deel 1 – deel 2A – deel 2B – deel 3
Deel 2-A: Het menselijk bewustzijn
Evert Wagenaar
Een woord vooraf
Wie na het ter kennis nemen van het eerste deel van deze serie over bewustzijn is blijven zitten met meer vragen dan er antwoorden zijn gegeven, kan het wellicht in dit tweede deel wat rustiger aandoen. In dit tweede deel gaat het over hoe de mens zich ontwikkelt vanaf de geboorte tot aan de puberteit. Naast de spiritualiteit komt nu ook de filosofie aan het woord ter verwezenlijking van ons bewustzijn.
De onderzoekers — zoals biologen, neurologen, maar ook filosofen, theologen en zeker ook de spirituele mens — zijn van oudsher nog steeds doende licht te verschaffen in de vaak zo diepe duisternis van ons bewustzijn. Dankzij de komst van steeds geavanceerdere medische onderzoeksapparatuur is — zeker in de laatste decennia — heel veel meer bekend geraakt over de werking van ons brein dat nog steeds en zelfs in toenemende mate, beschouwd wordt als het centrum van ons bewustzijn.
‘Ik denk, dus ik ben’ (Descartes) en ‘we zijn ons brein’ (Swaab) zijn gevleugelde uitspraken, die het denken over ons bewustzijn al tijdenlang beïnvloeden.
Met dit verhaal over het bewustzijn wordt, uitgaande van de principes die in deel 1 uiteengezet zijn, getracht een beeld te geven van het typisch menselijke bewustzijn in de opgroeiende fase. Is in dat eerste deel de nadruk vooral gericht op het ontstaan van het bewustzijn in het algemeen, en de goddelijke oorsprong als macrokosmos, dan gaat het in dit tweede deel meer over onszelf, de microkosmos:
Heel het universum is vervuld van Gods Heerlijkheid (vrij naar het boek Jesaja: 3)
Dus ook de mens. Uit dit tweede verhaal zal blijken dat wij het menselijke bewustzijn beschouwen als begin van de schepping van het persoonlijk universum en al het bestaan daar omheen, de microkosmos. Anders gezegd: met onze geboorte begint de schepping van dat universum. De consequenties daarvan zal in dit deel worden besproken. Ons uitgangspunt blijft onveranderd: de mens is een geschapen wezen zoals dat in het boek Genesis wordt beschreven:
In de beginne schept god hemel en aarde en alles daar tussen in (Gen 1: 2)
In dit deel gaat het juist over dat ‘en alles daartussen in’, want dat is het werkterrein van de mens, de mens als middelaar tussen hemel en aarde.
Deze vorm van tekstinterpretatie zal misschien enigszins vreemd overkomen. Met name het woordje SCHEPT, dat daarmee suggereert, dat God nog steeds schept, en niet af en toe, maar van moment tot moment, voortdurend dus. Deze gedachte zal niet door veel mensen worden gedeeld. En dat geldt zeker voor de moderne en postmoderne mens, die ofwel zo’n ontstaan ontkent, dan wel op zijn minst in twijfel trekt. Het zijn vooral de wetenschappers die deze zienswijze afwijzen en zich vast blijven houden aan een evolutieleer, die evenwel geen antwoorden geeft op de basale vragen als:
Hoe ontstaat het bewustzijn, wie zijn wij?; wat is de zin van het leven en van het bewustzijn?
Een visie die uitgaat van leven in een leeg universum, zonder doel, zonder richting, zonder opdracht… treurig….
In deel 1 is die richting, het doel en de opdracht vastgesteld. Daar wordt ons verteld dat de mens geschapen wordt als gods beeld en gods gelijkenis, met de opdracht om de schepping te herstellen door de gevallen engelen weer te verbinden met de schepper. In dat eerste deel is gesproken over hoe die gevallen engelen — vooral de laatste tijd — zich manifesteren in onze wereld: via de kwaadwillige of onbewuste mens door grenzeloze uitputting van onze aarde, vernietiging van ons leefmilieu tot ver buiten de dampkring. oorlogen, onderdrukking, vluchtelingenstromen, machtswellust, cultuurvernietiging, een eindeloze stroom van negatieve krachten die ons leven en dat van onze nazaten steeds meer bedreigen.
Mochten wij het idee hebben dat die ‘gevallen engelen’ iets vaags zijn — sprookjesfiguren, zoals geesten, die zo ergens tussen hemel en aarde hun ding doen — dan hebben we niet begrepen hoe het er in de schepping aan toegaat. Net zo goed als de goede engelen de mens nodig hebben, geldt dat ook voor de gevallen engelen, zij hechten zich aan de mens die zich daarvoor openstelt, waardoor het kwaad, de verwoesting en vernietiging van onze prachtige planeet almaar dichterbij komt.
