Ik beweeg dus ik ben

0

The art of moving: organisaties en teams letterlijk in beweging brengen

Hans Jansen

Wijsheidsweb, 2018-12 (Bewerkt essay “Begeleidingskundig Handelen”, fase 3 van de masteropleiding Begeleidingskunde (MHOB))

Van fenomenologisch maar fysomenologisch

Aanleiding

Staan en duiden

De context voor deze beschouwing over de waarde van Martial Arts voor begeleidingskunde is een handelingsonderzoek in de Zuidwester, een organisatie in Zuid-Holland, Zeeland en West-Brabant, die er wil zijn voor kwetsbare burgers, kinderen en volwassenen die met enige hulp zelf hun weg in het leven kunnen vinden.

Theoretische fundering: Geen woorden maar daden

In onze maatschappij wordt veel nagedacht, geschreven en gesproken — onze logos — als het gaat om lichamelijke, sociale, psychologische en emotionele thema’s. Er wordt pratend, schrijvend en reflecterend gezocht naar geheimen en de diepere lagen van iemand — onze mythos — om iets aan te raken wat in eerste instantie niet aangeraakt wil worden. Opvallend is dat we in onze taal spreken over geraakt worden — onze pathos — terwijl juist dat aanraken een probleem kan zijn. Ons lichaam lijkt zich steeds meer te distantiëren van onze geest en zich zo te ontwikkelen tot een vervoersmiddel voor onze hoofden.

De meerwaarde van het fysieke contact met de ander

Het essay “Mag ik je aanraken” (Jansen, 2017) is vooral een pleidooi voor de meerwaarde van het fysieke contact met de ander. Voordat mensen, teams en organisaties zo ver zijn, zit er nog een fase voor, namelijk:

“Goed contact met de ander vereist eerst een goed contact met jezelf.”

Hieronder citeer ik enkele delen van het essay “Mag ik je aanraken” (Jansen, 2017). Ik ben van mening dat juist de fysieke component van grote waarde kan zijn. Ons fysieke lichaam zegt namelijk veel meer over onze innerlijk wereld dan we denken.
Kunneman (2015) zegt dat zichtbaar is hoe mensen zijn gevormd aan hun uiterlijk en in hun gezicht. Hun vorming is nog duidelijker zichtbaar in fysiek contact met de ander. In het contact en de aanraking van elkaar zal het lichaam onthullen (lichaamstaal) wat niet zomaar onthuld wil worden.

De waarde van het spel en speelruimte

“In het spel heb je feitelijk waarneembaar gedrag waarover je kunt praten”, zoals ook Wierdsma zegt (2011). Om te handelen, te doen en in actie te komen hoef je het niet met elkaar eens te zijn. Je zorgt voor een tijdelijke werkbare overeenstemming om te handelen. Net zoals de spelregels in een spel. Geen consensus maar consent (toestemming). Niet mee eens, maar het best haalbare en ik kan ermee uit de voeten. Niet de neuzen dezelfde kant op, maar de handen dezelfde kant op. Daarnaast neem je in het spel jezelf mee inclusief je eigen waarden en identiteit. In het samen (fysiek) spelen kan zo een gezamenlijke identiteit ontstaan.

In 1988 publiceerde Ted Troost, haptonoom en fysiotherapeut van onder andere topsporters zoals schaatser Hein Vergeer, het boek “Het lichaam liegt nooit”. Hij beschrijft hij hoe direct contact ontstaat door aanraking, met de bedoeling bij emotionele blokkades uit te komen, het genezen door de (fysieke) ontmoeting.

Michiel de Ronde (Ronde, 2015) spreekt over speelruimte tussen mensen, teams en organisaties. In het spel kun je dingen laten zien die anders niet zo makkelijk boven tafel komen. In het spel wordt niet normatief verkend. Praten is in spelen niet (of minder) nodig. Bovendien kun je ook even uit een spel stappen en van afstand kijken en reflecteren en daarna weer meedoen. Ook Michiel erkent het fysiek contact maken, hij zegt hierover: ‘Menselijke waarneming is ook het emotioneel beleven van sensomotorische prikkels’ (Ronde, 2015 p. 162).

