aan als noodzakelijk, vanwege de oneindig grotere kans van anders- of niet-zijn. Maar deze noodzaak is extrinsiek en staat zo te spreken nog niet op eigen benen.

Noodzakelijkheid en contingentie

Hoe dieper de verwondering in ons doordringt hoe meer dit wel het geval is en noodzakelijkheid en contingentie, zijn en worden geen tegenstelling meer vormen. Verwondering heeft dus een eindterm in de eenheidservaring, ‘in de identiteit van de bloei bereikt de verwondering haar eindterm zonder van zichzelf te vervreemden; dat kan gebeuren doordat zij elke verklaring uitsluit’.[20] Bij verklaringen ligt het initiatief bij ons terwijl de ervaring van het omvattende ons overkomt, zij is een resonantieverschijnsel. We worden erdoor gegrepen, beroerd en ontroerd terwijl dat wat resoneert subject en object overstijgt en beide verenigt. Noodzakelijkheid en contingentie vormen hier geen tegenstelling meer. Natuurlijk verschaffen codes ons eveneens een gevoel van noodzaak. Maar alles is daar zoals het is omdat we er zelf betekenis aan geven. Verwondering, zelfs in zijn minst intense variant, doorbreekt deze tot een specifiek kader beperkte noodzaak, doordat men zich overrompeld weet door de contingentie en het anders-kunnen-zijn. Maar deze verwondering beklijft niet ook al omdat ze van korte duur is. Zij ebt langzaam weg, verdwijnt zonder een spoor achter te laten of vormt de inspiratie voor nieuwe codes. In dit laatste geval ontsnappen we aan de contingentie en de angst voor het ongewisse door de werkelijkheid nogmaals als noodzakelijk te denken maar nu vanuit een andere code.

Eenheidservaring

In de eenheidservaring is er een niet nader te conceptualiseren overtuiging dat de contingentie van de dingen ook een noodzakelijke is. Er is sprake van een gevoelde noodzaak en noodzaak van het gevoel. De contingentie wordt niet, zoals bij de verwondering als beginterm, afgemeten aan het anders-kunnen-zijn, maar betrokken op de noodzakelijkheid van het medium en het mediale gebeuren. En omdat deze noodzakelijkheid nooit tot begrip kan worden gebracht, blijft de verwondering bestaan ‘zonder van zichzelf te vervreemden’. Dit is een belangrijk verschil met Deleuze. Zijn denken is een lofzang op de ontmanteling van oude en versleten concepten en het creëren van zoveel mogelijk nieuwe. Conceptuele ascese en vraatzucht spelen bij hem haasje over opdat de vitaliteit en virtualiteit van het vlak van immanentie in ons kan blijven vloeien. De inspiratie is Nietzscheaans waardoor er geen ruimte is voor een gevoelde noodzaak van de contingentie. Bij Deleuze bestaat er alleen contingentie. Hij plaatst het mediale en de culturele codes in een eendimensionaal vlak van wat hijzelf zijn radicaal empirisch denken noemt.

Nomadisch denken en interculturele levenskunst

mediale levenskunst

Fysieke reizen kunnen metaforen zijn voor het nomadisch denken en uitingen van een in ruimte en tijd belichaamd verlangen naar het medium. Door de eigen cultuur achter te laten om nieuwe culturen te leren kennen, kunnen zo-zijn en anders-zijn met elkaar interfereren. In de spiegel van de ander leren we onszelf pas kennen. Zo vertelt Kapuscinski dat hij zich voor het eerst realiseerde dat hij een blanke was tijdens zijn reizen door Afrika.[21] Nomadisch denken is echter ook mogelijk zonder op reis te gaan. ‘Maar de nomade is niet noodzakelijk iemand die beweegt, er bestaan reizen ter plaatse, reizen aan intensiteit, en zelfs historisch zijn de nomaden niet degenen die zich op de wijze van land verhuizers bewegen, maar integendeel degenen die niet bewegen en slechts nomadiseren om op dezelfde plaats te blijven, terwijl ze aan de codes ontkomen.’[22]

