LOS 2

0

Henny Sol

Scriptie, Saswitha Opleiding voor Yoga en Wijsbegeerte, 1 april 2018
deel 1deel 2 – deel 3

Dan zendt Swabhawat Fohat om de atomen te harden.
Elk is een deel van het Web. De ‘Zelf-Bestaande Heer’
(Swabhawat) als een Spiegel weerkaatsend, wordt elk
op zijn beurt een wereld.

(Saswitha, 1976, p. 2)

Waar het eerste vers een tijdloos, statisch beeld neerzette komen met dit tweede vers de dingen in beweging; dit is het ‘motorisch moment’.

In De Geheime Leer maakt Blavatsky onderscheid tussen Fohat in het ongeopenbaarde en Fohat in het geopenbaarde Heelal (de wereld der verschijnselen). In het ongeopenbaarde Heelal is Fohat:

(…) een abstract wijsgerig denkbeeld. Hij brengt zelf nog niets voort; hij is eenvoudig die potentiële scheppende kracht (…).

(Blavatsky, 1968, p. 187).

In het geopenbaarde Heelal is het een:

(…) elektrische levenskracht, die (…) alle vormen verenigt en samenbrengt, er de eerste levensdrang aan geeft. (…) Wanneer de ‘Goddelijke Zoon’ tevoorschijn treedt, dan wordt Fohat de voortstuwende kracht, de actieve Macht, die veroorzaakt dat EEN wordt tot TWEE en tot DRIE (…). Het drievoudige Ene versplitst zich in het vele en dan wordt Fohat omgezet in die kracht, welke de elementale atomen samenbrengt en ertoe brengt, zich bijeen te voegen en te verbinden.

(Blavatsky, 1968, p. 87).

In eerste instantie dacht ik bij het ongeopenbaarde Heelal aan het Heelal voor de oerknal, voor de singulariteit (als het Heelal nog is samengetrokken in een wiskundige punt en tijd en ruimte nog niet bestaan), in tweede instantie aan de feitelijke wereld die altijd onbekend zal blijven. Die laatste insteek bevalt mij veel beter, want als puntje bij paaltje komt ben ik hoogstens filosofisch geïnteresseerd in wat er was voor de singulariteit.

In verbeelde wereld lijkt Fohat zowel de kracht die van Een Veel maakt als andersom te zijn. Zoekend naar welke kracht in het dagelijks leven datzelfde doet vond ik ‘aandacht’; aandacht maakt van Een Veel maar je vasthoudende aandacht zal de dingen ook weer bij elkaar brengen tot een beter begrip. Althans dat hopen we dan maar.

Dan zendt Swabhawat Fohat om de atomen te harden. Elk is een deel van het Web

Het woord atoom komt uit het Grieks en betekent niet ― deelbaar, Een. Voor de Grieken waren de atomen de ondeelbare bouwstenen waarmee de wereld gemaakt was. Zo’n woord is wel heel modern in een tekst die duizenden jaren oud heet te zijn. Maar wie weet was het onmacht van de vertaler die geen betere manier wist om uit te drukken wat hij las.

Dat de atomen wel degelijk deelbaar zijn (elektronen in de schillen, protonen en neutronen in de atoomkern) weten we inmiddels; al blijven er nog genoeg raadsels over.

In ‘Een kleine geschiedenis van bijna alles’ maakt Bill Bryson de verhoudingen in het waterstofatoom heel inzichtelijk:

(…) als een atoom zou zijn opgeblazen tot de grootte van een kathedraal, zou de kern niet groter zijn dan een vlieg ― maar een vlieg die duizendmaal zwaarder is dan de kathedraal.

(Bryson, 2006, p. 137).

Het elektron gedraagt zich overigens ‘alsof het is geconcentreerd in één punt in de ruimte, net zoals de quarks binnen het proton en neutron’ (Du Sautoy, 2017, p. 109). De verstrooiing die optreedt bij botsingsexperimenten is slechts verklaarbaar als je het elektron en de quarks als puntdeeltjes beschouwd (i.c. geen volume). De wiskundige punt die door Vaihinger (204, p. 51) in zijn boek een fictie werd genoemd lijkt dus op subatomair niveau wel degelijk te bestaan. Het feit dat een elektron wel massa heeft maar geen volume leidt bovendien tot de conclusie dat het elektron een oneindige dichtheid heeft, dat een elektron misschien wel het zwartste gat van alle zwarte gaten is. Overigens lijkt dus niet slechts het atoom maar ook de atoomkern vooral uit leegte te bestaan. Misschien moet ik zelfs zeggen voor honderd procent, want wiskundige punten hebben nu eenmaal geen volume.