Het inspannen (bewegen) en ontspannen (loslaten van oude structuren) in het spel gebruik ik binnen mijn begeleidingskundige interventies die verderop worden beschreven.

Een oosterse visie op de verhouding lichaam — geest

Lao Zi vertrekt uit China[1]

In het oosten lijkt er meer vanzelfsprekendheid te zijn tussen lichaam geest. De invloed van lichaam en geest op elkaar is meer op handelen gericht en ze gaan ervan uit dat ze gelijk zijn aan elkaar. Het een kan niet zonder het ander.
De beperking van taal komt mooi tot uiting in deze spreuk:

“Degene die spreken begrijpen niet, degene die begrijpen spreken niet.”

Lao Zi (604-507 BC)

Vanuit de psycho-fysieke trainingsmethodiek “Rots en Water” (2004) is de stelling dat het lichaam en geest elkaar wederzijds even sterk beïnvloeden. Ook in mijn essay geef ik hier voorbeelden van. Het R&W-perspectief is er voor mensen die moeten bewegen om te kunnen denken/leren, net als Gillian Lynn, het meisje dat moest dansen om te kunnen denken (Robinson, 2012). De R&W-methodiek gaat ook uit van de fysieke verbinding met de ander. Het aanraken van de ander en het aangeraakt worden door de ander is hier een manier om tot betekenis, reflectie en diepere lagen te komen.

Karate en Tai-Chi

In mijn karate en Tai-Chi handel ik met mijn lichaam. Soms gebruik ik oosterse verhalen, metaforen en metonymieën die vaak te maken hebben met handelen, doen, actie, stilte (niet spreken), etc. Ook hierin wordt de rol van het handelen en de “doe-theorie” van Wierdsma als van een hogere orde gezien dan de taal.

Fysiek corrigeren is in de Martial Arts een belangrijk middel om tot diepere lagen te komen. Er wordt niet woordelijk aangegeven wat de leraar, de Sensei, ziet en voelt, maar hij doet voor of laat voelen wat hij waarneemt. Dat gebeurt bijna altijd door middel van aanraking. In Martial Arts is blind vertrouwen, dichtbij komen, contact maken zowel het middel als het doel.

Miyamoto Musashi[2]

“Niemand heeft Martial Arts geleerd door er een boek over te lezen.”

Musashi Miyamoto (1584-1645)

Martial Arts in begeleiding

In mijn 30 jaar ervaring als trainer, begeleider, coach, trainer en leraar, heb ik ontdekt dat het lichaam zich moeilijk laat verhullen. Het lichaam liegt nooit (Troost, 1988). Ik maak meestal lichamelijk contact met teamleden, cursisten, leraren en anderen. Dit leidt zelden tot rare of ongemakkelijke situaties. Ook mijn lichaam liegt niet en als ik een lichamelijk aanraakoefening met teamleden of cursisten heb of een knuffel geef, dan is het duidelijk dat dit gebeurt vanuit compassie en met de juiste intenties. Als martial arts beoefenaar ben ik ook gewend om d.m.v. het lichaam, reflectief, te ontdekken welke psychologische en emotionele thema’s er onder mijn eigen lichaam(sbeweging) spelen.

Door middel van spel en oefeningen zorg ik ervoor dat de mensen contact maken met zichzelf en met elkaar. Met fysieke oefeningen wordt er gehandeld en “gedaan”, contact gemaakt en ontstaat de speelruimte om te kijken en te voelen waar het spannend wordt, waar we van weg willen blijven, “de plek der moeite”. Je komt hier in de moerassigheid van Kunneman en op de plek der moeite van Wiersdma (2011):

“Als je denkt dat je het begrijpt dan begrijp je het zeker niet.”

