Krzysztof Dobrowolski-Onclin, tekst en foto’s (m.u.v. zwart/wit)
Uit: de Nieuwsbrief van Bureau Boeiend, 4 mei 2024
Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes
Wordt het tenslotte niet vanzelf.
Zo luiden de beginregels van ‘Einde en begin’, een gedicht van de onvolprezen Wisława Szymborska. In het geval van een door oorlog verwoeste stad rijst de vraag hoe je te werk gaat na het eigenlijke opruimen van ‘de splinters van glas / en de bloederige vodden’. Hoe herbouw je een stad?
Er is niet één antwoord. Neem de foto. U staat op het paleisplein in hartje Warschau. Niets van wat u ziet, noch de kleurrijke huizen, noch het paleis (helemaal rechts), noch de kathedraal (het groene dak) stond in 1945 overeind. Het is allemaal de vrucht van een nauwkeurige en uitdagende reconstructie.
Warschau werd in de Tweede Wereldoorlog zo sterk verwoest dat je zelfs zou kunnen stellen dat de stad niet meer bestond. De opgave na de oorlog was dus immens. Het historische stadscentrum werd zodanig herbouwd dat het oud oogt. Er werden oude bakstenen uit het eveneens verwoeste Breslau voor gebruikt en per gebouw maakten architecten de keuze tot welke staat het herbouwd zou worden. Elders in de stad maakte de vooroorlogse bebouwing inclusief stratenplan plaats voor grootse plannen. Hiernaast ziet u het PKiN ofwel het Paleis voor Cultuur en Wetenschap, dat in de jaren 1950 op socialistisch-realistische leest werd geschoeid.
De Franse stad Le Havre doorstond tientallen bombardementen in de Tweede Wereldoorlog. Van de havens en het stadscentrum was nagenoeg niets meer over. Op de foto hierboven ziet u het stratenpatroon van voor de oorlog. En kijk: Op de rechterfoto staat hetzelfde gebied, maar na de voltooiing van de wederopbouw. De hoofdarchitect en -urbanist legde de hoofdwegen op dezelfde plaats aan, evenals de havenbassins en de ligging van de hoofdgebouwen, zoals het stadhuis.
Op de historische kathedraal na, die betrekkelijk weinig was beschadigd, is geen enkel gebouw van voor de oorlog hersteld. Auguste Perret, de hoofdarchitect, koos voor betonnen prefabgebouwen die het mogelijk maakten om de herbouw redelijk vlot te laten verlopen. Door de straten, pleinen en markante gebouwen op dezelfde plaats te herbouwen, hoopte hij tevens de vervreemding van vooroorlogse bewoners tegen te gaan. Die vonden de (vrij luxe) betonnen appartementen en logische openbare ruimte echter kil.
Beton is een relatief goedkoop bouwmateriaal. Het is dan ook niet verwonderlijk dat naoorlogse architecten en opdrachtgevers ervoor kozen.
Ook in Nederland is veel wederopbouwarchitectuur in beton opgetrokken. Als niet zo bekend voorbeeld nemen we de Koningskerk in het Amsterdamse Watergraafsmeer. Architecten Wouter van de Kuilen en Cornelis Trappenburg leverden in 1956 deze kerk op aan de gereformeerde gemeente. Het gebouw is modernistisch en bestaat voor een deel uit beton. Aan deze kant ziet u dat er glas in is verwerkt, dat binnen een interessant beeld geeft, als ware het glas-in-lood. Kijk maar.
Herkent u deze plek? Het is het Potsdamer Platz in Berlijn, een bijzonder geval van wederopbouw. Dit deel van Berlijn, niet ver van de regeringsgebouwen en Hitlers rijkskanselarij, lag na de Tweede Wereldoorlog in puin. Door de deling van de stad kwam het ooit zo bruisende plein aan de grens te liggen; een onlogische plaats om een levendig centrum terug te bouwen. Pas na de hereniging van Duitsland verrees hier een nieuwe wijk. In tegenstelling tot veel wijken uit de jaren direct na de oorlog, werden voor het Potsdamer Platz kosten noch moeite gespaard. Beroemde architecten als Richard Rogers en Renzo Piano en torenhoge budgetten konden niet verhelpen dat het project flopte. De levendigheid is niet meer teruggekomen.
Er zit wel wat in om een (deel van de) stad zodanig te herstellen dat het er nagenoeg zo uitziet als voordat de bommen vielen.
Kijk maar naar Danzig of Gdańsk in het Pools. De overwegend Duitse inwoners van voor de Tweede Wereldoorlog werden naar West-Duitsland ‘umgesiedelt’, maar de Poolse overheid besloot om de historische stadskern zo te herstellen dat de geest van de stad voort zou leven.
Het hart van de stad is, net als in Warschau, weliswaar getransplanteerd, maar het klopt nog steeds.
En dit is, voor de geïnteresseerden, hoe dezelfde straat (ul. Mariacka / Frauengasse) er in 1945 uitzag.
‘Na elke oorlog / moet iemand opruimen.’ dichtte Szymborska. Het zou veel leed en werk besparen om de vernietiging voor te zijn.
Einde en begin
Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes wordt het tenslotte niet vanzelf.
Iemand moet het puin
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
over de weg kunnen rijden.
Iemand moet waden
door het slijk en de as,
de veren van de canapés,
de splinters van glas
en de bloederige vodden.
Iemand moet een balk aanslepen
om die muur te stutten,
iemand het glas in het raam zetten,
de deur in de hengels tillen.
Fotogeniek is het niet
en het kost jaren.
Alle camera’s zijn al
naar een andere oorlog.
De bruggen moeten terug
en de stations opnieuw.
Van het opstropen
gaan mouwen aan flarden.
Met een bezem in de hand
vertelt iemand nog hoe het was.
Iemand luistert en knikt
met een nog niet afgekletst hoofd.
Maar om hen heen
duiken al gauw lieden op
die het begint te vervelen.
Soms zal iemand nog
onder een struik
doorgeroeste argumenten opgraven
en naar de vuilnishoop brengen.
Zij die wisten
waarom het hier ging,
moeten wijken voor hen
die weinig weten.
En minder dan weinig.
En ten slotte zo goed als niets.
In het gras, dat oorzaak
en gevolg overwoekert,
moet iemand liggen die
met een aar tussen zijn tanden
naar de wolken staart.
Wisława Szymborska (1923-2012)
De Franse stad Verdun is synoniem voor een van de grootste veldslagen uit de wereldgeschiedenis. In 1916 is het landschap rond de stad vernietigd en raakte de kathedraal beschadigd. Kijk onze korte video over de kathedraal van Verdun, hoe ze is hersteld en wat er bij de restauratie aan het licht kwam.