Wat moet ik beschouwen als de atomen in het Web, welk deel van het Web zijn de atomen en waarom zou Swabhawat Fohat sturen om die atomen te harden?

Het Web is opgebouwd uit knooppunten, verbindingsdraden en leegte (de gaten in het Web). Die drie elementen vormen de structuur en ik neig ertoe vooral de knooppunten als de atomen te zien; dat zijn de plekken waar Veel (draden) Een (knooppunt) wordt. Ook de leegte heeft een functie, want als die leegte er niet zou zijn zou er ook geen structuur zijn. Net zoals je om een tekening te maken ook iets moet hebben om op te tekenen.

De enig mogelijke reden voor Swabhawat om Fohat te sturen lijkt mij dat de atomen wat Swabhawat betreft niet hard genoeg zijn, niet scherp genoeg omlijnd, te vormloos, te wazig.

Plaats ik dat in het dagelijks leven ― want dat is waar het mij uiteindelijk slechts om gaat ― dan wordt het: het bewustgeworden verschil maakt dat de aandacht zich richt en het vormloze vorm geeft. Of nog platter gezegd: als ik mij afvraag ‘Wat is dat?’ dan richt mijn aandacht zich op ‘dat’ en maak ik van ‘dat’ eerst Veel (de delen) en vervolgens Een (geheel ― van ― delen). Zo bouw ik van ‘dat’ een dieper begrip op.

Met ‘Elk is een deel van het Web’ wordt erop gewezen dat dat richten van de aandacht twee kanten op werkt. Elk atoom wordt inzoomend van Een Veel. Uitzoomend maken de vele atomen samen deel uit van één Web. De dingen zijn ― onbeslisbaar en tegelijkertijd ― Een en Veel.

De ‘Zelf-Bestaande Heer’ (Swabhawat) als een Spiegel weerkaatsend wordt elk op zijn beurt een wereld.

Met de ‘Zelf-Bestaande Heer’ verschuift de focus van de tegendelen (Vader-Moeder) waartussen het verschil bestaat naar het verschil zelf, dat bij wijze van spreken op zich staat. Elk atoom ― als knooppunt in het Web ― is toch weer anders. Het bewust geworden verschil dat ontstaat bij de bewustwording van het niet ― harde atoom zal bij elk atoom dus ook anders zijn.

Hier wordt gesteld dat Swabhawat ― als ik die voor het gemak even opvat als een persoon ― waar hij ook maar kijkt in alle gevallen hoe dan ook in feite steeds (andere aspecten van) zichzelf zal zien. Wel is het spiegelbeeld steeds anders omdat de atomen verschillen waardoor ze Swabhawat verschillend weerkaatsen. Hoe dieper hij kijkt des te meer wordt wat hij ziet een wereld. In de spiegel zal hij ‘ook’ het diepere in zichzelf terugzien. Een wordt Veel. Aan beide kanten.

Dat lijkt misschien ingewikkeld maar is in feite doodnormaal: voor een loodgieter lichten de leidingen op in zijn wereld, voor een wiskundige zijn het misschien formules en patronen, voor een schrijver teksten, woorden. Het is de stand van onze ervaring met iets die zichtbaar wordt als we aandacht aan dat iets geven.

Waar de aandacht zich op richt wordt een wereld, die zich vervolgens ― als de aandacht zich verplaatst ― weer sluit. Elk op zijn beurt, maar de ervaring gaat mee, verandert je (verbeelding).

Als ik mij probeer voor te stellen wat daar dan gebeurt denk ik onwillekeurig aan de situatie van twee spiegels die tegenover elkaar staan en hoe diep je je daarin kunt verliezen. Dat is eindeloos. Maar waar je ook maar kijkt je zult steeds weer jezelf terugvinden.

Yoga

Concentratie, of Yoga, is het verhinderen van de wijzigingen van het denkend beginsel.