Er ontstaat beweging en mensen worden bewogen (Baart, 2011), zowel fysiek als emotioneel. Belangrijk is hierbij wel dat je mag uitproberen (schooieren) en oefenen (Coenen, 2009), waarvoor het spelen met ons lichaam en met elkaar een goede vorm kan zijn.
Het begrijpen komt later.

Psychologie van Push Hands, de interventie in de praktijk

Hippocrates zei al dat bewegen het beste medicijn was en Nietzsche zei dat alle echte grote ideeën tot stand komen door te bewegen.

Ik wil de teamleden meenemen in het spelend bewegen, contact maken met zichzelf, ontspannen, bewegen, grenzen aangeven (in plaats van grenzeloze zorg voor de ander) en omgaan met weerstand van de ander. Net als in de martial arts betreden we de creatieve- en speelruimte, de Dojo. Met fysieke oefeningen in fysiek contact ontstaat de speelruimte om te zoeken naar de plek der moeite en de plek der vreugde, en ontstaat beweging en bewogen worden. Fundamenteel is dat we eerst uitproberen, schooieren en oefenen. Het begrijpen komt later wel.

Vandamme heeft het over ontwikkelingsgericht coachen in de ontwikkelcirkel (Vandamme, 2013). Vandamme spreekt hier van de transitionele ruimte, het overgangsgebied tussen “binnen en buiten”. Michiel de Ronde spreekt van het spel of de speelruimte (Ronde, 2015). In de cirkel en in het samen fysiek spelen en elkaar aanraken ontstaat een gezamenlijke identiteit. De spelers voegen iets toe in de overgangsruimte van het spel en er ontstaat een gemeenschappelijke relationele werkelijkheid en identiteit.

Drie oefenvormen

De onderstaande drie interventies of spel-/oefenvormen zijn bedoeld om contact te maken met het lichaam, de intuïtie en de ander. Het nadenken, het hoofd of de logos wordt even op een laag pitje gezet. De oefening kan ook helpen om systeemtheoretische principes van het teamproces, zoals eerder is beschreven, te zien, ervaren en voelen.

De interventies hebben in de praktijk eenzelfde dynamiek en ik volg hier drie basisregels (overtuigingen) die in het speelveld zijn: “Het lichaam liegt nooit”. Zoals de mens is zo beweegt hij, zoals de mens beweegt zo is hij. Gedrag wat zich openbaart in de oefening is gedrag wat zich ook in andere situaties openbaart.

Rol van de begeleider

Mijn identiteit als fysiek en lichamelijk persoon is voor een groot deel gesocialiseerd door mijn Martial Arts opleiding en ervaring van ruim 30 jaar. Ik durf mij ook te laten raken en kwetsbaar op te stellen. Ik ben provocatief, ik maak graag lichamelijk contact en breng ze soms kort uit evenwicht. Vanuit mijn mensbeeld en spiritualiteit zie ik iedereen en alles als onderdeel van de natuur en het universum zoals de Taoïsten dat doen. Ons lichaam is de basis van ons bestaan, zoals Maslov laat zien in zijn behoeftepiramide en onze primaire en dierlijke patronen/driften zijn dominant.

De drie oefeningen worden praktisch beschreven, direct gevolgd door de achterliggende principes en het wordt afgesloten met een reflectie over de uitgevoerde oefeningen binnen de verschillende teams. De meest bijeenkomsten zijn opgenomen met de laptop en van het beeldscherm is bij elke oefening een foto gemaakt die de oefening illustreert.

Bij de start van deze oefeningen geef ik aan dat ik niet alles weet en ook niet de antwoorden op hun vragen heb. Ik leg uit dat ik buiten de vaste patronen om, met de teamleden op zoek ga naar onderliggende principes en patronen die een aangrijpingspunt kunnen zijn voor antwoorden, veranderingen of verbeteringen.

