Volksopera

0

Marianne Selleger

Een paar jaar geleden werkte ik als zangcoach mee aan een opera met ongeschoolde amateurzangers in Amsterdam Noord. In een wijk die asociaal werd genoemd. Een arme wijk. In de jaren 1920 zijn veel gezinnen uit de veel te kleine woningen in de Jordaan naar de toentertijd mooie behuizing aan de ‘overkant’ van het IJ verhuisd.

De Volksopera was een heuse opera met bekende opera aria’s maar dan op een Nederlandse tekst. Men kende elkaar goed, vertelde één van de zangers mij, en hielp elkaar als het nodig was. Had Miep van de overkant even geen werk meer dan stond er ‘s avonds een warm prakkie op haar stoep. Er was een markt en er waren kleine winkeltjes waar niets teveel werd verkocht.

Opera in de Rimboe (de oude volkswijk Floradorp in Amsterdam-Noord)

In de stamkroeg op de hoek werd uit volle borst met André Hazes (1951-2004) meegezongen. Eenmaal uitgezongen kon je er je verhaal kwijt. Zo ging het decennia lang en zo had het altijd moeten blijven, vond men. Maar het bleef niet zo.

Plotseling liepen er in jouw straten rare mannen met lange jurken en vrouwen met hoofddoeken. De straten kregen winkels waar ze spullen verkochten die jij niet kende en de koffie, eerst voor een euro te koop in een plastic bekertje, werd onbetaalbaar en nog ondrinkbaar ook. De mensen kenden elkaar niet meer. Buurmensen liepen zonder te groeten langs elkaar heen in de supermarkt. Er werd geklaagd, gescholden en gevochten. Vervolgens kwamen er rijken wonen in grote huizen met uitzicht op het IJ. Zij maakten jouw gebrek aan rijkdom pijnlijk zichtbaar.

Veel van de zangers stemden op de PVV…

Toen kwam de brief. Je werd ontslagen. Paniek: hoe moest je je huur betalen? Je gezin onderhouden? Je wist het heel zeker: het was de schuld van die anderen die jouw wijk kwamen overnemen: de rijken die jou niet begrepen en op jou neerkeken. Maar bovenal was het de schuld van die anderen die niet werkten maar zomaar geld kregen waarvan ze zelfs een huis konden huren. En jij? Jij had toch ook altijd hard gewerkt? Jij wilde toch ook eens een behoorlijk huis kunnen kopen waarmee je wat meer aanzien kon afdwingen? Maar er was niemand die jou hielp om jouw droom te verwezenlijken. Jouw leven stond al een hele tijd stil terwijl alles om jou heen in beweging leek te zijn. Je voelde je klem zitten, maar je voelde ook dat jij kon beslissen wie er wel en niet mochten wonen in jouw gebied. De stoorzenders, die beletten dat jij dichterbij jouw droom kon komen, moesten weg. Om dat gedaan te krijgen stemde je op een partij die zich daarvoor inzette. Veel van de zangers waar ik mee werkte stemden op de PVV.

De psychoanalyticus Jacques Lacan meent dat mensen een ‘ding’ najagen: iets dat buiten ons ligt, ver verwijderd, waarnaar wij verlangen, over dromen. Het ding, het verlangen, is het doel op zich. Een verlangen gebaseerd op de mogelijkheid van verwezenlijking. Wordt het doel echter bereikt dan is men doelloos en heeft het leven geen zin meer: er is niets meer om naar te verlangen, dus moet alles verwijderd worden wat dit verlangen, deze droom, in de weg staat.

In ‘Strangers in their own land’ van Arlie Russell Hochschild gebruikt zij de metafoor van een rij mensen om te beschrijven wat zo’n droom, ‘The American Dream’ in haar boek, voor een dynamiek met zich meebrengt. Jij wacht geduldig in een rij die op weg is naar deze droom. Jij werkt hard, je betaalt belasting en je juicht het toe dat de overheid de industrie naar jouw gebied haalt. Immers, industrie betekent banen, geld en welvaart en dat brengt jou weer wat dichter bij jouw droom. Maar dan zie je plotseling links en rechts mensen die voordringen: zwarten, immigranten, goedkope arbeiders, LHBTIQ+-ers en vluchtelingen. Zij dringen voor met hulp van de overheid, want zij hebben problemen en moeten geholpen worden. Jou wordt verteld dat je ook medelijden met hen moet hebben en hier gaat het mis: je wilt niet dat jou van bovenaf verteld wordt dat je anderen zielig moet vinden. Je hebt het toch ook zwaar? Maar jij hebt geleerd daar niet mee te koop te lopen. Jij wilt niet meer dat ‘de anderen’ deel uitmaken van jouw leefgebied, ze moeten weg en jij hebt het gevoel dat je dat voor elkaar kunt krijgen.