(Judge, 1996, p. 1)

De Drievoudige Wereld

Ayurveda en de Guna’s

Het is eigenaardig dat in het Westen vooral de nadruk wordt gelegd op het behandelen van ― lichamelijke en geestelijke ― ziektes. Wat het inhoudt om lichamelijk en geestelijk gezond te zijn is veel onduidelijker. En verlichting kwam tot voor kort slechts in meubelzaken en op woonboulevards ter sprake. Misschien hangt dat samen met de neiging in het Westen om vooral naar buiten te kijken en de inwendige stroom wat meer links te laten liggen.

De Ayurveda ― waar de medische wereld volgens mij wat smalend op neerkijkt ― is de Oosterse leer die vertelt wat je moet doen ― als je gezond bent ― om gezond te blijven en wat je moet doen ― als je niet gezond bent ― om gezond te worden. De Ayurveda kiest gezondheid als startpunt en zou alleen daarom al wat meer belangstelling van de medische wereld verdienen.

Dat die medische wereld pas in actie komt als het fout is gegaan is Ayurvedisch gezien dweilen met de kraan open. De Ayurveda stelt dat de geest regeert over de stof. Alle ziekte begint als een geestelijke onevenwichtigheid die als die maar lang genoeg genegeerd wordt zich uiteindelijk ook in de stof, in het lichaam zal openbaren. Wat mij betreft valt daar in het algemeen weinig tegen in te brengen.

De Ayurveda onderscheidt de prakriti ― het perfecte evenwicht, de volkomen gelukzaligheid van een zuigeling ― van de vrikriti ― het verstoorde evenwicht van de volwassene. Evenwicht is daarbij het evenwicht van de tri dosha, de drie krachten kapha, pitta en vata. De prakriti van elk mens is een unieke mix van deze tri dosha. Een Ayurvedisch arts zal de prakriti van zijn patient zo goed mogelijk proberen te bepalen en vervolgens zoeken naar wat er gedaan moet worden om de vrikriti weer terug te brengen in de richting van dat ideale evenwicht. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van bepaalde voeding, yoga oefeningen, pranayama, kruidenmengsels, enzovoorts.

De tri dosha kapha, pitta en vata zijn de Ayurvedische versie van de drie guna’s, de fundamentele eigenschappen, energieën die in de Hindoeïstische filosofie worden onderscheiden. De guna’s zijn tamas, rajas en sattva. Tamas is het zware, stoffelijke, trage, de materie. Rajas is het vurige, het energieke, het krachtige, dat wat de dingen in beweging brengt. Sattva is het resultaat van het bij elkaar komen van tamas en rajas, is het lichte, harmonische, levende, bloeiende, het vurige getemperd door het trage, de uiteindelijke beweging.

In de Samkya filosofie wordt onderscheid gemaakt tussen de ongemanifesteerde (Avyakta) en de gemanifesteerde werkelijkheid (Vyakta). De guna’s liggen aan de basis van de gemanifesteerde werkelijkheid (cf. verbeelde wereld) en tonen ons ― zowel buiten als binnen ― een schijnwereld (maya).

In de Bhagavad Gita stelt Krishna dan ook dat alles wat Arjuna ziet slechts het spel van de guna’s is dat eeuwig zo door zal gaan en hij raadt hem aan los te komen van de guna’s, want zij ‘binden de onvernietigbare bewoner van het lichaam vast aan het lichaam’ (Keus, 1971, p. 98).

Harmonie (sattva) hecht de mens aan zaligheid; beweeglijkheid (rajas) aan handeling, o Bharata. Inertie, die de wijsheid versluiert, hecht de mens daarentegen aan nalatigheid, achteloosheid.

(Keus, 1971, p. 99)

Als ik met mijn vinger op een pakje boter druk ontstaat in die boter een kuiltje, een indruk. Die indruk is het exacte evenwicht tussen de kracht die ik uitoefen en de stevigheid van de boter. Net zoals niet gegeven kan worden als er niemand is die de gift aanneemt kan een kracht niet bestaan zonder iets waarop die kracht werkt. Je wordt je dat zeer bewust als je een trap afloopt, denkt dat je het einde van de trap al hebt bereikt en dan komt er nog een trede.