Is de schepping nog te redden? En wie kan dat dan doen?
De mens, geschapen als gods beeld en gods gelijkenis, is waarlijk het enige kosmische wezen dat voldoende ‘gereedschappen’ mee krijgt om die reddende taak te volbrengen. Al lijkt het dat juist nu het tegenovergestelde gebeurt. Hoe kan dat veranderen? Hoe kan de mens deze taak op zich nemen?
Door het enige ware middel: bewustwording; bewustwording van de werkelijke situatie waarin de wereld verkeert en vooral door het vooruitgangsdenken los te laten.
Dat ware en reddende bewustzijn wordt steeds meer gedwarsboomd als gevolg van meedogenloze misleiding en manipulatie door verbluffende technologische ontwikkelingen. Het toverwoord is Artificial Intelligence, een uitvinding van slimme techneuten, van rijkaards die nog rijker willen worden en vooral van machtswellustelingen op zoek naar nog meer macht, waardoor het hele universum bedreigd wordt. De Toren van Babel, symbool van de hoogmoed, reikt nu verder dan de hemel….
Vrij vertaald gaat de mythe van de Toren van Babel over de menselijke hoogmoed. Mensen denken zelf in staat te zijn de wereld te scheppen (vorm te geven) en te besturen en zijn van mening dat zonder hulp van de schepper te kunnen doen De mythe vertelt ons daarbij dat bouwers van die toren, die dus tot in de hemel moest reiken, ‘tiggelstenen’ gebruiken, stenen van stro een leem. En dan gaat de mythe verder met de mededeling dat de schepper hun universele mythische communicatie doorbreekt zodat de bouwers elkaar niet meer konden begrijpen en de toren instortte . Wij zijn allemaal bouwers van de toren van Babel, meestal hebben we dat niet door en lopen we ergens zomaar vast in verwarring, uitlopend op chaos. Chaos in de wereld, maar ook in ons eigen leven….
De Toren van Babel — Pieter Breugel de Oude[1]
Een gevolg van de technologische ontwikkelingen is dat werkelijkheid niet meer te onderscheiden is van het bedrog, dat zich in een razend tempo meester maakt van onze wereld. Door al die misleidingen murw geslagen, weten we het niet meer; eigenlijk lijkt het erop dat we met lege handen tegenover een gigantische macht staan.
Grote veranderingen
Die macht is pas in de beginfase: Artifical Intelligence (A.I.), het toppunt van de menselijke denkkracht, krijgt steeds meer vorm; een ontwikkeling die niet meer te stoppen is. Nu nog een interessant (hulp)middel voor studenten, schrijvers en dichters, artsen, ouderenzorg, veel belovend… maar helaas is er ook een keerzijde, een duistere kant.
Dan denken we aan de duistere kant van de intelligente oorlogvoering, en het op grote schaal manipuleren van gemeenschappen. Niet alleen dat de mens steeds afhankelijker wordt van deze machines, maar de ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden kent geen einde. De stormachtige toename van die afhankelijkheid zal steeds meer tegen ons gaan werken: de mens wordt robot, zonder morele en ethische sturing, zonder zelfbewustzijn anders dan datgene wat de ontwerper erin stopt. En dan de echte duistere kant: de A.I. robotmachine in handen van de oorlogszuchtige mens… Science Fiction wordt werkelijkheid.
Het is wel duidelijk dat de wereld voor het begin van grote veranderingen staat. Niemand weet hoe dat zal aflopen, maar het is in elk geval noodzakelijk dat zoveel mogelijk mensen zich bewust worden van wat er werkelijk gaande is in de wereld. En dat er grote behoefte zal zijn aan mensen die meer inzicht bezitten in deze nijpende situatie. Een inzicht dat verkregen kan worden door een groeiende ontwikkeling van het intellect en de intuïtie, de de belangrijkste bronnen van inzicht om die ware werkelijkheid te kunnen onderscheiden van de misleiding.
Het gaat dus om de juiste ontwikkeling van het menselijke bewustzijn. Die ontwikkeling begint bij onze geboorte, of misschien al daarvóór. Meister Eckhart (1260-1328) en zeker ook zijn leerling Tauler (1300-1361) spreken over meerdere geboorten. Ook godsdienstfilosoof Daniel van Egmond (1947-2018) vertelt ons in zijn boek “De Mens en zijn Engel” (Nachtwind, 2012) over een eerste en een tweede geboorte die plaatsvinden bij de aanvang van ons aardse leven.
