Maya Plas, tekst en kunstwerken
Vandéra doorbrak een eeuwenlange traditie
Vandéra de jonge indiaan vertrok vroeg in de ochtend. Hij was al een tijd onderweg toen hij in de verte de contouren van het woud van de duizend meren voor zich zag opdoemen.
Met dit uitzicht op zijn netvlies voelde hij de spanning in zijn lichaam wegglijden.
Hij dacht terug aan het lastige afscheid van zijn ouders in de tipi nog maar een paar uur geleden.
Zijn zwijgende trotse vader die met een strak gezicht voor zich uit staarde. Hij gunde zijn zoon geen blik waardig. Vandera kende de reden voor zijn stugge gedrag, zijn vader was teleurgesteld in zijn enige zoon die weigerde hem als op te volgen. Al eeuwenlang ging de eervolle functie van stamhoofd over van vader op zoon. Alle stamhoofden waren dappere krijgers en uitmuntende jagers geweest en goede leiders van hun stam.
Met zijn besluit doorbrak Vandéra een eeuwenlange traditie.
Gezichtsverlies voor zijn vader
Zijn vader stond in hoog aanzien binnen de indianengemeenschap. Met dit besluit van zijn zoon zou hij gezichtsverlies lijden bij zijn stamgenoten.
Ook zijn moeder genoot aanzien en werd alom gerespecteerd als wijze vrouw en natuurgenezeres. Zij kende de geneeskrachtige eigenschappen van alles wat in de natuur groeit.
Vanaf het moment dat Vandéra een klein jongetje was trok hij elke morgen met zijn moeder door het bos om bladeren, kruiden en wortels te zoeken. Spelenderwijs leerde hij smeersels en drankjes te maken en assisteerde zijn moeder als zij zieken en gewonden behandelde. Zij luisterde, gaf hen goed raad en voerde reinigingsrituelen uit.
Vandera hield veel van zijn moeder hij was leergierig en bracht zoveel mogelijk tijd met haar door.
Vaardigheden voor een toekomstig stamhoofd
Toen hij ouder werd, vond zijn vader het nodig hem vaardigheden te leren die hij als indiaan en toekomstig stamhoofd nodig had.
Op zijn paard, met een gevulde pijlenkoker nam Vandéra met tegenzin deel aan de jacht. Hij vermeed het moment dat hij zijn pijlen moest afschieten zorgde dat hij uit de buurt bleef van een prooidier. Bij het aanzien van een stervend dier werd hij misselijk. Hij begreep dat het voor de voedselvoorzienig nodig was om af en toe een dier te doden.
Zelf at hij geen vlees hij voedde zich met wilde groenten en noten en af en toe ving hij een vis.
Vandera’s leeftijdgenoten noemden hem achter zijn rug een slappeling, een lafaard en een moederskindje. Uit respect voor zijn vader lieten ze hem met rust daagden hem niet uit voor een gevecht.
Vandéra zou ook niet tegen ze opgewassen zijn, hij beschikte niet over sterk ontwikkelde spiermassa. Hij was handig en slim, maar tenger gebouwd.
Uit de gratie bij de stamleden
Op dag moesten alle mannen van de stam ten strijde trekken om zich te verdedigen tegen hun vijanden. Vandera werd door zijn vader gedwongen om mee te gaan, nu kon hij werkelijk iets betekenen voor de stam was het motto van zijn vader.
De strijd was hevig en bloederig aan beide kanten vielen slachtoffers. Vandéra deed waar hij goed in was hij verzorgde de gewonde slachtoffers ook die van de vijandige kant. Hij vergat dat hij zelf ook gevaar liep.
Sinds die tijd had hij het helemaal bij zijn stamleden verbruid, ze haatten hem en zijn vader sprak niet meer met hem. Nog eenmaal vroeg zijn vader hoe hij zijn toekomst voor zich zag? Vandera wist het niet en moest zijn antwoord schuldig blijven.
Een queeste
De moeder probeerde zonder succes te bemiddelen om een gesprek tussen vader en zoon weer op gang te brengen. Uiteindelijk kwam zij met het idee om hun zoon op een queeste te sturen. Dat leek iedereen een goede oplossing.
Zijn moeder had hem gezegd dat een van de duizend meren van betekenis voor hem zou zijn. Ondertussen was Vandéra bij het woud van de duizend meren aangekomen. Hij wandelde onder een aantal bomen door dieper het woud in en vroeg zich af welke richting hij zou kiezen naar links of rechts of rechtdoor. Hij stond stil en aarzelde.