In 1687 formuleerde Isaac Newton zijn beroemde drie wetten:

  1. Een voorwerp waarop geen resulterende kracht werkt, is in rust of beweegt zich rechtlijnig met constante snelheid voort.
  2. De verandering van de impuls is recht evenredig met de resulterende kracht en volgt de rechte lijn waarin de kracht werkt. Het welbekende F=m*a (kracht is massa maal versnelling).
  3. Als een voorwerp A een kracht op een voorwerp B uitoefent, gaat deze kracht gepaard met een even grote, maar tegengesteld gerichte kracht van B op A.

De eerste wet van Newton zegt ― losjes geformuleerd ― dat als je niets doet er ook niets zal veranderen.

In de tweede wet van Newton wordt gesteld dat verandering van iets gevolg is van een kracht die op dat iets werkt en dat de mate van verandering samenhangt met de kracht en hoe dat iets is.

Deze wet verbind ik met de drie guna’s, de drie fundamentele hoedanigheden. Rajas kun je daarbij zien als de kracht, tamas als dat waarop de kracht werkt (massa) en sattva als het resultaat (i.c. de versnelling). Het resultaat is altijd exact in verhouding met de kracht en met dat iets.

De derde wet van Newton vertelt dat als ik met mijn vinger op dat pakje boter druk niet alleen in de boter een indruk zal ontstaan, maar ook in mijn vinger. Wel zal die indruk veel kleiner zijn omdat mijn vinger veel steviger is dan de boter. De tweede wet van Newton werkt met andere woorden twee kanten op. Kracht wordt altijd door iets op iets anders uitgeoefend en dat iets anders zal een even grote maar omgekeerde kracht op het iets uitoefenen.

Dat een indruk altijd proportioneel is aan de prikkel én aan datgene wat geprikkeld wordt kan ook naar de psychologie worden vertaald. Dat zal ik doen terwijl ik inga op het Hindoeïstische model van de mens dat in de opleiding naar voren is gekomen.

Manas, Ahamkara, Buddhi

Al in het eerste hoofdstuk van de Swabhawat introduceert Saswitha de denker, de gedachtevoortbrenger, ‘de doder van het werkelijke’, die omgekeerd ook ‘de beschermer van het onwerkelijke’ is en hij laat zien hoe moeilijk het is de almaar voortdenderende gedachtetrein tot stilstand te laten komen en hoe makkelijk we worden afgeleid door wat onze zintuigen ons tonen (Saswitha, 1976, p. 29-30).

Met die uiteenzetting ontstaat strijd want je merkt dat je geleefd wordt, dat je op allerlei manieren een slaaf bent van de denker.

Manas is het deel van het denken dat wil continueren, dat door wil gaan met wat vertrouwd is, dat ons tot gewoontedieren maakt. Manas ís de denker; met dat verschil dat we ons die denker bewust zijn geworden.

Door de introductie van de denker wordt het automatisme ― hoe miniem ook ― doorbroken en komt tegenover de nu minder automatische denker (=Manas) iets anders te staan. Dat is Ahamkara. Ahamkara is je individualiteit, je uniek zijn, de draai die jij geeft aan de werkelijkheid.

Als het automatisme is doorbroken wordt Manas een soort scherm dat ontvankelijk is voor alle prikkels en indrukken uit de buitenwereld maar er verder niets mee doet, slechts ontvangt. Ahamkara is dan degene die er iets mee doet.

Kara is etymologisch verwant met creatie. In die creatie, in het scheppen ontstaat iets: een vorm. Kara staat zowel voor maken, scheppen als voor datgene wat gemaakt is (vorm).

Vroeger kon je nog wel eens de aandacht naar je toe trekken door ‘Ahum …’ te zeggen, als een soort opstapje naar wat je eigenlijk wilde zeggen. Tegenwoordig zal men je waarschijnlijk niet begrijpend aankijken; ahum wordt niet meer gebruikt. Aham is ook te verbinden met ‘I am’ uit het Engels. Het is neerzetten wie je bent. Tot slot kan aham ook nog worden uitgelegd als Niet (a) Geest (ham). Ham betekent zwaan en de zwaan is het symbool van het volledig vrij zijn van de geest.

Dat leidt tot de volgende vertalingen:

  • Maker van Ik ben (dat wat mij Ik maakt, mijn voorkeuren, afkeuren, enzovoorts).
  • Ik ben deze Vorm (ik ben deze draai aan de werkelijkheid).
  • de NIET MEER GEEST ZIJNDE VORM.

