Klaske Rehorst, tekst en fotobewerking
Uit: allewoorden.nl
Vandaag reed ik achter hem aan. Door de koude ochtendmist. Het was opvallend rustig en stil. Weinig auto’s, weinig geluid nog. De dag leek nog niet echt begonnen te zijn.
Op het kruispunt waar we stopten voor rood licht zei hij:
“Daar is de overgang.”
Aan de overkant van het kruispunt, achter een aantal tientallen meters slingerend stukje weg, stonden de seinpalen gedoofd, zwart en nauwelijks zichtbaar met hun slapende, rode oog in het grijze licht. De slagbomen als waarschuwende vingers daarachter. Het rood verbleekt. In nog geen honderd jaar leek daar een trein aan voorbij te gaan.
We staken over en we fietsten. Onze handen inmiddels akelig rood en pijnlijk koud. Het was zo’n valse ochtend waarin het vanuit je huiskamer buiten veel warmer lijkt dan dat het is. We hadden onze handschoenen aan moeten doen.
Een auto zoefde voorbij, langzamer dan normaal leek het, misschien door de mist.
“Ik moet steeds denken aan wat er gebeurt als er ineens een trein aankomt en ik zit net midden op de rails, mama. Wat dan?”
Hij probeerde over zijn schouder te kijken, zijn handen warm te houden en ging daardoor gevaarlijk slingerend richting overgang.
“Doorfietsen”, antwoordde ik, “gewoon door blijven gaan. In twee of drie keer trappen ben je erover heen”.
En zo was het ook. Hij reed over de rails, trapte nog een keer en daalde daarna zichtbaar opgelucht, vrij en ontsnapt aan iets duisters in zijn hoofd, het kleine heuveltje na de overgang af. Geen oog was gaan gloeien, geen vinger had zich verroerd en de mist vormde een uitgestorven tunnel over het oneindige spoor. In verste verte geen trein te bekennen.
Ik wilde er eigenlijk een foto maken, voor dit verhaal. Van deze prachtige, stille, grijze ochtend die zo koud was en waarin ik leerde dat het niet langer meer over Casper ging. Maar over mij. Maar Casper, nu nog harder slingerend, riep gebiedend over zijn schouder dat ik moest komen en niet moest blijven treuzelen, daar bij die rails.
Dus ik zette de vaart erin en ging hem achterna.
Vorige week kondigde hij aan dat hij op de fiets naar school wilde. Misschien kwam het door zijn vierjarige zus die deze weken aan het wennen is op de kleuterschool. Misschien vond hij het tijd dat hij óók een mijlpaal zou zetten. Hoe dan ook, hij vertelde het serieus, doordacht en ernstig. Zijn handen friemelden.
“Ik wil op de fiets naar school, mama.”
“Dan gaan we dat doen.”
Maar zo simpel werkt dat niet. We hebben anderhalve week een heftig proces in zijn hoofd en gedachten meegemaakt. Met een aantal flinke pieken die gingen over opperste wanhoop, veel te snel moeten denken, er niets meer van kunnen volgen en heel veel onzekerheid en angst ervaren. Alle seinen op rood.
Hij ligt tegenwoordig omgekeerd in bed zodat hij met de deur open, zijn zusje in haar kamer in bed kan zien liggen.
“Dan weet ik dat ze er is. Dat vind ik fijn.” zegt hij.
Heel vaak komt ze even bij hem liggen totdat één van beiden bijna in slaap valt, dan gaat ze naar haar eigen bed. Het is geen ritueel, het is een noodzakelijke behoefte; een letterlijk vastgrijpen van de zekerheid. Daarnaast lijken ze ook veel om elkaar te geven.
Hij wilde niet over de overgang omdat hij niet begreep hoe dat werkte. En voordat je daar uitleg over kunt geven, is de paniek al toegeslagen en het beeld van een overreden Casper vastgeklonken in zijn hoofd. Als angst vanuit onzekerheid en onwetendheid toeslaat, valt er niets anders te doen dan de storm uit te zitten, wachten totdat het rode licht gedoofd is.