Geestelijke activiteit

Dit denken is in de eerste plaats een geestelijke en geen fysieke activiteit. Aan fysiek reizen kleeft bovendien een aantal gevaren waardoor zij het nomadisch denken eerder belemmert dan stimuleert. Zo kan men het anders-zijn van vreemde culturen gaan idealiseren of omgekeerd de onbekende ander gelijkmaken aan wat ons bekend en vertrouwd is. Deze gevaren worden in de hand gewerkt door commerciële belangen en de felle concurrentiestrijd om de beheersing van mondiale markten. Maar er zit nog iets anders achter dat dieper gaat dan hebzucht en het streven naar economische macht namelijk angst. Om deze angst te neutraliseren worden in de toeristenindustrie exotische oorden veranderd in vooruitgeschoven posten van de westerse wereld. Vreemde tradities en gebruiken worden behapbaar gemaakt voor onze gulzige en nieuwsgierige blikken en de infrastructuur aangepast aan onze behoefte aan het vertrouwde.

Het vreemde andere

Bij de meest in het oog springende aanpassingen kunnen we denken aan shopping malls waar westerse merkproducten worden verkocht, grote hotelketens, restaurants, cafés en megadiscotheken die zich nauwelijks onderscheiden van die in het thuisland. Men heeft het kloppende hart uit het vreemde andere weggesneden en het onschadelijk gemaakt. En dat wat niet assimileerbaar is hebben we verdreven naar de periferie. Zonder ons ongemakkelijk te voelen of aan gevaar bloot te hoeven stellen kunnen we er eventueel dagtochten ondernemen. Want we verlangen ook naar avontuur. Dit is de merkwaardige dubbelheid waarvan we het slachtoffer van zijn. We verlangen naar het onbekende maar zijn nauwelijks bereid het oude en vertrouwde achter ons te laten; we zijn nieuwsgierig maar tegelijkertijd bevreesd. Net als Odysseus laten we ons aan de mast van de boot vastbinden om het gezang van de sirenen te kunnen horen zonder dat we gevaar lopen erdoor betoverd en gedood te worden.

We willen het andere ervaren maar altijd op onze voorwaarden en op veilige afstand. Verlangen naar het andere van onszelf en gelijkmaking gaan hand in hand. Natuurlijk zijn er altijd reizigers die wel de moed hebben zich zonder voorbehoud over te geven aan het onbekende en onbevreesd zich nieuwe gebruiken, codes en taalspelen eigen willen maken. Iemand als de ontdekkingsreiziger en oriëntalist Richard Burton is daar een voorbeeld van. Met speels gemak maakte hij zich taal en gewoonten eigen van de vele culturen waarmee hij in aanraking kwam. Dit volledig opgaan in de ander verschafte hem bovendien een nieuw perspectief van waaruit hij zijn eigen door een strenge Victoriaanse moraal gedomineerde tijd, kon kritiseren.

Een consequent doorgevoerd nomadisch denken heeft gevolgen voor een laatmoderne mediale levenskunst. De nomadische stijl kan ingezet worden tegen een hiërarchisch en privatief denken dat kenmerkend is voor het westerse denken. Hierbij wordt uitgegaan van binaire tegenstellingen waarbij de ene pool van de tegenstelling wordt ondergewaardeerd en gedefinieerd in termen van de ander. Bij tegenstellingen als man-vrouw, geest-lichaam, rede-emotie, westers-niet-westers is dat zonder meer duidelijk. ‘In deze geschiedenis is ‘differentie’ nauw verbonden met relaties van overheersing en uitsluiting, waarbij ‘verschillen van’ degene die de dominante pool vertegenwoordigt, in feite betekent ‘minder waard zijn dan’.[23] Dit betekent niet dat we differenties of verschillen negeren of bewust willen opheffen, maar wel dat ze niet meer hiërarchisch en privatief gedacht mogen worden. Tegenstellingen staan ook minder onverzoenlijk tegenover elkaar daar ze eenzelfde discours of betekenisveld delen. Zo ontleent het begrip ‘man’ zijn betekenis onder andere aan het begrip ‘vrouw’. Binaire concepten zijn ‘vloeibaar’, met elkaar verweven en geen in zichzelf besloten semantische eenheden. Nogmaals, het gaat in het nomadisch denken niet om het wegmoffelen van verschillen, integendeel. ‘De bevrijding van het verschil of het ‘anders zijn’ uit de dialectiek van ‘hetzelfde’ is een postmoderne verworvenheid… een motor om door en voorbij de ‘postmoderniteit’ te gaan en verantwoordelijkheid te nemen voor onze manier van denken in de eenentwintigste eeuw.’[24]