Buddhi werd in de yoga opleiding omschreven als het hogere intellect, het lichte, heldere weten-wat-goed-voor-je-is, innerlijke wijsheid en er werd gesteld: ‘Liefde is de eerste ontmoeting met de Buddhi, dat wat het Ik overstijgt’. Voor mij persoonlijk is dat niet concreet genoeg, te zweverig. Ook maakte het Buddhi voor mij zo toch een beetje tot een ver-van-mijn-bed show en ik kan ook weinig met begrippen die ik niet in het dagelijks leven kan toepassen. Dus heb ik verder gezocht.

Liefde is voor mij een kracht die je voorbij je eigen kleine ik brengt, die je verruimt en het scherpe onderscheid tussen ik en niet ― ik oplost of op zijn minst doet vervagen. In principe gebeurt hetzelfde ― hoewel wat minder intens ― als je je een doel stelt en gaat onderzoeken wat gedaan moet worden om dat doel te bereiken. Ook dan ga je je verdiepen in het niet ― ik, ook dan slecht je de muren die het ik en het niet ― ik van elkaar lijken te scheiden. Het is denk ik het gevoel van eenwording, van samenkomst waarin je de Buddhi kunt ervaren. Die eenwording ervaar je ook als je na uren verschrikkelijke dorst te hebben gehad eindelijk water kan drinken. Dan ben je niet een ik dat water drinkt; dan bén je drinken.

Manas ― Ahamkara ― Buddhi kan ik nu als volgt verbinden met tamas ― rajas ― sattva:

Iets in de buitenwereld ― bijvoorbeeld water dat begint te koken ― prikkelt het Manas scherm. Die kracht (rajasisch Manas) roept onmiddellijk een reactie op. Manas (herinneringsvermogen) gaat na wat die prikkel inhoudt (‘het water kookt’). Dat is tamasisch Manas. De feitelijke indruk die ontstaat is de onverbrekelijke eenheid van de prikkel en het herinneringsvermogen en is sattvisch Manas dat vervolgens Ahamkara prikkelt.

De kracht of prikkel staat nota bene niet op zich. Als ik met dezelfde kracht waarmee ik op een pakje boter druk op een muur druk is het resultaat heel anders. Je moet dus steeds het geheel van dat wat de kracht uitoefent, de kracht en dat waarop de kracht werkt bekijken. Plus ― gegeven de derde wet van Newton ― het omgekeerde. Daarom is sattvisch Manas voor Ahamkara rajasisch Ahamkara.

Rajasisch Ahamkara roept onmiddellijk een reactie op. Ahamkara beoordeelt, wikt en weegt en bepaalt of en zo ja wat met die prikkel zou moeten gaan gebeuren, wat de mogelijkheden zijn (‘Wordt ‘t thee of toch maar koffie?’). Dat is tamasisch Ahamkara. De eenheid van de prikkel en het besluit is sattvisch Ahamkara dat vervolgens Buddhi prikkelt.

Rajasisch Buddhi roept weer onmiddellijk een reactie op. Buddhi (dat wat het ik overstijgt, dat wat ook weet wat er in het niet ― ik te koop is) bepaalt wat er moet gebeuren om het besluit te realiseren. Dat is tamasisch Buddhi. En als we ons tot slot bewust worden wat we zullen gaan doen (‘Een koffie verkeerd!’) is het sattvisch Buddhi.

Deze schets laat trouwens ook zien waar het zoal mis kan gaan in de verwerking. Prikkels uit de buitenwereld die nieuw zijn in de zin dat Manas aan die prikkel geen vorm kan verbinden, geen weerstand biedt, zullen niet aankomen. Vormen die ontstaan die Ahamkara onverschillig laten / niet prikkelen zullen geen reactie geven en tot slot zal als Buddhi geen of verkeerde mogelijkheden ziet het gewenste gevolg waarschijnlijk uitblijven.

Dit model beschrijft hoe we van een prikkel komen tot een handeling maar zegt nog niets over welke soorten prikkels er zoal door ons heen stromen, wat voor krachten, neigingen, wensen, behoeften in ons leven. Daar zal ik op ingaan door de chakra’s te bespreken.