De tweevoudige geboorte
We beginnen daarom dit tweede deel over bewustzijn met de geboorte van de mens. Daarmee komen we meteen al in verwikkelingen terecht, omdat ons uitgangspunt is dat de menselijke geboorte, zoals die ook in het esoterisch Christendom al sedert onheugelijke tijden wordt vermeld, als tweevoudig wordt gezien. We kunnen mededelingen hierover al terugvinden in de geschriften van Meister Eckhart en zijn leerling Tauler. Ook in latere beschrijvingen, zoals het prachtige werk ‘de mens en zijn engel’ van Dr Daniel van Egmond. Daarmee wordt ons veel inzicht gegeven in deze complexe materie. Dit alles heeft te maken met de bijzondere taak die de mens in de schepping moet volbrengen. Die taak is om als middelaar de breuk tussen hemel en aarde te herstellen, de breuk, die van moment tot moment in stand gehouden wordt door de gevallen engelen, de demonen van het kwaad.
Dat vinden we ook terug in de bijbelverhalen zoals die zijn vermeld in het boek Genesis hoofdstuk 3. Onder aanvoering van de engel der hoogmoed (meestal geduid als Lucifer) verbreken vele engelen hun verbinding met de Schepper, de Bron van al het geschapene. Hierdoor dreigt de schepping teloor te gaan, zoals we dat heden ten dage om ons heen kijkend al duidelijk kunnen waarnemen. We lezen daarover ook in de boeken van Henoch (Henoch 3).
Voor veel mensen is dit een soort sprookjesverhaal, een verhaal over gebeurtenissen die heel lang geleden hebben plaats gevonden en nu dus een ver van mijn bed show is geworden. Maar niets is minder waar.
Al deze gebeurtenissen gebeuren NU, van moment tot moment. Het duidelijkst is dat zichtbaar wanneer wij naar de wereld om ons heen kijken en zien hoe die gevallen engelen zich als demonen vastklampen aan de onwetende mens en op die manier letterlijk de schepping vernietigen.
We zien ook hoe die vernietiging op allerlei niveaus binnen de schepping plaatsvinden: in het gezin (eerwraak), de jeugdbendes, de hooligans, de dictators en super rijken en machtigen der wereld. Daarmee wordt het ook duidelijk dat die demonen zich ook op velerlei niveaus hun kwaad verspreiden.
Daarom wordt de mens geschapen, om middelaar te zijn tussen Hemel en Aarde en de demonen, die gevallen engelen, terug te voeren naar hun oorsprong als bouwsteen van een nieuwe schepping….
De nieuwe mens….
En daarom die tweevoudige geboorte. Een biologische geboorte om een nieuwe deelnemer aan de aardse gemeenschap te worden en een geestelijke geboorte om deelnemer te worden aan de werelden van de engelen.
En hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood zaal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbij gegaan. En hij die op de troon gezeten is zeide: Zie ik maak alle dingen nieuw. En hij zei: schrijf want deze woorden zijn getrouw en waarachtig…
Openbaringen van Johannes, 21 NBG51: NBG-vertaling 1951
Daarmee is ons standpunt dat onze geboorte niet alleen een biologische gebeurtenis is verduidelijkt. Het is onze overtuiging dat mens-zijn het gevolg is van een samenspel van engelen, goden en mensen; het is een spel dat in zuivere harmonie dient plaats te vinden en waar de goddelijke ziel van de boreling als het eerste resultaat van de liefdevolle verbinding tussen Sophia, de godin der wijsheid, en Gabriel, de engel-boodschapper verschijnt.
De vrucht van deze verbinding wordt met vele namen aangeduid. Sommigen spreken over de godsvonk, anderen noemen het de beschermengel, of engel-geleider; weer anderen spreken over de levende Adem, zoals ook in het bijbelverhaal staat aangegeven:
En YHVH-Elohim formeert de mens uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten blaast hij de adem des levens, Ruach; alzo wordt de mens tot een levende ziel gemaakt.
Tot een levende ziel… zonder deze ziel is de mens niet levend?
Ja en nee, zonder deze ziel is de mens een (dierlijk) biologisch wezen, dus in feite geen mens. Mens zijn we pas door ziel, Ruach, als deel van het goddelijke bewustzijn.
