Marianne H.B. van Halewijn
9/10 augustus 2020
Ik zou zo graag ― een wolkje willen zijn
Ik wou dat ik een wolkje was
een kleine witte cumulus
nu eens zwellend tot bolvormig
dan weer stijgend tot onzichtbaar
voor alle mensenogen
Maar ik blijf, steeds
sneller drijf ik met de wind mee
hoog en hoger, koud en kouder
totdat ik verhard van binnen
en mijn scherpe ijskristallen
zich gaan hechten aan
andere bevroren waterdamp
nu heb ik macht, nu ben ik sterk
ik was klein maar samen
kan ik meedoen met de rest
we worden allengs zwaar
grijs en donker dreigt de lucht
er komt sneeuw of hagel
met misschien wel onweer
harde donderslagen
alle mensen worden bang
ik schrik, ach nee dit is niet
wat ik eerst had verwacht
ik was nog jong en onbevangen
kon niet weten dat de wind
altijd baas is van het weer
ik zou liever anders ―
was ik maar een nietig veertje
dan werd ik zeker ook bewogen
op de luchtstroom hoog en hoger
dan weer lager heel alleen
maar toch bleef ik zacht en kon
lang stil en langzaam zweven
maar stel je voor
misschien kwam er wel regen
werd ik zwaar en nat en
ging plakken op de straat en
werd ruwweg overreden
geen mens zou me herkennen
nee, dat is ook niet wat ik wil
Al mijn wensen blijken
onvolkomen, kinderlijke dromen
die mij toch wat deden rijpen:
het lijkt me wijzer als ik voortaan
heel gewoon mijzelf wil zijn.