Ik benoem altijd mijn achtergrond als Martial Arts leraar die ik als een soort derde partij (Ronde, 2015 p.160) in wil brengen om in beweging te komen.

Push-Hands I: Contact met jezelf en bewegen

We staan in een kring met onze voeten op de grond/aarde, we voelen de voeten, benen, knieën, heupen, rug, buik, schouders, armen, handen, nek en hoofd.

We leggen onze handen op de buik en maken zo contact met de ademhaling in onze onderbuik waar de intuïtie (onderbuikgevoel) zit. We maken contact met de aarde waarop we leven en maken contact met ons lichaam en onze intuïtie. Na wat gelach, gegiechel en opmerkingen blijf ik gewoon staan en geef ik met zachte stem mogelijkheden om het ongemak er te mogen laten zijn en toch langzaam bij zichzelf te komen.

Staan en uitnodigen

De ander zien bewegen

Na verloop van tijd lukt dit en oefenen we het contact houden met onszelf tijdens het uitvoeren van bewegingen. De handen bewegen langzaam en ontspannen omhoog tot schouderhoogte en dan drijven ze opzij, naar achteren. Bij de minste geringste weerstand (spanning) moet je stoppen en op de plek blijven, ervaren en dan weer terug naar voren en naar beneden.

Bij deze oefening ervaar ik het bewegen en contact houden. De manier van bewegen varieert en ik geef terug dat snel bewegen een indicatie is van onrust en dat het ver opzij of naar achteren brengen van de handen een indicatie is dat er aan de grens van eigen subtiele weerstand en spanning voorbij wordt gegaan. We doen de oefening een aantal keren waarbij ik uitleg dat het fysiek oefenen en uitvoeren van langzame rustige bewegingen de geest beïnvloed, waardoor we ons rustiger gaan voelen.

Aarden en ademen

Het uit zich in de handen

Terugkijkend op de oefening heb ik gemerkt dat er kritisch wordt gereageerd op de oefening en mijn duiding. Normaal gesproken geef ik dan aan dat het feit dat men een verklaring zoekt ook een signaal is (moeite met voelen?). Ik heb dat deze keer niet gedaan en gezegd dat het aan eenieder zelf is om de ervaringen te duiden. Ik merk dat ik zelf wat onzeker wordt als ik hier dan de bescheiden en niet confronterende rol inneem.

Push-Hands II: Ontspan en zorg voor jezelf

We staan in duo’s tegenover elkaar met armen ontspannen naast het lichaam.

Teamlid A pakt de hand van teamlid B, en tilt deze op tot +/- schouderhoogte en laat hem dan los. Is de arm ontspannen? Het blijkt dat de hand vaak even blijft hangen als hij wordt losgelaten. Ik geef aan dat het moeilijk is om echt los te laten. Ook wordt door alle B-teamleden de hand al een stukje aangegeven in plaats van dat er ontspannen gewacht wordt. De zorg voor de ander om alvast de ander op weg te helpen. Het is moeilijk om je echt te richten op jezelf en niet voor ander te zorgen.

Bewegen door contact

Contact en loslaten

Na wisseling van oefenpartner vraag ik of teamleden de ervaren principes van loslaten en de zorg voor de ander herkennen in andere situaties. Of dat ze het moeilijk vinden om zich op zichzelf te focussen.

Parallel met werksituaties

Een aantal herkennen het blijven hangen in negativiteit en niet kunnen loslaten op het werk. Ze vinden dat het hun plicht is om te zorgen voor de ander, waardoor ze zelf veel werk(druk) op hun hals halen. Ik geef aan dat het in de oefening helemaal niet nodig is om de ander te helpen. Ik geef ook aan dat deze eerste partneroefening ook iets laat zien van het groepsproces en de verhoudingen (systeemtheoretische principes).