Differentiedenken en identiteitsdenken

Verschillen hebben hun geschiedenis en staan niet eens en voor altijd vast. Een nomadisch denken houdt deze historische bepaaldheid steeds voor ogen en toont daarbij overgangen, dwarsverbanden en interferenties. ‘Om essentialisme te voorkomen…is het noodzakelijk om bewust te zijn van de historische en maatschappelijke gebondenheid waar vanuit men spreekt.’[25] Vanuit een libidinale economie kunnen we ons afvragen wat de reden is dat we telkens weer terugvallen in identiteitsdenken en waarom ons verlangen zich richt op de bestendiging van veranderlijke concepten en kaders. Wellicht is dit verklaarbaar vanuit het besef dat datgene waarop we ons richten niet is wat we denken dat het is. Er blijkt een misverstand en een begoocheling in het spel te zijn waarbij het verlangen zich richt op het verkeerde en ontgoocheld achterblijft. Object van verlangen is het absolute, het onveranderlijke dat zich onttrekt (ab-solvere) aan ruimte en tijd. Omdat we dit in het hier en nu nergens aantreffen, richt de begeerte zich op de door ons in het leven geroepen instituties, ideologieën en culturele codes die een schijn van onveranderlijkheid bezitten.

Er is historisch gezien zo’n lange weg afgelegd waarin ze tot stand zijn gekomen dat we ze niet meer herkennen als contingent en als producten van onze eigen vindingrijkheid. We promoveren ze tot onveranderlijke essenties waarop ons verlangen naar bestendigheid zich kan richten. Alleen een door het nomadisme en medium geïnspireerde levenskunst kan hier uitkomst bieden. Een permanente bewoning van het medium is niet mogelijk maar nomadische levenskunst kan de mediale ruimte wel her-denken en trachten open te houden. Dit herdenken houdt in dat we door een creatief proces kaders als toneeldecors opbouwen en weer afbreken in plaats van er krampachtig aan vast te houden. Wat onze visie op het nomadisch denken onderscheid van die van Deleuze en Braidotti is dat we niet alleen een transcendentale (synapsis) maar ook transcendente (religio) interpretatie geven van het medium. Het synaptische medium is de transcendentale voorwaarde voor de proliferatie van vocabulaires.

Kaders en ‘grondeloos vertrouwen’

Het is de omvattende ruimte waarin de mogelijkheid is gegeven dat kaders naast elkaar bestaan en elkaar afwisselen. Het synaptische medium kan afgeleid worden uit een reflectie op wat regel-geleid gedrag vooronderstelt. Kaders en regels blijken uiteindelijk ongefundeerd en grondeloos te zijn. Wanneer dit niet het geval was dan zouden we vervallen in een oneindige regressie. Maar kaders hangen ook weer niet in het luchtledige niets. Er moet ‘iets’ zijn dat het mogelijk maakt dat ze verschijnen en verdwijnen, dat we ze kunnen evalueren, kritiseren en overstappen van het ene naar het andere. Dit ‘iets’ is het omvattende medium dat haar wortels heeft in een ‘grondeloos vertrouwen’ (Duintjer).[26] Het verklaart eveneens waarom we niet restloos opgaan in de codes die ons stempelen. We staan namelijk altijd virtueel met een been in het medium en dus gedeeltelijk buiten alle kaders en codes. Het medium als religio is de ‘transcendente’ voorwaarde van kaders. Zij is de wonderbaarlijke bron van zijn en niet-zijn en ‘toont’ zich in de ervaring die Huxley en andere mystici beschrijven. Gedurende deze ervaring staan we met twee benen in het omvattende en kijken van daaruit naar actuele en mogelijke kaders.