Deze ziel, deze Ruach, vormt de essentie van de mens. Zonder deze ziel zijn we geen mens. Ook uit de rest van het verhaal zal blijken dat wanneer deze ziel niet gevoed wordt uiteindelijk zal terugkeren naar haar oorsprong in de verwachting zich te kunnen binden aan een andere mens. Het is de ziel zelf, meestal in de gedaante van de beschermengel, die waakt over deze ziel en die juist in de eerste periode van ons leven een cruciale rol speelt.
Deze ziel is voor de gemeenschap waarin het kindje nu ook biologisch geboren is niet merkbaar aanwezig, omdat het kindje immers nog geen enkel bewustzijn bezit. Toch is die ziel er al, die engel, die zich onvoorwaardelijk verbonden heeft met het kindje. Ziel is een engel, een engel die het kindje op een innige manier beschermt. Ziel is het goddelijke bewustzijn, ‘de Godsvonk’, waarin ook wij zijn geboren. De Godsvonk, een naam die misschien misleidend is, omdat daarmee de suggestie kan worden gewekt dat dit goddelijke bewustzijn ‘ergens’ in ons verborgen zou kunnen zijn. Zien we de ziel als engel, wordt het wat gemakkelijker om voor te stellen dat wij ‘in de ziel’ aanwezig zijn. Dat wil zeggen dat ons aardse bewustzijn dan verschijnt in het bewustzijn van die godsvonk-engel als een deel van het goddelijke engelen-bewustzijn.
Wij, de gemeenschap, wij merken daar niets van. Pas wanneer het kindje de biologische geboorte heeft ondergaan, zien we dat prachtige kindje keurig verzorgd in het comfortabele wiegje liggen en het slaapt.
Wat is de bestemming?
Zo zien wij dat kindje verschijnen, een baby, een mensje in spe…, dat liefdevol wordt ontvangen. De baby is een mens omdat het beschikt over twee zielen, een biologische ziel, die later tot een bewuste persoonlijkheid zal uitgroeien, en een goddelijke ziel, de engel, die het beeld en de gelijkenis is van de schepper, de engel die met het kindje op zoek gaat naar zijn/haar bestemming.
Ter illustratie een gedicht van POK[2]
Kind
Gisteren, ‘n gewone dag
Gewone dingen die ik zag
Niets bijzonders, heel gewoon
Gewoon ‘t dagelijks patroon
Sleur verveelt mijn duffe hoofd
Ben door verveling uitgedoofd
Steeds één toon, ‘t is vervelend,
‘t verveelt als niets ontregelt.
‘t Kind, nog jong van jaren,
hoor ik kinderkreetjes slaken;
Verrukt straalt heel het ógenkind,
‘t kindje ziet de bladerwind!
Zie nu ook de wind bewegen
ze beweegt me toegenegen
Lacht me toe en ik beweeg,
Beweeg, ben niet meer leeg.
Ook dit kindje heeft als bestemming middelaar te zijn tussen hemel en aarde waardoor de goddelijke krachten in onze wereld, de aarde, manifest kunnen worden. We denken dan aan de liefde en de wijsheid, het goede en het ware en het schone….
De ontwikkeling van de menswording
Ons verhaal is begonnen met het wonder van de tweevoudige geboorte van de mens. Het mensje, de baby, is nu bereid de daarop volgende viervoudige ontwikkeling tot deelgenoot van de menselijke gemeenschap te ondergaan. Viervoudig, ja, dat is een keuze, een keuze overigens die mede bevestigd wordt door de min of mee parallelle ontwikkeling van de hersenen.
Ons verhaal over deze viervoudige ontwikkeling eindigt bij de puberteit. Ook dat is een keuze. De puberteit, de overgang naar volwassenwording en het moment dat de mens zich ontwikkelt tot een individuele persoonlijkheid en wellicht ook een zoekende wordt naar de zin van zijn/haar bestaan, zoals de bedoeling is. Maar deze zoektocht kan de mens ook brengen op de weg van bezit, carrière, kennis en macht; of op de geplaveide weg van de gemiddelde consument met een voor-en achtertuin en een auto voor de deur; of misschien wel een wereldverbeteraar….