De Chakra’s

Het woord chakra betekent wiel. Een draaiend wiel (‘The wheel of fortune’) symboliseert de almaar doorgaande verandering van alles, de voortdurende beweging. In het lichaam kun je op verschillende hoogtes van de wervelkolom zeven knooppunten in het zenuwstelsel aanwijzen die te beschouwen zijn als de stoffelijke uitdrukkingen van de zeven chakra’s.

De theosoof Leadbeater beschrijft de chakra’s als bloemen waarvan de steel ontspruit aan een bepaald punt van de wervelkolom en waarvan de kelk zich aan het oppervlakte van het ‘etherisch dubbel’ bevindt. Het etherisch dubbel is een fijnstoffelijke kopie van het lichaam maar strekt zich iets buiten dat lichaam uit. Het ‘vormt een brug voor het overbrengen van golven van gedachten en gevoelens van de astrale wereld maar de zichtbare, dichtere fysieke stof.’ De chakra’s zijn volgens hem ‘verbindingspunten waardoor een kracht van het ene voertuig of lichaam van de mens naar het andere stroomt.’ (Leadbeater, 1985, p. 14-15).

De chakra’s zijn de werkelijke zintuigen (cf. gevoelsorgaan). Het oog ziet niets; het is de met dat oog verbonden derde chakra die ziet. Achtereenvolgens krijg je dan ― gaande van de onderste naar de bovenste chakra ― ruiken, proeven, zien, tasten, horen, intuïtie, inspiratie. Elk chakra is zo een wijze van waarnemen, verbeelden, denken, voelen.

Daarnaast is het ook zo dat elk chakra een bepaald onderwerp vertegenwoordigt, een bepaalde insteek op het gebeuren. Opnieuw gaande van onderste naar bovenste chakra wordt het bestaanswil ― fundament ― veilig, spelen ― ontmoeten ― verbinden (daar ontstaat ook het eerste begin van Ik, daar begint smaak), jezelf neerzetten, iets betekenen/offeren voor een ander, onthechten ― loslaten, de ervaring van licht (je ziet hoe ‘t is, wat ‘t is, je weet), eenheidsbeleving. Aan zo’n opsomming kun je al zien dat in verschillende levensfasen verschillende chakra’s op de voorgrond treden; een baby heeft bijvoorbeeld niets over voor een ander, al is het maar omdat er nog geen ander is. Een baby is bestaanswil én eenheidsbeleving. Daarna heeft het wurm een leven lang de tijd om de reis van onder naar boven bewuster te maken.

Tijdens de yoga opleiding werden de chakra’s verbonden met bepaalde asana’s, met de guna’s, de vayu’s (adem), de elementen (aarde, water, vuur, lucht, akasha), symbolen (vierkant, driehoek, cirkel, …), kleuren, klanken (mantra’s), vormen (yantra’s) en wat al niet meer. Die verbindingen geven allerlei mogelijkheden om de werking van chakra’s te beïnvloeden of ― misschien eerst maar eens ― meer bewust te worden.

Ook is sprake van gelaagdheid in de zin dat de hogere chakra’s gebaat zijn bij een goede werking/situatie van de lagere chakra’s. Als je elke dag moet vechten om genoeg te eten te krijgen zul je niet snel geneigd zijn iets voor een ander over te hebben, of het moeten je kinderen zijn. Ook zul je als je je veilig en sterk voelt minder moeite hebben met je verbinden met anderen. Dat idee van gelaagdheid kun je trouwens ook actief inzetten: welbewust laag ademen in een situatie waarin je je niet veilig voelt activeert het onderste chakra en verbetert je aarding waardoor je steviger staat en je ook inderdaad veiliger voelt.

In een werkelijke gebeurtenis, handeling spelen alle chakra’s mee. Als je gaat koken voor een groepje vrienden gaat het over voedsel (dat om te beginnen lekker moet zijn en dat je misschien mooi hebt opgemaakt), over het groepsgebeuren, het neerzetten wie je bent, het iets over hebben voor een ander enzovoorts. En als alles goed is gegaan heb je als je aan het einde van de avond het licht uitdoet een kleine eenheidsbeleving.

Je kunt daar ook aan zien dat je de gang van onderste naar bovenste chakra zou kunnen gebruiken als een stappenplan om een bepaald doel te bereiken. Dat tijdens die gang de focus steeds wisselt tussen ik en niet ― ik helpt je om geen aspecten te vergeten.