Kader en medium, noodzakelijkheid en contingentie blijken dan twee aspecten van hetzelfde te zijn. Bij Deleuze gaat het er alleen om dat wij waterpas zijn met het vlak van immanentie en haar dynamiek en vitaliteit door ons voelen stromen. Dit is wat wij het synaptische hebben genoemd. Voor de ervaring van het medium als religio of de grondeloze grond voorbij worden en zijn, heeft hij geen oog. Een op het nomadisch denken gebaseerde levenskunst mag in haar beweeglijkheid en conceptuele creativiteit deze grondeloze grond nooit vergeten. Voor degenen die door haar zijn aangeraakt zal deze waarschuwing overbodig zijn. Want het medium als religio is geen hypothese of wijsgerig idee maar een overweldigende ervaring, die bovendien blijvende gevolgen heeft voor levenskunst, ethiek, politiek en libidinale economie. We ervaren het medium dan als onvoorwaardelijke bron van empathie, gemeenschapszin en altruïsme voorbij egocentrisme of vanuit de samenleving opgelegde saamhorigheid. Zulke gevolgen kan het medium als synapsis niet bewerkstelligen. Beide bewegingen, zowel de longitudinale als de transversale, zullen in de levenskunstige praxis gelijk op moeten gaan. De eerste beweging houdt volgens Braidotti cultivering in van multidisciplinariteit, pluraliteit en veeltaligheid. Want naast het afwisselen van maatschappelijke kaders en persoonlijke vocabulaires kunnen we ze ook met elkaar laten interfereren door dwarsverbindingen aan te brengen. Dit heeft therapeutische en libidinaal economische relevantie, want het behoedt ons voor behoudzucht en verabsolutering van dat wat relatief is. Het maakt ons beweeglijker en meer flexibel.

Perspectieven waarop we naar de wereld kijken

Tegelijkertijd vermeerderen we het aantal perspectieven waarop we naar de wereld kijken. We voegen meer kleur en variatie toe aan het leven, maken haar rijker en daardoor nog verwonderlijker. Maar met deze uitbreiding van het aantal perspectieven mogen we nooit uit het oog verliezen dat de som van alle actuele en mogelijke gezichtspunten zelfs niet in de buurt komt van het medium als religio of wonderbaarlijke bron van zijn en niet-zijn.

bron: [27]

Wat betekent dit voor een interculturele levenskunst in een steeds meer geglobaliseerde wereld? Zoals we hiervoor hebben gezien opent globalisering nieuwe perspectieven en kansen maar houdt ook gevaren in. Want contact met andere culturen kan leiden tot twee antagonistische houdingen: verabsolutering of relativering van het eigene en bekende. In het eerste geval trekt men zich terug binnen de veilige omheining van het zelfde met uitsluiting van het vreemde en onbekende. De tweede houding is er een van openheid en wordt mooi verwoord door de nu bijna vergeten existentialist Gabriel Marcel:

Uit eigen ervaring weet ik dat er een onweerstaanbare aantrekkingskracht kan uitgaan van een onbekende, die je bij toeval ontmoet en ingesleten perspectieven omkeert zoals een windvlaag het toneel van een set omver kan blazen — wat ooit dichtbij leek wordt iets wat ver weg lijkt en wat ver weg was komt heel dichtbij.[28]

Van de ontmoeting met de ander kan een grote aantrekkingskracht uitgaan, maar zij is niet zonder risico daar we onze identiteit op het spel zetten. De meest voorkomende reflex is deze te willen beschermen door een strategie van verabsolutering en uitsluiting. Dit zien we bij minderheidsgroepen die hun identiteit en cultuur benadrukken onder de al dan niet verbeelde druk van een dominante meerderheid. Dit mechanisme werkt ook omgekeerd. Want uit angst voor de vreemde ander worden culturele normen, waarden en tradities van de meerderheid opgewaardeerd en uitvergroot. De opleving van nationalisme en populisme zijn daar bekende voorbeelden van. Maar angst is een slechte raadgever. Een betere strategie is proberen gevoeligheid te ontwikkelen voor andere culturen die evenzoveel perspectieven zijn waarop naar de werkelijkheid wordt gekeken. Bovendien opent zich doorheen deze verschillen een zicht op het transculturele. Want de ander is minder vreemd dan we op voorhand denken.