En hoewel dat niet de reden is van het menselijke bestaan, zien we dat heel veel mensen die keuze maken. En dat is ook noodzakelijk. Zonder die algemeen menselijke ontwikkeling kan niet gesproken worden over mens-zijn in de gebruikelijke betekenis. Pas dan is die mens aanspreekbaar en als deel van een gemeenschap. Pas dan kan de vraag gesteld worden of deze mens ontvankelijk wordt voor het middelaarschap zodat de taak, de reden, waarom de mens wordt geschapen, inderdaad een aanvang kan nemen. Maar… ook dat is een keuze, een keuze die als regel niet bewust wordt gemaakt: het kind volgt gewoon de ‘main stream’. Maar het kan ook zijn dat deze mens tot de ‘aangeraakten’ gaat behoren; de mens die zoekt naar loutering, naar verbinding met zijn/haar goddelijke oorsprong: de Ware Mens.
Eerst een poëtische uitleg hiervan met een gedicht van POK. [3]
Ecce homo
Daar, zie de mens,
blij en met wat schuld,
vol waan en eigen wens
met ijdelheid gevuld.
Warm zijn vlees en bloed,
koude die hem bijt,
vol vrees wat hij ontmoet
en tijd die hem verslijt.
Hij hunkert in het hart
naar waarheid, wat geluk.
‘n wezen klein, wat verward,
echt geen meesterstuk.
Maar heel zijn existentie
is meer dan slechts natuur,
want goddelijke potentie
smeult in hem als vuur.
Deze mens is uitverkoren
Groot of klein, wit of zwart,
al lijkt hij ook verloren,
hij is bemind als schat.
Het aardse leven begint…
De geboorte verloopt als regel volgens de geëigende protocollen en weldra ligt daar een gezonde baby zoetkens slapend in de wieg. Het aardse leven is begonnen. Het is begonnen aan de viervoudige ontwikkeling tot deelgenoot van de menselijke gemeenschap. We spreken dan over een periode van ongeveer zeven jaren, waarin deze ontwikkeling plaats vindt.
We volgen die ontwikkeling met behulp van de gedachten en ideeën van de filosoof Jean Gebser (1905-1975) [4], die aan de hand van zijn waarnemingen van geïsoleerd levende inheemse volken hun ontwikkeling in kaart probeerde te krijgen. Zijn idee was dat ook de moderne mens op analoge wijze deze ontwikkelingen persoonlijk doormaakt en dat bracht hem ertoe zijn bevindingen te beschrijven in een serie van drie basisboekwerken:
Ursprung und Gegenwart: Die Fundamente der aperspektivischen Welt. Beitrag zu einer Geschichte der Bewusstwerdung (1er Teil); Die Manifestationen der aperspektivischen Welt (2er Teil), en eindigt met Kommentar (3er Teil). Jean Gebser (1905-1975) was een Duits-Zwitserse filosoof die schreef over de geschiedenis van de ontwikkeling van het bewustzijn. Gebser was een tijdgenoot van Jung, Picasso en Rilke, waarmee hij was bevriend. Hij liet zich inspireren door onder meer Teilhard de Chardin, Hegel, Eckhart en Sri Aurobindo.
In zijn boek ‘The everpresent origin’[5] beschrijft Gebser hoe het bewustzijn door de eeuwen heen is geëvolueerd. De fasen die Gebser onderscheidt zijn archaïsch, magisch, mythisch en mentaal bewustzijn. Op dit moment lijken we ons als mensheid te bevinden in de overgang naar een integraal bewustzijn als een soort overstijgende synthese van de voorgaande vier perioden. Gebser verdeelt die ontwikkelingsperiode van baby tot kind in 4 fasen:
Jean Gebser[6]
- De archaïsche periode tot ongeveer 1 á 2 jaar
- De magische periode tot 3 á 4 jaar
- De mythische periode tot ca 6 jaar
- De rationele periode vanaf 6e à 7e
Uit neurologisch onderzoek blijkt dat deze ‘natuurlijke ontwikkeling’ mooi parallel loopt aan de ontwikkeling van de hersenen. In ons oude opvoedingssysteem werd deze ontwikkeling ook gevolgd en gingen de kinderen op 6-7 jarige leeftijd naar ‘de grote school’. Dat is nu niet meer nodig, kinderen worden veel eerder ‘wijzer’ dan toen, althans, dat is de mening van de moderne onderwijskundige….
De archaïsche periode
Het woord archaïsch is van Griekse oorsprong en heeft de betekenis van ‘in den beginne’. Dat is het woord waarmee ook het scheppingsverhaal van Genesis hoofdstuk 1 begint:
‘In den beginne schept God…
De archaïsche periode toont zich als een gesloten tijdperk, waar weinig concreet over gezegd kan worden. En dat is begrijpelijk omdat de baby zelf sowieso nog geen enkel begrip heeft van welke wereld dan ook, en dus niets anders kan uiten dat wat onbestemde geluidjes en automatische reflexen (kijk… het kindje lacht al…).
