Marianne H.B. van Halewijn
Schalkhaar, mei 2021
Van dier en mens
Ontredderd rent hij rond zo snel
zijn kleine pootjes kunnen –
waar zijn de broertjes, zussen
is hen iets vreselijks overkomen,
er viel een schaduw uit de lucht
en nu zijn ze ineens verdwenen
Hij is alleen en hij is bang, zoekt
links en rechts een onderkomen
hij heeft honger, hij wil eten en
papa, mama, zijn ze thuis?
Ik wil gaan koken, maar bah
mijn aanrecht leeft, het beweegt
Weg met die ongerechtigheden
op mijn terrein, het moet schoon
mijn vingers gaan op jacht, pets
pets, weg met jou en jou en jou
dieren merken hier echt niets van
Ik kom tot bezinning,
mensen beweren zoveel ―
Vrouwen hebben geen ziel
werd vroeger gezegd en gedacht
Een vader en moeder in een nest
op een onzichtbare plek, veilig
leek het, ze wachten en wachten
vergeefs, ze kennen het noodlot ―
deze kinderen zijn omgekomen
Weer een ongeluk seinen ze naar
hun verwanten, we missen hen zo