Maar ondertussen heeft hij hoofdpijn, kan hij zich niet concentreren, is hij licht ontvlambaar, smeulend woedend omdat hij letterlijk zo misselijk makend bang kan zijn van iets waar wij onze schouders over zouden ophalen. Hij voelt van alles maar weet niet wat het betekent? Hij denkt van alles te weten maar de werkelijkheid is zo anders. En als het zo anders is, is het dus iets om bang voor te zijn. En er komt steeds meer bij.
Het fietsslot, hoe moet dat? Hoe moet de fiets vast? En wat als er geen paal is om de fiets aan vast te zetten? En wat … als … en hoe moet … en als …. En komen we wel op tijd? Moeten we niet nú al weg?
“Cas, ik ga toch met je mee?”
“Maar help je mij dan wel?”
“Natuurlijk.”
Hij slaapt er niet van. Huilend ligt hij op de bank.
“Ik haat mijn hoofd! Ik haat mijn hoofd! Het zit zo vol! Het is zo druk! Waarom overkomt mij dit steeds, mama! Waarom komt dat toch!? Ik ben stom. Ik kan niks. Alles gaat te snel! Jij geeft veel te veel opdrachten achter elkaar. Ik moet steeds van alles maar zo snel. Die stomme school!”
En zo gaat het nog even door.
Samen wachten we maar gewoon weer totdat het allemaal wat rustiger wordt, in zijn hoofd. Tegenwoordig staat hij het toe dat ik hem vasthoud. Heel stevig, met mijn armen om zijn hoofd. Alsof ik daarmee zijn hoofd en alles wat er in zit bij elkaar kan houden.
De korf om de woedende zwerm bijen die zijn gedachten soms lijken te zijn.
“Mama, mag ik vanavond dan in jullie bed gaan slapen? Alleen om in slaap te vallen?”
Dat is goed. Natuurlijk is dat goed.
Hij slaapt binnen 10 minuten.
Als ik op hem neerkijk denk dat ik zin heb om te huilen maar het hoeft niet. Ik heb dit aan zien komen. Ik weet wat ik moet doen. Ik ben eindelijk een beetje gaan snappen hoe dat werkt, met zo’n sein en een spoorwegovergang in het hoofd van mijn kind.
De bellen rinkelden al toen hij omgekeerd in bed begon te liggen. Het rode licht begon te knipperen toen hij besefte hoeveel handelingen hij moet verrichten om naar school te fietsen, inclusief vastzetten van fiets en sleutel bewaren.
De slagbomen gingen naar beneden toen ik vorige week zei dat we niet gingen omrijden alleen maar om een spoorwegovergang te vermijden. Dat ik begreep dat hij bang was maar dat we het monster samen, stap voor stap en met hulp van anderen uiteen zouden rafelen totdat het niet meer zou zijn dan wat het is; een overgang.
En voor overgangen zijn regels. En als je je aan de regels houdt, kan het niet misgaan. Dus stoppen als je aan komt rijden en de bellen beginnen te rinkelen, doorfietsen als je aan het oversteken bent en nooit door het rode licht heen; wachten tot het licht gedoofd is en alles uit en stil is en omhoog staat. Pas dan kun je verder ….
Dus benaderen we onze overgangen stap voor stap. We oefenen voor, we tekenen het uit, we vertellen het honderd keer. We leggen de verbindingen in zijn hoofd en ruimen al het overtollige en belemmerende materiaal op. Van A naar B, als twee glanzend, strakke en zeer duidelijke spoorlijnen. Vanmiddag fietste hij hard voor mij uit, zeker en vastberaden. Hij is vier centimeter gegroeid sindsdien. Zelfvertrouwen en zelfstandigheid … dat geeft vrijheid.
Kan niet missen.
En wat er ook gebeurt; we wachten tot het rode licht gedoofd is.
Hoe werkt een autistisch brein? Een prachtig, fascinerend maar ook schrijnend verhaal over Matthijs die grip probeert te krijgen en te behouden op de wereld om hem heen ….