Een leeg begin…, waar het kindje eigenlijk alleen maar biologisch aanwezig is, denken velen. Een periode waarbij de band met de moeder leidend is voor het bestaan van het kindje. Maar in werkelijkheid gebeurt er juist in deze periode heel veel dat voor de buitenwereld meestal verborgen blijft.[7]
Zodra de baby geboren is, wordt ‘de ruimte’ van het bewustzijn bepaald door de werking van de hemelse krachten die de ziel, de godsvonk, willen vormen. Want er is nog geen persoonlijkheidsstructuur en dus ook geen interactie met onze omgeving. Het kindje bevindt zich als het ware nog in het paradijs en is daarmee in zekere zin te beschouwen als Adam/Eva in de periode van voor de ‘zondeval’. Het kindje is goddelijk, omdat het in de godsvonk vertoeft, maar dat wordt niet opgemerkt. Het beschikt immers nog niet over de persoonlijkheid om zich uit te drukken in de wereld waarin het wiegje staat. Ieder mens wordt geboren in de godsvonk en daarmee kan het kindje wel onder invloed staan van engelen, maar nog niet van de mensen om hem/haar heen. In die eerste periode van ons leven zijn wij zelf een engel, maar we zijn ons dat niet bewust. In deze toestand zijn we als het ware Adam/Eva, die weliswaar ‘wandelen met god’ (dus één zijn met god) maar daar geen idee van hebben.
Dankzij de biologische zintuigen is de baby ook ontvankelijk voor onze leefwereld, de wereld van de mensen, zij het op volstrekt passieve wijze, want er is nog geen ik, er is nog geen individu. En dus is er ook nog geen wil, geen vermogen om keuzen te maken. De baby bevindt zich op een soort bewustzijnsniveau waarvan wij ons nauwelijks een voorstelling kunnen maken. Over dit archaïsche bewustzijnsniveau kunnen we hooguit wat speculeren om enig inzicht te krijgen. Wel zijn er in de laatste jaren mensen teruggebracht naar dat niveau van bewustzijn met behulp van LSD en zijn er met name door een zekere Stanislav Grof en zijn vrouw Christina Grof studies gemaakt naar de bijbehorende verschijnselen. Zij hebben veel verklarende boeken geschreven. Ook hebben zij alternatieve methoden ontwikkeld om mensen zonder psychedelische middelen toch in een veranderde staat van bewustzijn te brengen. Deze studies ondersteunen in zekere mate de gedachten en filosofie van Jean Gebser.
Het kindje bevindt zich nog in het paradijs
Kenmerkend voor het archaïsche niveau — het is hiervoor al gezegd — is, dat er nog geen eenduidige ‘ik’ aanwezig is. Ook geen enkel subject, en dus bestaat er voor deze vorm van bewustzijn ook nog geen enkel object. Dat wil zeggen dat elk object wel gezien, maar niet gekend wordt. Het object heeft voor het kindje nog geen enkele betekenis. Met andere woorden: er is geen verschil tussen de (psychologische) ‘binnenwereld’ (gedachten en gevoelens) van de baby en de ‘buitenwereld’. Er is hier alleen maar sprake van een allesomvattende eenheid. De pasgeboren baby is nog helemaal in het paradijs en komt langzamerhand in de wereld der psychische krachten, in de wereld van de menselijke gemeenschap. Deze wereld zal geleidelijk aan steeds meer bezit nemen van de baby, waardoor de invloed van de engelen minder zal gaan worden.
Gelukkig is de baby ook volkomen één met de moeder en wordt door haar beschermd. Natuurlijk is deze bescherming allereerst gericht op het welzijn van het kindje, maar die bescherming gaat verder; er is een soort (onder)bewustzijnsband waarmee de moeder het kindje extra bescherming geeft. En bovendien wordt het kindje letterlijk beschermd door engelen, die voortdurend aanwezig zijn en waarmee het kindje ook kan communiceren.
Naast beschermen hebben deze engelen ook als taak de godsvonk van het kindje zoveel mogelijk geestelijke gestalte te geven. Ook hier zien we hoe belangrijk het is om het kindje te laten opgroeien in een liefdevolle omgeving. Wanneer die liefde ontbreekt zal dat zeker gevolgen hebben voor het verdere verloop van het bestaan van de baby. En onze gedachten gaan onwillekeurig uit naar al die situaties waarin kinderen geboren worden omringd door neerstortend puin en kanongebulder.