Ik vraag nog een aantal keren om te wisselen van partner zodat er fysiek wordt kennisgemaakt en ook ervaren wordt dat je eigen proces met betrekking tot de hand pakken of laten pakken meteen beïnvloed wordt door degene die tegenover je staat. Ik loop door de groep tijdens de oefeningen en vraag kort naar ervaringen. Ook neem ik regelmatig de plek van A en B in om te laten zien en ervaren wat de verschillen zijn.

Duiding

Bijna altijd duid ik wat ik voel, ervaar en meen te zien en te horen. Sommige teamleden doen het even snel zonder echt te ervaren (moeite met voelen?), of er wordt vooral veel gepraat (rationaliseren?). Ik laat een duo soms iets voordoen om dan de mogelijke duidingen door de groep te laten benoemen. Soms wordt er door teamleden beaamd dat het teamlid inderdaad zo is. Ik herformuleer dit positief door aan te geven dat de collega zich vaak zo gedraagt.

Terugkijkend op de oefening ben ik tevreden dat iedereen mee heeft gedaan en ook bereid was om meerdere keren te wisselen. Ze hebben in ieder geval ook contact gemaakt met teamleden die ze minder goed kennen of die minder goed in het team liggen en daarbij ervaren dat de oefening dan anders voelt.

Ik heb bewust niet te veel mijn ervaringen ingebracht omdat ik dit team wil uitnodigen en activeren om zelf de eventuele achterliggende principes en teamprocessen te ervaren. Hierdoor kwam ook mijn onzekerheid ook weer om de hoek kijken. Ik heb het idee dat ik toch wat voorzichtig ben omdat ik mij ook afhankelijk voel van de teams. Ik heb hun medewerking nodig om deze oefeningen te kunnen doen en om mijn thesis het komende half jaar te kunnen uitvoeren.

Push-Hands III: Maak contact, duw, in balans, neem regie en begrens

Bij deze oefening staan de teamleden in duo’s (geschaard) tegenover elkaar. Teamlid A duwt de ander, teamlid B, tegen de schouder die als opdracht heeft om in balans te blijven.
In deze oefening is zoveel zichtbaar dat ik tijdens het oefenen een keuze heb gemaakt voor een duo om als exemplarisch voorbeeld te dienen. Tijdens het oefenen laat ik A en B wisselen en vraag ik aan twee duo’s of zij het zo direct in de cirkel in de groep voor willen doen.

Bij duo 1 is duidelijk te zien dat de duwer met 1 vinger (weinig contact) de ander duwt en de partner de neiging heeft om weerstand te bieden (grens aangeven) om in balans te blijven. Na wat vragen en interactie met de groep zegt de duwer soms anderen te provoceren (prikken, weinig empathie) en de geduwde geeft aan snel in de verdediging te schieten als ze zich aangevallen (geduwd) voelt.

Je laten bewegen

De ander bewegen

Bij duo 2 maakt de duwer rustig met zorg contact met de ander en duwt dan stevig. De ander heeft moeite om in balans te blijven en wringt zich in allerlei bochten om niet te hoeven stappen of te vallen. Ik benoem hier het contact van de duwer en vraagt hoe de geduwde zich voelt. Die geeft aan zich wel prettig te voelen terwijl ze helemaal uit balans staat.

Andere teamleden geven aan dat ze er niet stevig en in balans uitziet en ik spiegel haar houding. Ik laat een aantal anderen voordoen hoe stabiel en in balans er wel uit kan zien en ik laat iedereen de oefening nog een keer doen waarbij het contact maken en fysiek in balans blijven belangrijk is.