Transculturele en culturele bemiddeling

Er bestaan naar onze opvatting twee soorten bemiddeling, een transculturele en culturele. Transculturele bemiddeling heeft betrekking op de mens als soort en is een antropologische constante. Zo delen mensen een epistemologische uitrusting die de werkelijkheid structureert langs tijdruimtelijke coördinaten en onderwerpt aan logische wetten en causaliteit.[29] Elke cultuur kijkt vanuit deze structuren naar de wereld, alleen de wijze waarop er inhoud aan wordt gegeven varieert. Deze inhoudelijke bemiddeling is cultuurbepaald. Zo is de beleving van tijd, ruimte en causaliteit in traditionele culturen anders dan in moderne geseculariseerde samenlevingen. Culturele bemiddeling is daarmee een bemiddeling van de tweede orde.

Het is een fijnmazig ideologisch, cognitief en affectief raster dat aan het grovere raster van de transculturele bemiddeling wordt toegevoegd. Beide soorten bemiddeling zijn met elkaar verweven. Zij tonen ons echter niet de werkelijkheid zoals die op zichzelf is, maar zoals die is voor ons. Toch bestaat er wel degelijk een onbemiddelde werkelijkheid maar die is niet conceptualiseerbaar. Het is het medium of ‘tussen’ als open ruimte en voorwaarde dat er überhaupt sprake kan zijn van bemiddeling. Dit is het tweede opzicht waaronder het transculturele verschijnt in ons contact met andere culturen. Interculturele levenskunst zou de opmaat moeten zijn naar deze ruimte die culturen bindt en verbindt. Verbinding is hier het sleutelwoord want verbinding betekent openheid, empathie, tolerantie, geweldloosheid en meerstemmigheid, niet als een lijst van te gehoorzamen geboden maar als een geleefd besef vanuit een gedeelde mediale ervaring. Tegenstellingen zoals relativisme-absolutisme, het universele en particuliere kunnen zo overwonnen worden. Bovendien hebben we daarmee een criterium in handen waarmee we de ‘waarde van culturen’ kunnen beoordelen. Want in de mate waarin culturen van het medium afwijken, zullen ze hun eigen identiteit benadrukken ten koste van de ander.

  • Bakewell, S., De existentialisten, Utrecht, 2016
  • Bolle, E., Macht en verlangen. Nietzsche en het denken van Foucault, Deleuze en Guattari, Nijmegen, 1981
  • Braembussche, A. van den Postmodernisme een intertekstueel woordenboek, Budel, 2007
  • Braidotti, R., Op doorreis. Nomadisch denken in de 21e eeuw, Amsterdam, 2004
  • Colebrook, C., Gilles Deleuze, Londen/New York, 2005
  • Deleuze, G., Nomaden-denken, Nijmegen, 1981
  • Deleuze, G., F. Guattari, Rizoom, Utrecht, 1998
  • Kafka, F., Verzameld werk, Amsterdam, 1987
  • Kapuscinski, R., De Ander, Amsterdam, 2009
  • Kesel, M. de, Ze komen zonder noodlot, zonder motief, zonder ratio. ‘Nomadisme’ in Deleuze en in het deleuzisme, De Witte Raaf, 2006
  • Rizzuto, G., Mediale levenskunst, een interculturele polyloog, Brussel, 2014.
  • Russell, B., Problemen der filosofie, Amsterdam, 1967
  • Verhoeven, C., Inleiding tot de verwondering, Baarn, 1967