Ons kindje is dus zelf engel. En soms kun je dat merken; dan zie je heel merkwaardige dingen gebeuren, waarbij twee baby’s in de box met elkaar communiceren in de voor ons onverstaanbare engelentaal.
Overblijfselen
Naarmate de tijd verstrijkt zal de invloed van de menselijke gemeenschap toenemen en zal die van de engelen vervagen. Maar toch blijft er een zekere herinnering. De mysticus Emanuel Swedenborg (1688-1772) vat deze herinnering samen met het woord ‘overblijfselen’. En hij stelt dat deze herinnering — vaak diep verborgen — heel lang in ons geheugen bewaard blijft. Zonder deze overblijfselen zal een mens niet of nauwelijks ooit in staat zijn een spirituele weg te gaan, simpelweg omdat hij/zij niet in staat is de ‘goddelijke aanraking’ te herkennen. Je zou kunnen zeggen dat deze engel-overblijfselen te vergelijken zijn met het goud van de alchemist, die immers dat beetje goud nodig heeft de transformatie van lood naar goud te kunnen mogelijk maken en aldus die stralende mens te worden waarmee de schepping getooid wil zijn.[8]
Swedenborg was een mysticus pur sang. Opgegroeid in het gezin van de plaatselijke bisschop, was hij zelf veel meer ingenieur, wetenschapper en politicus. Als ingenieur was hij zijn tijd ver vooruit; hij ontwierp vliegtuigen en bouwde die ook. Als wetenschapper was hij briljant, hij was de eerste die de werking van ons hart goed in kaart heeft gebracht. Als politicus was hij een gewaardeerd lid van het Zweedse parlement. Tot zijn 55e levensjaar was hij druk met al deze zaken, totdat hij op heftige wijze ‘aangeraakt’ werd. Hij verzette zich daar tegen, maar na een jaar gaf hij zich over en begon aan een minutieuze esoterische uitleg van het oude testament, waarbij hij een werkwijze vertoonde die toentertijd onbekend was: hij beschreef de teksten als mystieke gebeurtenissen die in het NU plaatsvinden. Ook kon hij soms dagenlang in coma verkeren, waarbij hij na het ontwaken nauwgezet zijn ervaringen en ‘gesprekken’ met allerlei engelen omschreef.
De archaïsche periode is dus inderdaad een belangrijke periode, waarin dat benodigde ‘klompje’ geestelijke goud wordt aangebracht. Het is buitengewoon belangrijk dat de ‘overblijfselen’ zoveel als mogelijk vastgehouden blijven en dat de mens weet heeft van dit goud. Daarom is het verblijf van het kindje in de ongestoorde stilte van de wieg zo belangrijk. Daar gebeurt van alles en we hebben er (meestal) geen idee van.
Het is dus in die periode van de pure stilte van de wieg dat wij deze goddelijke liefdesdaad ondergaan. We begrijpen dan ook de desastreuze gevolgen wanneer het kindje niet in die pure rust kan verkeren, doordat deze voortdurend wordt verstoord door het lawaai van de wereld. En uiteraard is het belangrijk dat het kindje, later, als de tijd daar rijp voor is , op de hoogte wordt gebracht van die ‘overblijfselen’ en wegwijs wordt gemaakt.
De archaïsche periode duurt als regel kort, enkele maanden, een jaar of misschien in een enkel geval langer, maar de invloed van de omgeving groeit en dus komt het kindje steeds meer los van god en steeds meer in onze leefwereld-van-alledag.
In die archaïsche periode kent het kindje zoals gezegd nog geen enkele individuele persoonlijkheid. Voor zover wij als volwassenen bij een baby toch een zekere mate van individualiteit menen waar te nemen, heeft dat meer met onszelf van doen. Wij individualiseren het kind, waarbij we bijvoorbeeld zeggen: ‘kijk, zij wil de rammelaar’ terwijl ze in werkelijkheid alleen maar een instinctieve beweging maakt. Een bekend voorbeeld is dat als je iets vlak bij een baby houdt, zij dat dan probeert te grijpen. Onderzoek toont aan dat de baby helemaal niets wil, maar dat dit grijpen letterlijk een instinctieve reactie is die wellicht te beschouwen is als een soort voorloper van ‘het be-grijpen’. Maar omdat wij voortdurend suggereren dat die baby iets wil pakken, leert zij/hij op den duur om het voorwerp daadwerkelijk te willen pakken.