Rotatie van de heup als balansprincipe

Deze keer is er geen duo dat gebruik maakt van de rotatie van de heup en ik besluit zelf dit principe van balans, regie en begrenzen te laten zien. Ik laat samen met een teamlid dat mij duwt zien hoe je contact kan (laten) maken, ontspannen in de heupen blijft en toch de regie houdt en vreedzaam begrenst. Ik blijf rechtop staan en laat mijn bovenlichaam horizontaal roteren waardoor de ander op den duur geen weerstand meer heeft om tegen te duwen en als de hand teruggaat komt mijn lichaam weer terug in de oorspronkelijke positie. Ik leg uit dat als ik dit fysiek op deze manier kan doen de kans groter is dat mij dit ook mentaal lukt. De teamleden ‘begrijpen’ het principe en we oefenen nog een aantal keren het contact maken, duwen, regie houden en begrenzen.

In deze oefening kan meer zichtbaar zijn dan dat ik nu in de betrekkelijk korte interventie met de teamleden heb kunnen doen. Ik vind het moeilijk om klein te blijven oefenen met misschien maar één aandachtspunt. Ik ben dan onzeker of ze het niet te saai vinden of te simpel. Nu heb ik voor mijn gevoel even kort laten ervaren en zien welke principes hier aan de orde zijn en welke thema’s op deze manier naar boven komen.

Push Hands: Speel en PUSH

Push hands[3]

In contact met jezelf

De vorige oefeningen heb ik gedaan binnen een bestaand overleg waarin ik 15 tot 30 minuten met de teams aan de slag ben gegaan.

Ik heb niet alle drie de oefeningen met alle drie de teams gedaan.

Resultaat, persoonlijke geraaktheid en reflectie

Als begeleidingskundige wilde ik binnen deze begeleidingskundige onderzoeksopdracht mijn Martial Arts DNA gebruikt, aangesproken en ontwikkeld hebben om “te spelen met mijn leven” (woordspeling vanuit budo). Tussen de teamleden en mijzelf als begeleidingskundige is de interventie/oefening hier als 3e partij ingebracht.

Zelfzorg als fysieke oefening

De teamleden hebben ervaren hoe contact maken met jezelf en zelfzorg eruitziet binnen de fysieke oefening. Ook is er daarna een koppeling gemaakt naar een werksituaties zoals bijvoorbeeld, eerst een pas op de plaats maken, rustig naar het toilet gaan of pauzeren buiten de dagelijkse hectiek. Het ontspannen, en je door de ander laten bewegen, vertrouwen op de ander, controle uit handen geven, loslaten en dergelijke is voor veel teamleden erg moeilijk. Ze hebben gemerkt dat stilstaan, ademhalen en aandacht afleiden kan helpen om te ontspannen. In de werksituatie herkennen dat ze bezig zijn met wat straks komt en “moet” gebeuren.

Bewustwording van grenzen

Bewustwording van grenzen is in de oefeningen nog minder duidelijk aan de orde geweest. Een enkeling begrenst duidelijk wat anderen als onprettig ervaren. Begrenzen heeft voor de meesten iets onaardigs in zich. De meeste teamleden hebben de neiging onduidelijk te begrenzen en zichzelf uit balans te laten brengen. Ze hebben even kort ervaren dat je duidelijker en vreedzaam kan begrenzen en ook in balans kan blijven. Ontspannen is dan een belangrijk aandachtspunt.

Nabespreking en vervolg

Alle oefeningen worden besproken in een kring, waarin we bespreken of en welke tijdelijk werkbare overeenkomst we kunnen maken om aan de slag te gaan met de verandering(en) die we als teamlid of als geheel team willen bewerkstelligen.

Ik merk dat de oefeningen/interventies die ik doe soms uit de lucht komen vallen. Ik hoor, zie of voel iets en dan komt een passende oefening/interventie bij mij op. De komende tijd wil ik mijn methode gaan uitwerken en vormgeven met behulp van kaarten waarop de oefening in beelden en trefwoorden wordt uitgelegd.
Zo ontstaat er een kaartspel waarmee zowel de deelnemers als de begeleider gerichte en concrete keuzes kunnen maken.

