Marianne H.B. van Halewijn
Gastheer Winter
De zon heeft de besneeuwde morgen
met pracht en praal te pronk gesteld
oneindig blauw strekt zich de hemel
als voor een feestmaal is het land gedekt
fraai flonkerende ijskristallen
op smetteloos wit tafelkleed,
de glazen stralen, blij verwachtend
wie straks de zaal naar binnen treedt
weids biedt de ruimte plaats aan velen –
een zwart en witte ekster krast
zijn roep als ceremoniemeester,
ik ben de nederige eerste gast