Anton Simons
Zondag 25 december 2016, simons-ideeen.blogspot.nl
Het boek over zenmeditatie van Hans Wanningen sla ik open. Het blijkt een misdruk, zie ik na enig heen en weer bladeren. Na elke twee gedrukte bladzijden zijn er twee wit. Wat is wijsheid? Bij een ander boek zou ik meteen uitzoeken hoe ik het kan inwisselen voor een gelukt exemplaar. Maar hier aarzel ik. Alsof in mijn geest ook de gedrukte bladzijde wordt gevolgd door een witte.
Ik besluit te gaan lezen. Het is Kerstmis, de winkels zijn dicht. En mijn vertrouwen in zen is zo groot dat ik denk dat ik deze gebeurtenis kan gebruiken in mijn voordeel. Dankzij zen. Dankzij Hans.
Dank is het eerste wat mij treft. Op bladzijde 44 ben ik voorbij de gevarenzone, alles staat weer gedrukt. Hans (ik ken Wanningen via mijn broer en neem dus de vrijheid om te tutoyeren) citeert een verhaal over zenmeester Thich Nhat Hanh:
Toen hij met enkele van zijn leerlingen een keer op een zomerdag in een wei zat, verbaasde hij zijn omstanders door de koe te bedanken, nadat hij een slok van een glas melk had genomen. Hij lichtte zijn waardering voor de viervoeter toe door te stellen dat hij zonder de koe nu niet zijn dorst had kunnen lessen. Meer dan dat, zonder de regen en de zon, was er geen gras gaan groeien. Zonder het gras was de koe niet in staat geweest melk te produceren. Zonder de koe was de zenmeester nu niet bij machte dit verhaal te vertellen, zonder leerlingen kon er niemand lering uit trekken. Enzovoort enzoverder.
Hans gebruikt deze les als illustratie voor het ‘inter-zijn’, de idee dat alles en iedereen met elkaar verbonden is. Het is voor mij lastig om dit inzicht terug te plaatsen in de intenties die Hans met zijn boek zegt te hebben. Het gaat hem om training in de praktijk van de zenmeditatie. Dat past heel goed bij de nuchtere inslag van de poldermens.
Of bovenstaande les van Thich Nhat Hanh daar ook bij past is nog niet zo voor de hand liggend. Ik zie het al voor me, een groepje Nederlandse managers wandelen na de lunch langs een paar koeien. De leider bedankt ineens die koeien voor het broodje kaas. Zoiets. Het bedanken moet je natuurlijk anders opvatten. Het is geen godsdienstig ritueel, het is een wijze les. De vinger wijst naar iets, en dan is het misplaatst om naar de vinger te kijken, laat staan om de vinger te bedanken.
We zitten al meteen in de tegenspraken. Maar naar ik vrees, ook meteen buiten de polderse nuchterheid. Hoe lapt Hans het hem dan toch de Nederlander te verleiden tot zen? Hoe volbrengt hij de Houdini-ontsnapping? Hij neemt de omweg via het geluk. Of, misschien, via het geluk als doel van techniek. Je neemt het geluk zelf in de hand. Het zo fel begeerde doel komt binnen bereik. Dat doel werkt als oorzaak, het motiveert je om iets te doen wat je in eerste instantie wel, maar snel daarna weer niet gelukkig maakt: zitten op een kussen, uitgeleverd aan allerlei ongewenste gevoelens en gedachten. Je blijft hopen. Zen biedt hoop en houdt de hoop levend.
Nu heeft Hans zich ooit bekwaamd in filosofie. Voorwaar geen nuchtere bezigheid, kan ik u verzekeren. En lang niet altijd praktisch, er moet toch worden nagedacht. Is Hans nu dus van de filosofie af? En moeten we zen opvatten als een vorm van niet-denken? Zeker niet. Hans gebruikt de term ‘inter-zijn’, en beschikt dus over een ontologie. Hij weet wat het zijn is en oriënteert het op iets ertussen, op interactie, dynamische verbondenheid. Hij presenteert die veranderingsprocessen zelf als een vorm van zijn. Ga je dus vragen: wat is het, datgene wat we ervaren, dan kom je in eerste instantie uit bij de dingen en mensen, in tweede instantie bij wat zich ertussen afspeelt. En er is geen begin en geen einde. Voor mij betekent dat meteen dat ik het geluk niet meer serieus kan nemen als doel van een technische operatie. In die zin is het boek van Hans niet voor mij bedoeld. Ik ben er vast niet Amerikaans of Nederlands genoeg voor. Ik geloof niet in het begin en einde der dingen, laat staan een doeloorzaak die boven alles verheven is, en vind het fijn het boeddhisme in dit opzicht aan mijn zijde te weten.