Instinctief bewustzijn
Wij schrijven een pasgeboren baby vaak een individualiteit toe en we menen oprecht dat hij/zij al een individu is, met eigen verlangens en wensen en dat wanneer de baby deze kenbaar lijkt te maken en ‘om iets vraagt!’, zien we die ouderlijke wensgedachte bevestigd worden. Maar in die periode zijn alle (re)acties nog louter instinctief en dankzij het feit dat wij doen alsof, dan wel werkelijk menen dat deze baby al een uniek individu is die om dingen vraagt, reageren wij op een speciale wijze op de bewegingen en de mimiek van het kind. En daardoor kan op den duur juist een individualiteit, een menselijke persoonlijkheid ontstaan. Als zo’n baby niet door mensen wordt opgevoed, maar bijvoorbeeld door wolven, ontstaat een geheel ander wezen namelijk een biologische mens met een psychologische structuur die meer op die van een wolf lijkt dan die van een menselijke persoon. Daarmee wordt al enigszins aangegeven hoe het archaïsche instinctmatige werkzaam kan zijn. maar daarover later (deel 3 en 4) meer.
Wat als niet alles harmonieus verloopt?
Dat kan de geboorte zelf zijn, of er is iets niet in orde in het gezin waar de boreling terecht komt. Onder die omstandigheden zal er sprake kunnen zijn van allerlei afwijkingen in de ontwikkeling van het kindje. Er wordt ook wel gezegd dat het kindje zelf uitzoekt in welke gemeenschap (gezin) het geboren wil worden. Uitgaand van de overtuiging dat het kindje nog geen enkele identiteit bezit, is zo’n uitspraak zeer twijfelachtig. Wel is het zo dat het kindje een biologische band heeft met gezin en familie en dus bepaalde (biologische) kenmerken erft.
Hoe het ook zij, het betreft hier zaken waarover veel gespeculeerd wordt, maar slechts weinigen werkelijk weten waarover het gaat. Niettemin is het een goede zaak om juist in deze onbekende archaïsche periode zorg te dragen voor een zo goed mogelijke aandacht met voldoende rust en stilte en minder getroetel van liefhebbende verwanten….
Oer-bewustzijn
En tenslotte: hoewel er dus weinig bekend is over deze eerste periode van ons leven is het toch een zeer belangrijke periode. Dit archaïsche ‘bewustzijn’ blijft ons hele leven deel uitmaken van ons bestaan. Het is de oer-bewustzijnsruimte, de plaats waar onze instincten werkzaam zijn. Het is zelfs zo dat de volgende ontwikkelingen, de magische, mythische en zelfs de rationele periode binnen het archaïsche bewustzijn verschijnen en voorgesteld kunnen worden als concentrische ‘ruimte-bollen’ binnen ons archaïsch bewustzijn. Dat maakt het archaïsche bewustzijn nog meer raadselachtig. Hoe het bewustzijn zich aldus ontwikkelt leest u in het volgende deel.
Geraadpleegde literatuur
- Daniel van Egmond (2012). De mens en zijn engel. Uitgeverij Nachtwind
- Daniel van Egmond (2014). De wereld van de Ziel. Uitgeverij Nachtwind.
- Henry Boelaars (1984). Hildegard von Bingen: de Scivias. [met een commentaar van pater Henry Boelaars op de Scivias]. Uitgeverij Servire.
[1] Bron: De Toren van Babel — Pieter Breugel de Oude, Kunsthistorisches Museum Wien
[2]Pseudoniem van dichter met ongepubliceerd werk
[3]Pseudoniem van dichter met ongepubliceerd werk
[4] Op 3 maart 2025 geraadpleegd van gebser.org/jean-gebser-bio/
[5] The Ever-Present Origin. Authorized translation by Noel K. Barstadt with Algis Mickunas. Athens/Ohio, London: University Press 1985. (Amerikanische Übersetzung von „Ursprung und Gegenwart”. 2. Auflage 1991.
[6] Bron: Jean Gebser (1957) — fotograaf onbekend. Rudolf Hämmerli, editor of the publications of Jean Gebser
[7] In een later deel zal worden besproken en toegelicht dat het archaïsche domein wel degelijk van groot belang is. Zonder dit domein en de krachten die daarin actief zijn zou de mens en natuur niet kunnen voortbestaan.
[8] Wellicht ten overvloede: de authentieke alchemist is niet een goudzoeker. De authentieke alchemist is een mysticus, een zoeker naar de betekenis van ‘mens ken uzelve.’ Een zoeker naar de reden van zijn bestaan, en ‘het goud’ is uitdrukking voor de liefde en de wijsheid waarmee het universum in stand kan worden gehouden.