Tussen de diverse chakra’s bestaan allerlei afhankelijkheden, verbindingen. Allereerst is het al zo dat in elk chakra alle chakra’s weer aanwezig zijn (micro ― chakra’s). Je kunt dat vergelijken met boventonen in de muziek. Daarnaast speelt de gelaagdheid mee en de wisseling van focus (van ik naar niet ― ik en weer terug).

Ook is het zo dat de eerste drie chakra’s de spiegel zijn van de tweede drie chakra’s. Het aardse van het eerste chakra is het tegendeel van het intuïtieve van het zesde chakra. Het leren hechten en verbinden van het tweede chakra wordt gespiegeld in het onthechten van het vijfde chakra. En het neerzetten van het Ik van het derde chakra is het tegendeel van de ruime liefde van het vierde chakra.

Ik heb nu heel in het kort laten zien wat er zoal door ons heen stroomt, welke krachten en behoeften in ons leven. Hoewel je de gang van onder naar boven volgens mij ook inderdaad kunt beschouwen als een stappenplan op de weg naar Verlichting komt wat je moet doen om die reis te maken toch veel explicieter aan de orde in het zogenaamde Achtvoudige Pad.

  • Blavatsky, H. (1968). De Geheime Leer. Den Haag: Algemene Boekencentrale.
  • Bryson, B. (2006). Een kleine geschiedenis van bijna alles. Amsterdam: Atlas.
  • Castaneda, C. (1974). Tales of power. New York: Simon & Schuster.
  • Du Sautoy, M. (2017). Wat we niet kunnen weten. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds.
  • Ekker, M. (1984). Gurdjieff, De mens en zijn werk. Wassenaar: Mirananda.
  • Feyerabend, P. (1975). Against method. Londen: New Left Books.
  • Judge, W. (1996). De Yoga aforismen van Patanjali. Deventer: Ankh-Hermes.
  • Kant, I. (1919). Kritik der reinen Vernunft. Leipzig: Felix Meiner.
  • Kapleau, P. (1967). The three pillars of Zen. Boston: Beacon Press.
  • Keus, D.C. (1971). Bhagavad Gita. Deventer: Kluwer.
  • Kuhn, T. (1962). The structure of scientific revolutions. Chicago: University of Chicago Press.
  • Lao Tse (1947). Tao Teh King. Bussum: Kroonder.
  • Leadbeater, C. (1985). De Chakra’s. Amsterdam: Uitgeverij der Theosofische vereniging.
  • Machado, A. (1912). Campos de Castilla. Madrid: Alianza Editorial Sa.
  • Newton, I. (1687). Philosophiae Naturalis Principia Mathematica. Londen: Pepys.
  • Ouspensky, P. (1975). Op zoek naar het wonderbaarlijke. Wassenaar: Servire.
  • Pirsig, R.M. (1977). Zen and the art of motorcycle maintenance. Londen: Corgi Books.
  • Saswitha (1974). Dood gaan, dood zijn. Amsterdam: Wetenschappelijke Uitgeverij.
  • Saswitha (1976). Amsterdam: Wetenschappelijke Uitgeverij.
  • Saswitha Opleiding voor Yoga en Wijsbegeerte. (sd). 2e
  • Vaihinger, H. (2014). De filosofie van het Alsof. Utrecht: IJzer.
  • Wesseling, H. (1986). Yoga (Hatha). Deventer: Ankh-Hermes.
  • Wesseling, H. (1998). Wat een verschil verschil maakt. Geen uitgever.
  • Wittgenstein, L. (1973). Philosophical investigations. Hoboken: Prentice Hall.
Avatar foto

studeerde anderhalf jaar elektrotechniek, zo’n zeven jaar andragologie en studeerde in 1983 af met een scriptie over waarheid en rechtvaardiging. Hij was vanaf 1987 werkzaam als logistiek consultant en software ontwikkelaar. Deed dat vanaf 2009 als freelancer terwijl hij een opleiding volgde tot yogadocent bij de Saswitha Opleiding voor Yoga en Wijsbegeerte. Die opleiding rondde hij in 2018 af met een scriptie (‘LOS’) over vastpakken, vasthouden en loslaten. Inmiddels gepensioneerd geeft hij yogalessen op mat, stoel en rolstoel op diverse locaties.