Marianne H.B. van Halewijn
24 juni 2021
Overval
Wanneer de huiver en de rillingen, de angst
voorbij, de mond daarna gesnoerd blijft
de keel gedicht door één grote prop
onverteerbaar taai, dik slijm
wanneer de oren zichzelf niet meer geloven
gebroken ogen slechts illusies zien
geen uitweg voor de wankelende voeten
terwijl het hoofd aandringt op stoere moed
wat rest er anders dan desondanks te staan
met lege handen als een bedelaar ―
elke gift is welkom, tot het lukt
zwaluwen met zwier hoog te zien gaan.
