Gerard Wijers
Tijdschrift Vrij, nr. 7, april 2012, www.devrijemare.nl
Onlangs keek ik op tv naar Zembla: het programma ging over bouwvakkers, postbestellers en zorgmedewerkers, die door hun managers gedwongen werden om aanzienlijk slechtere arbeidsvoorwaarden te accepteren voor het zelfde werk dat ze al jaren met veel inzet verrichtten. “Voor jou tien anderen” kregen de diep gefrustreerde werknemers en onderaannemers te horen toen ze zich, tevergeefs, tegen dit onrecht probeerden te verweren.
Terwijl ik in mijn achterhoofd nog vaag bezig was met het zoeken naar een geschikte vorm voor deze column over zachtmoedigheid, begon ik me steeds meer op te winden over de schandalige behandeling van de zwakkeren aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De vonk sprong over, raakt mijn korte lontje inzake arbeidsverhoudingen en ik ontplofte op de bank, naast mijn echtgenote. Het verhaal over zachtmoedigheid viel buiten de zich vernauwende kring van mijn aandacht, die nu verder verdeeld werd over het leveren van boos commentaar en het verder volgen van het programma.
Na afloop van de uitzending gaf ik me over aan fantasieën over passende kosmische straffen voor dit soort managers, wel wetende dat ik hier van de aardse gerechtigheid niets heb te verwachten omdat ze allemaal binnen de grenzen van het geldende arbeidsrecht handelen.
Later, toen mijn boosheid was weggeëbd, richtte ik mijn aandacht weer op het thema zachtmoedigheid en realiseerde me de hardvochtigheid van mijn reactie op het getoonde onrecht. Enig zelfonderzoek maakte duidelijk dat zachtmoedigheid mij niet vreemd is, maar dat ik, op een voor mij belangrijk gebied als arbeidsrecht, makkelijk verval in het tegendeel. Langjarige professionele ervaring heeft me geleerd dat ik de strijd tegen onrecht op dit gebied altijd verlies als ik me daarbij laat leiden door mijn verontwaardiging.
Hoe dan wel?
Door wat uitvoeriger stil te staan bij mijn hardvochtigheid jegens de betrokken managers drong het tot mij door dat ik, in de meedogenloosheid waarmee ik ze een hellevaart toewenste, eigenlijk niet voor ze onderdeed in gebrek aan humaniteit. Als het puntje bij het paaltje komt ben ik geen haar beter. Niet zo vreemd ook als je bedenkt dat we samen deel uitmaken van hetzelfde kapitalistische systeem, dat nu eenmaal niet uitblinkt in rechtvaardigheid.
Door het arbeidsonrecht als wezenlijk onderdeel van de kapitalistisch economie te beschouwen begon mijn bewustzijn zich te verruimen en kon ik het kapitalisme weer zien als een fase in het beschavingsproces. Een historische realiteit, die als deel van onze cultuurgeschiedenis zeker niet alleen een negatieve betekenis heeft en die als historisch verschijnsel ook veranderbaar is.
Op dit niveau werd ik me eens te meer bewust dat ik mijn woede moest richten op het systeem i.p.v. op de actoren daarbinnen en moest proberen om mijn boosheid te kanaliseren in de vorm van vruchtbare kritiek, aansluitend bij eerder werk van anderen en van mijzelf, bijv. op het gebied van een nieuwe arbeidsethiek.
Eenmaal zover gekomen kwam ik in rustiger vaarwater en merkte ik dat mijn stemming jegens de managers milder begon te worden, ja zelfs neigde naar zachtmoedigheid.
Nu voelt het ook niet langer hypocriet om iets in deze column te schrijven over een paar interessante associaties die het thema zachtmoedigheid, al voor de tv-uitzending, bij mij had opgeroepen.
I Tjing
In het oude Chinese orakelboek de I Tjing wordt in 64 tekens of hexagrammen het cyclisch verloop van de gebeurtenissen in het leven van mens en natuur worden beschreven.
Een van de 64 tekens, hexagram nr. 57, heet Soen/ het Zachtmoedige, het Indringende. Het zachtmoedige heeft als beeld het hout en de wind. Er wordt over gezegd, “dat de edele zo zijn geboden verbreidt en zijn zaken tot stand brengt” en “Het indringende van de wind berust op zijn aanhouden, op het nemen van de tijd als middel om in te werken op de volksziel”.
In mijn referentiekader verwijzen wind en hout naar het hogere menselijke zelf, dat boven het lagere, dierlijke zelf uitgaat. Op dit niveau zijn wij zijn in staat om tegenstellingen te overbruggen ten dienste van het algemeen belang en om de actualiteit in een groot historisch perspectief te plaatsen. De mens als boom in het midden van een kosmisch cirkel is een oud symbool voor het hogere zelf. Een wezen dat met zijn wortels in de aarde dringt en daar voedingsstoffen opzuigt, zich met de takken in de hemel uitstrekt en via de fotosynthese zonlicht omzet in bruikbare energie.
De vier oerelementen ― aarde, water, lucht en vuur ― worden tot harmonie gebracht in de groei van de boom.Van oudsher wordt aan deze “boommens” ook de beschikking over het woord toegekend, dit is de in de ziel dringende wind, waarover in de I Tjing wordt gesproken.
In Genesis 2:19 wordt de mens die functioneert op dit niveau ten tonele gevoerd als de androgyne Adam (de vrouw zit hier nog in zijn rib) die alle dieren namen geeft. Uit deze, mij aansprekende, symboliek leid ik af dat het zachtmoedige is voorbehouden aan diegenen, die zich dit hogere deel van zichzelf bewust worden en die de eenzijdigheid en de gerichtheid op het eigenbelang van hun lagere zelf daaraan ondergeschikt weten te maken.
Voor de bewustwording en ontwikkeling van dit hogere, tegenstellingen overbruggende zelf is contemplatie nodig, regelmatige reflectie op de eigen spanningsvolle, confliktueuse levenservaringen.
Het I Tjing teken Tjien/ De Ontwikkeling, hexagram 53, beschouw ik als symbool daarvoor. Het beeld dat hierbij hoort is dat van een berg waarop een boom groeit. De berg symboliseert stilte en stilstaan/ -zitten, aandacht schenken aan het innerlijk, aan de eigen zieleroerselen. Zoals we net hebben gezien verwijst de boom naar het vermogen om tegenstellingen op te lossen en morele invloed uit te oefenen op een duurzame manier, zachtmoedig, volhoudend. De boom op de berg symboliseert hoe de zachtmoedigheid, als kenmerk van het hogere zelf, geleidelijk kan groeien op basis van reflectie op onze conflicten en op onze hardvochtige neigingen om die op te lossen.
Dit inzicht meen ik terug te vinden in de zgn. derde zaligspreking, waarin Jezus zich, gezeten op een berg, tot de menigte richt met de woorden: “Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven”. (Matheüs 5:5)
Om een eind te maken aan de destructieve, egocentrische bewerking van de aarde zullen we moeten proberen om ons lagere zelf te overwinnen, via de contemplatieve ontwikkeling van ons hoger zelf en de daarmee verbonden zachtmoedigheid.
Met dat laatste kunnen wij ook anderen inspireren om te gaan bijdragen aan herstel en duurzame ontwikkeling van de aarde en van al het van haar afhankelijke leven.