Baart, A. (2011). Van bewegen naar bewogenheid. Een fenomenologische verkenning van zorg geven in een politiek-ethisch perspectief. Amsterdam: SWP

Boog, B. en anderen (2005). Focus op action research. De professional als handelingsonderzoeker. Assen: Van Gorcum

Brohm, R. & Lambregtse, J. (2016). Inleiding begeleidingskundig handelingsonderzoek. (Intern rapport voor de Master begeleidingskunde van de Hogeschool Rotterdam).

Coenen, B. (2009). Schuren knutselen en schooieren. Coachen als praktijkwetenschap. Amsterdam: Boom/Nelissen

Dang T. T. (1993). Beyond the known. The ultimate goal of the Martial Boston: Tuttle Publishing

Gardner, Howard. (1983). Frames of Mind: The Theory of Multiple Intelligences. New York: Basic Books.

Groen M. (2011). Reflecteren de basis. Op weg naar bewust en bekwaam handelen. Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Joop (2011). Verbijstering over arrestatie leraar. Leraar zou scholier hardhandig de klas uit hebben gezet. Artikel opgevraagd 12 november 2011: verbijstering-over-arrestatie-leraar.

Kunneman H. (2015). Voorbij het dikke-ik. Bouwstenen voor een kritisch humanisme. X Amsterdam: Het Ontwikkelinstituut.

Moerkerken, S. (2015). Hoe ik verander. Anders interveniëren in organisaties en maatschappelijke vraagstukken. Deventer: Vakmedianet.

Ofman, D. (2005). Bezieling en kwaliteit in organisaties. Utrecht: Servire.

Robinson K. (2012). How creativity is killed by our school. TED speech by TED-TALKS. ken_robinson_says_schools_kill_creativity

Ronde M. De (2015). Speelruimte voor ervaring en reflectie. Een praktijkgericht onderzoek naar het gebruik van spel in begeleidingssituaties. Delft: Eburon.

Troost T. (1988). Het lichaam liegt nooit. De Rijp: Centerboek.

Vandamme, R. (2013). De ontwikkelcirkel. Handboek ontwikkelingsgericht coachen van teams. Ramsel, België: Het Ontwikkelinstituut.

Volkskrant (2017). NOC-NSF moet speciale hulp bieden bij seksueel misbruik. Psycholoog wil sportkoepel behoeden voor fout kerk. Artikel op gevraagd op 28 januari: noc-nsf-moet-speciale-hulp-bieden-bij-seksueel-misbruik.

Wierdsma, A. en Swieringa J. (2011). Lerend organiseren en veranderen. Als meer van hetzelfde niet meer helpt. Groningen: Noordhoff Uitgevers.

Noten

[1] Icon of Daoist founder Lao Zi. This shows the famous scene of him pausing while leaving the West Gate of the Chinese kingdoms in the 6th Cen BCE, composing the Dao De Ching at the request of the Gatekeeper. (19th-Century Korean Daoist Painting)
[2] Bron: Musashi Miyamoto with two Bokken (wooden quarterstaves)
[3] Bron: not-by-force-an-experience-of-tai-chi-push-hands

Avatar foto

beoefent al ruim 30 jaar de Martial Arts. Hij heeft een professionele internationale loopbaan gehad als Martial Arts beoefenaar, leraar, selectielid en bondscoach en hij beoefent zowel de externe (karate, jiujitsu) als de interne (Tai Chi) oosterse gevechtskunsten. Vanaf zijn 25e werkt hij parttime in het sociale-, jeugd- en (speciaal) onderwijsdomein als begeleider, docent, coach en leidinggevende. Daarnaast is hij eigenaar van Coacheck waar hij professionals en leerlingen traint en begeleidt bij het omgaan met spanningsvolle situaties in de breedste zin van het woord. “Het hele leven is spannend.” Onder de vlag van Stichting Yang-Sen verzorgt hij Martial Arts lessen.