[1] Nomadisch denken is een herschreven hoofdstuk uit ‘Mediale levenskunst, een interculturele polyloog’, Giovanni Rizzuto, Brussel, 2014.
[2] R. Braidotti, Op doorreis. Nomadisch denken in de 21e eeuw, Amsterdam, 2004
[3] Bron: nomadisme-photographique
[4] Hybriditeit betekent ‘mengvorm’ en wordt in het postmoderne denken ingezet tegen vormen van essentialisme zoals die gebaseerd zijn op ras, geslacht of religieuze identiteit. Diaspora verwijst naar de globale migratiestromen en volksverhuizingen die ons dwingen begrippen als volk, natie, culturele identiteit enz. te herdefiniëren. Deterritorialisering is een begrip uit het denken van Deleuze en duidt een beweging van decodering aan, het zich ontdoen van specifieke codes die gelden binnen een bepaald kader (Zie A. van den Braembussche, Postmodernisme een intertekstueel woordenboek, Budel, 2007 en hieronder).
[5] R. Braidotti, Op doorreis. Nomadisch denken in de 21e eeuw, Amsterdam, 2004, pp. 69, 72.
[6] Bron: http://partiallyexaminedlife.com/2013/05/14/ep76-deleuze/
[7] G. Deleuze, F. Guattari, Rizoom, Utrecht, 1998, p.37.
[8] G. Deleuze, F. Guattari, Rizoom, Utrecht, 1998, p.43.
[9] G. Deleuze, Nomaden-denken, Nijmegen, 1981, p. 61.
[10] Zie ook M. de Kesel, Ze komen zonder noodlot, zonder motief, zonder ratio. ‘Nomadisme’ in Deleuze en in het deleuzisme, De Witte Raaf, 2006.
[11] Bron: http://www.rizoombv.nl/rizoom/rizoom-/46
[12] C. Colebrook, Gilles Deleuze, Londen/New York, 2005, p.13.
[13] C. Colebrook, Gilles Deleuze, Londen/New York, 2005, p 37.
[14] C. Verhoeven, Inleiding tot de verwondering, Baarn, 1967, p. 15.
[15] C. Verhoeven, Inleiding tot de verwondering, Baarn, 1967, p. 13.
[16] C. Verhoeven, Inleiding tot de verwondering, Baarn, 1967, p. 19.
[17] C. Verhoeven, Inleiding tot de verwondering, Baarn, 1967, p. 27.
[18] B. Russell, Problemen der filosofie, Amsterdam, 1967, p. 11.
[19] Er zijn meerdere definities van noodzakelijkheid maar doorgaans verwijst het naar een object, eigenschap of toestand waarvan het tegengestelde onmogelijk kan bestaan of worden gedacht. Is dit wel het geval dan spreken we van contingentie.
[20] C. Verhoeven, Inleiding tot de verwondering, Baarn, 1967 p. 180. Verhoeven verwijst hier naar de dichtregels van Angelus Silezius ‘Die Ros ist ohn Warum, sie blühet weil sie blühet’.
[21] R. Kapuscinski, De Ander, Amsterdam, 2009, p. 55.
[22] G. Deleuze, Nomaden-denken, Nijmegen, 1981, p.62.
[23] R. Braidotti, Op doorreis. Nomadisch denken in de 21e eeuw, Amsterdam, 2004, p.51.
[24] R. Braidotti, Op doorreis. Nomadisch denken in de 21e eeuw, Amsterdam, 2004, p.24.
[25] R. Braidotti, Op doorreis. Nomadisch denken in de 21e eeuw, Amsterdam, 2004, p.59.
[26] Zie ook G. Rizzuto, G., Mediale levenskunst, een interculturele polyloog, Brussel, 2014, H. 8.
[27] Bron: Deel kaft van Truth a guide van Simon Blackburn
[28] Geciteerd in S. Bakewell, De existentialisten, Utrecht, 2016, p. 159.
[29] Andere antropologische constanten zijn het bewustzijn te leven in een gebroken werkelijkheid (subject-object), behoefte aan zingeving, fase- en symboolgevoeligheid en verschillende capabilities(Nussbaum) zoals spelen, humor, vriendschap, gemeenschapszin enz.

Avatar foto

studeerde aan de UvA filosofie, theologie en Sanskriet met uitstapjes naar cultuur- en kunstgeschiedenis. Tijdens een lang verblijf in Spanje (Barcelona, Menorca) ontstond de drang hoofdarbeid met handenarbeid in balans te brengen. Als autodidact legt hij zich toe op het maken van sculpturen, tekeningen, schilderijen en collages. Later komen daar nog experimenten met digitale kunst bij.