De ‘white fantasy’

Ik moet denken aan wat Ghassan Hage in zijn boek ‘White Nation’ de ‘white fantasy’ noemt: een ingebeelde droomwereld die gepaard gaat met de fantasie van een utopische ‘national space’. Dat is een ingebeelde ideale omgeving, waarvan jij kunt bepalen, vanuit jouw eigen belang, wie er mag wonen: wie en waar de ander in de ‘rij’ mag staan. Wanneer jij voelt dat jij geen controle meer heb over deze nationale ruimte ga jij je zorgen maken. Overal liggen stoorzenders te wachten om jouw ruimte in te nemen en jouw droom te verstoren. Vervolgens maak jij je continu hierover zorgen. Dit roept razende woede in jou op, je gaat de stoorzenders uitsluiten en voelt gewelddadige gevoelens opkomen, want jij hebt het monopolie over ‘je zorgen maken’. Dat is het enige namelijk waar je wel controle over hebt. Jij krijgt het gevoel dat je de wereld om je heen kunt managen. ‘Zorgen maken’ wordt opium voor jou. Je raakt eraan verslaafd.

Elk mens heeft een ‘deep story’ waarvan het eerste zaadje wellicht al in je vroegste jeugd gezaaid wordt door je ouders, de plek waar je opgroeit, vrienden, opleiding en geloof. Omdat je geleerd hebt altijd loyaal te zijn breng je offers, ook al weet je dat het niet goed voor je is. Omdat je gelooft dat God jouw leven naar zijn wensen inricht laat je je in jouw keuzes door hem leiden. Omdat je geleerd hebt om hard te zijn en nooit toe te geven aan pijn en tegenslag ben je een overlever geworden of een activist. Je bent in staat om een oog dicht te knijpen als dat nodig is om de weg naar jouw droom te kunnen volgen. Een ‘deep story’ is een verhaal

“dat voelt alsof het zo is. Een verhaal dat niet persé waar is maar dat wel voelt alsof het waar is. Een verhaal gebaseerd op emoties en niet op feiten of een goed oordeelsvermogen”.

(2017:153)

Zo ook de mensen die Hochschild interviewt in haar boek. Zij hebben allemaal last van de door de industrie ontstane extreme vervuiling en toch stemmen zij op de Tea Party die niets doet aan deze vervuiling en zelfs voor nog meer industrie staat. En dan kom je weer uit bij de droom. De droom betekent dat je geld nodig hebt, geld dat door de industrie gegenereerd kan worden in de vorm van banen. Soms loopt het even anders, maar daar heb je een mechanisme voor ontwikkeld: de andere kant opkijken. Het najagen van de droom is het doel op zich geworden. De nadelen, die het najagen met zich meebrengt, zijn de offers die je moet brengen voor het kapitalisme.

Er werd samen gezongen, gegeten, gelachen en gehuild…

Er is een overeenkomst met de zingende PVV-stemmer uit mijn volksopera. Ook hij heeft een diep verhaal dat hij met zich meesleept, waardoor hij de keuzes maakt die hij maakt. Ook hij voelt zich verraden: waarom krijgt de immigrant zomaar een huis en staat zijn dochter al jaren op een wachtlijst? Hij voelt zich in de steek gelaten: niemand is geïnteresseerd in zijn verhaal. Aan de andere kant wil hij ook niet voor zielig uitgemaakt worden, hij is immers geen watje.

Hier komt Hochschild’s Empathie muur in beeld:

“een muur die een belemmering vormt voor een diepgaand begrip van de ander waardoor we onverschillig en zelfs vijandig staan tegenover de mensen die er andere overtuigingen op na houden of die in hun jeugd andere omstandigheden hebben gekend”.

(2017:15)

Door over deze muur te stappen, een dialoog aan te gaan, leren we de ander kennen en kunnen we elkaar beter begrijpen.

Iedereen deed mee aan de volksopera: rijk, arm, gekleurd, wit, oorspronkelijke bewoner en nieuwkomer. De zangers kwamen een aantal maanden naar mijn studio waar ik hun stemmen kneedde zodat zij uiteindelijk de gewenste aria’s konden zingen. In die studio werden de levensverhalen uitgewisseld. Er werd samen gezongen, gegeten, gelachen en gehuild. Wij deelden bij lange na niet al onze levensovertuigingen, maar hoe meer we elkaar leerden kennen, hoe meer we elkaar begrepen. De muren van onbegrip, die tussen ons instonden, brokkelden af. De muziek zorgde voor verbinding. Elk diep verhaal werd uit volle borst gezongen. De tonen van al deze verhalen versmolten tot begrip voor elkaar en nieuwe vriendschappen!

Laten we blijven praten met elkaar. Wanneer dat niet meer helpt gaan we zingen, ook al breekt het maar een paar steentjes van onze empathie-muren af.

  • Ghassan Hage (2000). White Fantasies of white supremacy in a multicultural society. London/ New York: Routledge.
  • Arlie Russell Hochschild (2017), Vreemdelingen in hun eigen land: Een reis door rechts Amerika. Amsterdam: AUP.
Avatar foto

Marianne Selleger is klassiek zangeres en visueel antropoloog. Als zangeres met een ruime ervaring in opera, liederen en oratorium ben ik steeds meer op zoek gegaan naar mijn vocale grenzen. Mijn motto daarbij is: “onderzoeken wat ik allemaal met mijn stem kan, ook buiten de klassieke stijl van zingen”.

Schrijf een reactie