Wouter Maas
Uit: de Nieuwsbrief van Bureau Boeiend, 6 augustus 2023
In een kunstwereld waarin de meeste schilders en kopers man waren, ontstond vooral vrouwelijk naakt.
Een opvallend grote groep van die naakten valt in de subcategorie ‘liggende naakten’ of ‘liggende Venussen’: een ontklede vrouw die ergens elegant ligt te wezen, met een verwijzing naar de godin van de liefde om het een beetje cultureel verantwoord te maken. De traditie gaat terug tot het begin van de 16e eeuw en talloze kunstenaars hebben zich er sindsdien mee beziggehouden.
Echt interessant werd het in de 20e eeuw, toen ook vrouwelijke schilders met het thema aan de haal gingen.
De traditie van liggende Venussen begon bij de ‘Slapende Venus’ van Giorgione, een schilderij dat na zijn dood is afgemaakt door Titiaan. Zelfs in de eeuwen daarna hebben kunstenaars er nog aan gewerkt: het landschap is veranderd, de kleuren van de stoffen zijn aangepast en een figuur is overgeschilderd. Ooit was er namelijk een Cupido. Maar zonder Cupido als attribuut wordt de liefdesgodin gewoon een naakte stervelinge. Exit Venus.
Waarom nou zoveel naakt in musea voor oude kunst? Het heeft te maken met de moeilijkheid van de weergave van het naakte menselijke lichaam. Daarnaast is er het tijdloze ervan. Naakt heeft namelijk minder last van mode.
Er dan is er iets wat nog steeds geldt in de reclamewereld: sex sells.
Dat een schilderij soms berust op ronduit vreemde keuzes, illustreert het geval van Ingres’ ‘La Grande Odalisque’. Naast een haast onmogelijke houding, een klein hoofd en behoorlijk brede heupen in vergelijking met de taille, is de rug van deze mevrouw lang. Heel lang. Dat viel al snel op: een tijdgenoot van de schilder merkte op dat de liggende vrouw drie ruggenwervels te veel zou hebben. We kijken hier niet naar een Venus, maar naar een vrouw uit de harem van de Ottomaanse sultan. Het werk is een goed voorbeeld van oriëntalisme, de 19e-eeuwse westerse blik op de geromantiseerde Oriënt. Die zogenaamde Oriënt is herkenbaar aan de waaier (onthoud die even), de waterpijp rechts, de riem linksonder en de hoofdtooi.
‘Olympia’ was een groot schandaal in het Parijs van 1865. Het onvergeeflijke? Het realisme van de kunstenaar. Dat zorgde er ook voor dat tijdgenoten hier geen naakte, maar een blote vrouw in zagen. De armband, de muiltjes en het lint om haar nek benadrukken het ontbreken van kleding. Daarbij associeerde men de naam Olympia vooral met sekswerkers.
Met ‘Cheeta Odalisque’ verwees Jacqueline Marval in 1900 naar het werk van Ingres. Waar die van Ingres vooral passief lijkt, heeft de liggende vrouw van Marval een scherpe blik in de ogen. Ze lijkt ergens geconcentreerd naar te kijken en oogt, mede dankzij het dier, zelfverzekerd.
Marval schilderde binnen een eeuwenoude traditie, maar nam ook de vrijheid om deze aan te passen.
In de jaren 1970 schilderde Sylvia Sleigh een serie met een directe verwijzing zijn naar oude kunst. Op ‘Imperial Nude’ ligt een naakte figuur op een bank, leunend op een arm. Het lichaam wordt als op een presenteerblaadje opgediend, uitgestald als Titiaans ‘Venus’. De dromerige blik nodigt eerder uit, dan dat die ongemakkelijk maakt. Alleen … het is een man.
En daar hadden (hetero)mannen het moeilijk mee. Het schilderij bleek zelfs zo controversieel dat via de rechtbank werd verzocht om het uit een tentoonstelling te verwijderen. Het probleem was natuurlijk niet het mannelijke naakt zelf — het stikt ervan in de kunst — maar de manier waarop het gepresenteerd werd, namelijk binnen de traditie van de naakte Venus, als een passief object van begeerte.
Zwarte mensen en mensen van kleur kwamen in de kunst eeuwenlang enkel voor in de marges, op een enkele uitzondering na. Inmiddels plaatsen veel hedendaagse kunstenaars hen niet alleen in de hoofdrol, maar stellen ook het idee van schoonheid in oude kunst ter discussie.
De Afro-Cubaanse Harmonia Rosales is een van de kunstenaars die bekende kunstwerken aanhalen met nieuwe hoofdpersonen. Op ‘Beauty’ lijkt de vrouw rechts op een persoon van ‘Le déjeuner sur l’herbe’. De liggende vrouw heeft de houding en de waaier (daar is die weer) van Ingres’ ‘Odalisque’. De huidskleur, lichamen en haar van de modellen komen we op deze manier amper tegen op oude werken. De vrouwen hebben ook vitiligo, een aandoening waarbij pigment verdwijnt uit de huid. Rosales heeft de bleke plekken ingevuld met bladgoud. Een imperfectie wordt nieuwe schoonheid.
Noten
[1] Bron: Venere di Urbino (1538) — Titiaan, foto Google Arts & Culture, Galleria degli Uffizi, Florence
[2] Bron: Slapende Venus (1508) — Giorgione, foto Google Arts & Culture, Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden
[3] Bron: La Grande Odalisque (1814) — Jean-Auguste-Dominique Ingres, foto Google Arts & Culture, Louvre Museum, Paris
[4] Bron: Olympia (1863) — Édouard Manet, Musée d’Orsay, Paris
[5] Bron: Cheeta Odalisque (1900) — Jacqueline Marval, collection particulière
[6] Bron: Imperial Nude (1975) — Sylvia Sleigh, Matthew Marks Gallery, New York
[7] Bron: Beauty (2019) — Harmonia Rosales, Memphis Brooks Museum of Art, Memphis