In welke zin is het boek dan wel voor mij bedoeld? Wat kan ik met het boek van Hans?
Bij de inhoudsopgave viel me al op dat Hans maar liefst twee hoofdstukken besteedt aan het blijven mediteren. Het probleem is misschien niet zozeer hoe je aan het mediteren raakt maar hoe je het volhoudt. Ik herken dit uit eigen ervaring en die van mijn vrienden. Na een periode zenmeditatie, die best jaren kan duren, houd je ermee op. Zeker de praktische Nederlander is niet primair ingesteld op iets wat hij voor de rest van zijn leven blijft doen. Daarin is religie nu eenmaal beter, met zijn grondwoorden trouw, schepping, schuld enzovoort. En met zijn lange tradities en rituelen. Hans herkent dit probleem en gaat er uitvoerig op in, echter zonder terug te vallen op religie. Dat op zich is al moedig, dat hij het probeert.
De lange catalogus van zaken die je dwars kunnen zitten als je mediteert is op het eerste gezicht erg cabaretesk: stress, emoties, verwachtingen, muggen, jeuk, er komt geen einde aan. Voor alles heeft Hans een oplossing. Daarnaast wijst hij ook op de voordelen van relativeren, wat leerlingen in Japanse zenkloosters ook doen.
Maar onder al die relativering ligt wel degelijk de zorg om zenmeditatie tot iets blijvends te maken. En daartoe belandt Hans toch weer in de filosofie. De aanwijzingen en oplossingen volstaan niet als we onze gerichtheid op het doel opgeven, en dat moet nu eenmaal geluk zijn. Filosofie is dus nodig om ons van de redelijkheid van dat doel te doordringen.
Om die uitdaging aan te kunnen gaan moet je over een arsenaal beschikken van verwante filosofen. Met name Aristoteles. Hij prijkt boven hoofdstuk 7, ‘Doe(l)gericht leven’, met het citaat: ‘Geluk is doen waarvoor je bent bedoeld’. Het is een filosofische uitspraak, zeker, maar toch aan alle kanten omgeven met zaken die allerminst filosofisch lijken: doelen stellen, doen, leven, en zoals we in het hoofdstuk ervoor hadden gezien: weet hebben van de veelal onbewuste drijfveren van mensen. Ze zeggen dat ze een nieuwe auto willen, maar eigenlijk willen ze geluk.
Gisteren verkende ik de weg van Spinoza die dergelijke zaken wil bereiken door middel van het rationele denken. Waarmee hij een draai geeft aan Aristoteles, door de doeloorzaak uit het systeem te halen. Doeloorzaken, zegt Spinoza, zijn nu juist niet filosofisch, maar getuigen van een blind geloof in de onveranderlijke bedoeling die in zaken zou liggen. Hans lijkt het tegenovergestelde te doen. Hij haalt eveneens de doeloorzaak uit Aristoteles, maar om alleen deze over te houden, en diens verdere filosofie overboord te gooien. Ons doel bereiken we door discipline, techniek, doen, weten. Niet door te werken met begrippen en beschouwing, niet door filosofie.
Deze benadering culmineert in p. 205 en volgende: ‘Waarom doelen gelukkig maken’:
Doelen werken succes in de hand én zijn, mede daarom, geluksbevorderend. Een belangrijke reden hiervoor is dat ze de weg naar het doel toe kraak en smaak geven.
Het gaat niet om het doel, maar om de weg ernaartoe. Dat is het doel. Die weg bereik je met selectieve waarneming. De weg zelf heeft niet genoeg kraak en smaak. Het doel is dus kraak en smaak, of misschien het geven wat die kraak en smaak doen. En die we missen op die weg.
Hoe langer je kijkt, met je tweede bril, hoe meer het doel zich vertakt, zich oplost. Hoe rijker het wordt, ook. En armer.
Wat overblijft: bladzijden met woorden, bladzijden zonder woorden.
Zit ik nog met het probleem wie ik kan bedanken, en waarvoor precies. Van Thich Nhat Hanh en Hans heb ik geleerd dat je een koe bedankt vanwege het enzovoort enzoverder. Zo ben ik op de titel van deze blog gekomen. Via Hans bedank ik, ja wie? Ja waarvoor?
Noten
[1] Bron: Hans Wanningen
[2] Bron: Door Duc (pixiduc) from Paris, France. Thich Nhat Hanh Marche meditative