Opeens kwam er een hert tevoorschijn, het keek hem aan en liep toen voor hem uit. Vandéra volgde het bruine ranke beest. Toen de zon al hoog aan de hemel stond verdween het hert. De jonge indiaan liep nog een eindje door en kwam op een open plek, voor hem lag een groot uitgestrekt meer.
Blij verrast spreidde hij aan de waterkant de plaid uit, dat zijn moeder hem meegegeven had en at en dronk uit zijn voorraad buidel. De zon scheen en maakte hem rozig en al gauw viel hij in slaap.
Toen Vandéra wakker werd stond de zon al laag, hij stond op en zag in het water een blauwe vis langs de kant van het meer zwemmen. Gebiologeerd door zijn heldere blauwe kleur volgde de jonge indiaan het dier. Af en toe verdween de vis uitzicht en dook onder in troebel water maar even verderop was zijn blinkende blauwe huid weer zichtbaar.
Vandéra dacht na over wat de vis hem duidelijk wilde maken.
Voordat hij zich omdraaide om te vertrekken zag hij in het water een grote donkere gestalte. Vandera schrok maar begreep al snel dat hij zichzelf zag. Tot nu toe had hij zich klein gevoeld bijna een kind nog, nu hij deze grote gestalte van zichzelf in het water weerspiegeld zag drong het tot hem door dat hij een volwassen man geworden was.
Een zware wolkenlucht was in aantocht. Hij rechtte zijn rug liet het meer achter zich en beende langs de bomenrand. Net voordat de bui losbarstte vond de jonge indiaan een schuilplaats waar hij bleef overnachten.
Medicijnwiel
De volgende dag trok Vandera verder door het woud totdat hij op een weidse open plek kwam. Hij besloot hier zijn bivak te maken, tegen een heuvel als beschutting tegen wind en kou. Overleven kostte hem geen moeite, hij wist wat hij kon eten uit de natuur en geregeld ving hij een vis uit een van de kleinere meren in de omtrek.
Om van zijn tijdelijke woonplek een heilige plek te maken verzamelde hij stenen. Met zesendertig stenen legde hij het medicijnwiel neer. Eerst een cirkel die hij in vier vlakken verdeelde, deze symboliseerden de vier windrichtingen. Op het middelpunt de Creatorsteen en daarom heen zeven stenen die de zon de maan, de elementen en de voorouders verbeelden. De buitenrand van de cirkel werd gevormd door de stenen die de twaalf krachtdieren symboliseerden.
Vandera keek tevreden naar zijn medicijnwiel. De volgende ochtend begon zijn mediatieve zoektocht die wekenlang duurde. Telkens voordat hij begon wachtte hij totdat er een innerlijke stilte over hem kwam en zodat hij kon ontvangen wat er tot hem wilde komen.
Ontvangen van wat er tot hem wilde komen
De havik gaf hem de kracht om dapper zijn eigen situatie onder ogen te zien.
De bever liet hem een plan maken om naar de volgende stap toe te werken.
Onder invloed van het edelhert leerde hij van iedereen te houden omwille van hun zwakheden en hen zelf. Hij liet zijn eigen verwachtingen varen.
Na alle signalen van de specht wist hij dat zijn tijd gekomen was om te handelen.
De zalm deed hem stil staan bij zijn wortels.
In tijden van onrust en verwarring trok hij zich als een bruine beer terug in zijn huis om naar zichzelf te luisteren.
De kraai maakte hem opmerkzaam op wat er om hem heen gebeurde.
De slang gaf hem de kracht om het oude achter zich te laten en aan iets nieuws te beginnen.
De energie van de uil maakte het verborgene zichtbaar.
De sneeuwgans maakte het mogelijk om zijn dromen gestalte te geven.
De otter liet hem speels en ontspannen de dag beginnen.
De wolf hielp hem om het evenwicht te vinden tussen de behoeften van de anderen en die van zichzelf.
Met de kracht van zijn vader en de wijsheid van zijn moeder
De jonge indiaan nam de tijd om de informatie die hij had ontvangen te laten bezinken en groeide toe naar zijn levensdoel. Hij was trots op de Indiaanse leefwijze. Die wilde hij verspreiden.
Met de kracht van zijn vader en de wijsheid van zijn moeder zou hij de wereld intrekken om de moderne volken over de geneeskracht van de natuur te vertellen en de betekenis van de signalen de dieren. Door deze weg te gaan vergrootte hij het aanzien van zijn volk en konden zijn ouders trots op hun zoon zijn.
Zijn queeste was teneinde, zijn toekomst wachtte.
Op een dag stond Vandéra vroeg op en keerde huiswaarts.